Over verantwoordelijkheid: 'Heb ik de kinderen gevraagd...?
6 juli 2015
Het inzicht en onderscheid tussen de organisatorische en de pedagogische werkelijkheid heeft schoolleider Resi van der Coer diep geraakt. 'Noem het een soort helder bewustzijn dat ik heb gekregen over het begrip 'ontkoppeling' en over 'verantwoordelijkheid'. Wat is van mij, wat is van de kinderen?' In dit verhaal gaat Resi met een groepje kinderen van De Wizzert in Zeeland aan de slag. Daarvoor hanteert ze de gebruikelijke pijlers: tijd, ruimte en criteria. Maar wie bepaalt in dit geval wat? Haar blog: 'Heb ik de kinderen gevraagd...?Vanmorgen vraagt Jeroen aan me of hij een doos mag neerzetten en een poster mag ophangen voor stichting Opkikker. Tuurlijk mag dat.
Tussen de middag komen er een aantal andere kinderen met dezelfde vraag. Ik vraag: “En Jeroen dan?” “Die hoor niet bij ons!” is de reactie van de groep.
Ik zeg: “Pardon?!”
“Nee, die wil liever apart doen, “ is het eensluidende antwoord van de kinderen.
Ik reageer verbaasd met : “O, hoe weet je dat?” Daarop krijg ik geen duidelijk antwoord, dus ik wil graag met de hele groep en Jeroen in gesprek. Ze komen met z’n negenen bij me. Ik geef ze tijd, ruimte en criteria. “Jullie kunnen hier gaan zitten en jullie hebben tot 13.20 uur de tijd. Dan moeten er goede afspraken zijn over deze actie, waarin iedereen zich kan vinden”.
Ze nemen plaats aan de grote tafel in mijn kamer. Jeroen wil het graag apart doen, hij krijgt snel hoofdpijn. “Zelf doe ik soms wel druk, maar dat is anders. En eigenlijk vind ik het ook wel weer gezellig als er iemand bij mij komt of als ik met iemand doe”.
Hij denkt even na en zegt dan: “Of we kunnen ‘t toch met z’n allen doen en dan van groepje wisselen?”
Hij krijgt weer een andere gedachte en zegt: “Eigenlijk maakt het ook niet uit welk clubje want we doen het toch samen! En trouwen, het gaat niet om mij, het gaat om die kinderen (van Stichting Opkikker).’
“Ik doe wel met jou mee,” zegt Dylan.
Vervolgens denkt Dylan na over de praktische kant en zegt: “Hoe gaan we dat dan doen?”
De groep doet de suggestie om groepjes van drie te maken. “Maar Jeroen krijgt snel hoofdpijn,” zegt Dylan, “dus voor hem is een groepje van drie niet fijn.”
Baukje werpt zich op en zegt: “Ik doe wel met Jeroen mee!”.
“Ik ook!”, roept Bart.
“Hoe doen we dat dan?”, vraagt Dylan wederom aan de groep.
Iedereen heeft daar wel een idee over en ze praten enthousiast door elkaar heen. Het wordt Jeroen teveel. Hij maant de groep tot kalmte en zegt: “Ff beetje rustig: een iemand praten en de rest effe luisteren.”
Ze bespreken hoe ze ook buiten school het geld kunnen inzamelen. Bij wie ze langs gaan, wie ze kennen, dat ze mensen kunnen bellen, waar ze op school de dozen zullen neerzetten en de posters zullen ophangen. “Wie gaat er als eerste rond met de dozen langs de mensen?”, vraagt Dylan. Iedereen wil. “Oké”, zegt Dylan, “We gaan loten.”
Hij wil graag duidelijke afspraken (dat was immers ook een criterium).
“Loten is niet altijd eerlijk”, is Maartje van mening.
Jeroen: “Iedereen komt aan de beurt en mag de doos meenemen”.
Joop zegt: “Misschien kan Dylan beginnen, dan gaan we zo het rijtje af.”
“Zullen we nou die posters op gaan hangen?” zegt Dylan.
Ja, dat vinden ze goed.
Ze maken aanstalten om te gaan. Ik vraag wat ze nu met elkaar hebben afgesproken. Ik krijg een korte samenvatting: elke dag de dozen mee naar huis, zodat ze langs kunnen gaan bij de mensen. “Nee, niet elke dag!”, zegt iemand anders weer, “maar om de andere dag!”. Ze zijn er dus nog niet uit. Maar ze hebben nog twee minuten om goede afspraken te maken.
De juf komt binnen: “Jongens…HIER zijn jullie! ik ben hartstikke ongerust, wist niet waar jullie waren!!!” Oeps! “We waren even bij Resi. Maar dat hadden we even moeten zeggen….”. Juist, zo is dat. De juf gaat weer naar de klas.
De tijd is om. Het is niet gelukt om het samen eens te worden. Ze komen er niet samen uit. Jeroen heeft er genoeg van. Zijn gezicht staat droevig, alsof hij elk moment in tranen uit kan barsten. Hij vraagt aan mij: “Mag ik nu gaan?”.
De rest is nog druk doende is om afspraken te maken. Ik neem het over van de groep. Ze komen er niet uit en ik vraag Jeroen om nog even te wachten. Ik wil niet dat hij verdrietig weggaat en ben er op dit moment niet van overtuigd dat de kinderen openstaan voor mijn motto ‘Als één iemand niet gelukkig is, is niemand gelukkig’.
Ik heb de indruk dat de situatie tè onoverzichtelijk is voor ze. We maken wat afspraken en iedereen is tevreden, ook Jeroen. Hij is allang blij als iedereen vertrokken is en het rustig is in mijn kamer.
Ik vraag hem om even te gaan zitten en vraag wat hij nu het liefst zou willen. Hij heeft hoofdpijn en een beetje een gelaten houding, vermoeid, hét moe zijn, het hele gedoe om die stomme actie.
Ik heb medelijden met hem. Hij was vanmorgen zo enthousiast over zijn actie. Daar is nu weinig meer van over. Ik vertel hem dat het plekje voor in de hal waar iedereen langskomt als ze binnenkomen, wel het beste plekje is om zijn doos neer te zetten. Ja, dat ziet hij ook.
Zou hij daar zijn doos neer willen zetten? Ja, dat wil hij. En de poster op de voordeur? Ja, ook dat ziet hij zitten. Nou, doen dan!
Opgetogen gaat hij weg. Als ik even later kijk zie ik de doos voor in de hal staan en de poster op de deur hangen. Ik heb me laten (af)leiden, door de tijd. Dacht dat de kinderen dit in 10 minuten zouden kunnen regelen. Ík heb die tijd gesteld, zonder overleg met de kinderen. Het was dus míjn tijd, niet die van de kinderen. Als ik ze gevraagd had hoelang ze ervoor nodig dachten te hebben, waren ze er misschien wel uitgekomen.
De criteria waren waarschijnlijk ook niet helder genoeg. Ook die heb ík gesteld, zonder overleg met de kinderen. Wat hadden zij willen bereiken in dit groepsgesprek? Ik heb het ze niet gevraagd.
Jammer. Ik heb weer heel veel geleerd van de kinderen!
En Jeroen? Die zit even later gezellig in de klas te werken. Hij heeft geen hoofdpijn meer…
Resi van der Coer is tegenwoordig directeur OBS de Cirkel en stafmedewerker onderwijskwaliteit
Reacties