Overdenking: 'Het is dus mogelijk om een stad compleet te veranderen, door je op kleine dingen te richten'
8 oktober 2016
Marlies Bras komt aan in Rotterdam en ziet... een hele schone stad. Een andere beleving dan de vorige keer dat zij daar was. Ze moet denken aan hoe het misdaadcijfer in New York binnen vijf jaar drastisch kelderde, door een bijzondere aanpak. Haar idee: 'Wat als we ons gaan richten op de kleine (in onze ogen misschien onbenullige) dingen, maar wel díe kleine dingen die van invloed zijn op de kwaliteit van ons leven en vooral op die van onze kinderen?'
Met zijn drieën buigen we ons over een stukje papier. We wijzen met onze vingers de route aan die we met de trein afleggen.
De in-, over- en uitstapplaatsen zijn inmiddels bij topo geleerd, dus we kunnen de reis via ons geïmproviseerde topokaartje volgen. We reizen van Arnhem via Utrecht naar Rotterdam. Een lijntje oost-west, is onze conclusie. Hoewel Rotterdam niet ons einddoel is, is het wel een gepland tussenstation. Dat is nu eenmaal mijn routine: Uitstappen op Rotterdam Centraal. Vervolgens de stad doorkruisen. Even langs alle 'plekjes van toen' lopen en bij Blaak weer op de trein stappen. En dit keer met een bijzonder extra doel: het bewonderen van het nieuwe station.
Ik herinner me de laatste keer dat ik daar uitstapte nog goed. Ik stapte uit in een bouwput. Ik stapte uit in een grote, volle, lawaaierige chaos. En nu? Ik stap naar buiten en zie een enorme, zonnige leegte. Ik hoor... weinig. Enkel de stadsgeluiden.
Wat me vooral opvalt? Het is schoon. Heel schoon. Er ligt niets wat er niet hoort. Geen kauwgommetjes kleven op de grond. Geen etenswaren liggen op de grond. Alles is schoon. Geschrobd en gepoetst. We steken de straat over en snijden een stukje af om op de lijnbaan te komen. 'Wat is er toch aan de hand?' vraag ik me hardop af. Tot het me te binnenschiet. Natuurlijk. Het station krijgt binnenkort koninklijk bezoek. De stad heeft een koninklijke poetsbeurt gekregen.
Eerlijk is eerlijk. Het effect is overweldigend. Waar ik normaal zo snel mogelijk de Lijnbaan door loop, vertraagt nu mijn pas. Voor het eerst in mijn leven vind ik het fijn om over de Lijnbaan te lopen. Sterker nog. Het voelt chic aan. Het is dat er twee meiden aan mijn hand trekken die zo snel mogelijk naar de trein willen dat ik mijn pas moet versnellen. Met een glimlach loop ik zo langzaam als mijn meiden het toestaan de Lijnbaan af. Tegen de tijd dat we in de Hoogstraat aankomen zie ik de vertrouwde kauwgomplakkaten weer op de grond verschijnen en kan ik mijn pas weer wat versnellen.
“En toch...”, denk ik stiekem. En toch is het dus mogelijk om een stad compleet te veranderen door zoiets kleins. Door zoiets kleins als het schoonpoetsen van de straten. Hoe anders is dit in vergelijking met andere keren dat ik hier was? Het is een wereld van verschil.
Wat voor gevolgen zou dit kunnen hebben als dit een regel was en niet een uitzondering?
Wat voor effect zou dit hebben op de mensen die hier lopen, op de sfeer, op de veiligheid?
Het is niet voor niets dat ik dit denk. In mijn hoofd zweven de woorden uit Malcolm Gladwells boek 'The Tipping Point'. Gladwell beschrijft in dit boek hoe het misdaadcijfer in New York binnen vijf jaar drastisch kelderde. Nog niet eens zo heel lang geleden veranderde de straten van New York 's avonds in een spookstad. Drugsdelicten, gewelddadige misdaden waren er aan de orde van de dag. In 1992 werden in New York City 2154 mensen vermoord en werden er 626.182 zware misdaden gepleegd. Het grootste gedeelte vond plaats in Brownsville en East New York.
Maar toen gebeurde er iets vreemds.
Binnen vijf jaar daalde het aantal moorden met maarliefst 66%! Het totale aantal misdaden werd bijna gehalveerd. En dat kwam niet omdat 66% van de misdadigers met pensioen ging. De theorie die Gladwell beschrijft gaat over een klein aantal mensen die andere dingen ging doen. Een klein aantal mensen focuste zich op andere zaken dan daarvoor. Een van die mensen was William Bratton, hoofd van de treinpolitie.
Bratton besloot zich niet meer te richten op de zware criminelen, maar hij besloot zich juist te richten op de kleine criminaliteit, zoals zwart rijden. Hij besloot zich te richten op díe sector van problemen waar voorheen weinig aandacht voor was, omdat het vergeleken met de grote misdaden om kleine onbenulligheden ging. Zo zette hij een heleboel agenten in om zwartrijders op te pakken en -zichtbaar voor iedereen- in de boeien te slaan. Ook liet hij deze zwartrijders meteen controleren.
Wat bleek nu? Bij één op de zeven arrestanten bleek sprake te zijn van een arrestatiebevel voor een eerder misdrijf. En één op de twintig had een wapen bij zich.
Voor de politie werkte dit heel motiverend. Het waren meerdere vliegen in één klap. “Wat zouden ze nu weer aantreffen? Een vuurwapen, een arrestatiebevel? Een moordenaar?”
Na een tijdje werden de boosdoeners verstandiger. Ze lieten hun wapens thuis en kochten kaartjes. Het gevolg: het aantal arrestaties vanwege kleine vergrijpen werd vijfmaal zo groot, maar de grote vergrijpen daalde enorm.
Deze aanpak kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Deze aanpak was gebaseerd op de 'theorie van de kapotte ramen'. Deze theorie gaat ervan uit dat als je een gebroken raam hebt in een gebouw en je deze niet snel vervangt, mensen er vanuit gaan dat er geen aandacht aan de omgeving besteed wordt. Mensen krijgen het gevoel dat er geen zorg is voor de omgeving. De kans is groot dat er binnen de kortste keren nog veel meer ramen ingegooid worden.
Lees verder.
Marlies Bras, kindertherapeute, schrijft regelmatig verhalen over opvoeding en onderwijs op haar blog
Reacties