Opinie: Het (geschiedenis)curriculum is een houvast, maar moet altijd kritisch worden bekeken
22 juli 2020
‘Ik snap dat het Nederlandse geschiedeniscurriculum lastig te doorgronden is voor een buitenstaander, maar sommige mensen lijken zich er niet in te wíllen verdiepen’ schrijft geschiedenisleraar Erik Ex. Zijn vak is er bij uitstek een dat altijd kritisch bejegend moet worden, vindt hij ook. Maar vergeet niet wat er al gebeurt en onderschat de docent ook niet, is zijn pleidooi. ‘Het narratief van "onze" geschiedenis is een construct dat vaak vooral veel zegt over de tijd waarin het wordt geschreven.’
In het licht van het debat over racisme in de samenleving werd (wederom) de vraag gesteld of we in scholen wel genoeg aandacht besteden aan de ‘zwarte bladzijdes’ in de geschiedenislessen. Toevallig werd midden in dit debat de nieuwe ‘Canon van Nederland’ gepresenteerd, vijftig vensters over de Nederlandse geschiedenis. Op het geschiedenisonderwijs en op de canon (wat niet hetzelfde is) bestaat al enige tijd kritiek.
Ik snap dat het Nederlandse geschiedeniscurriculum lastig te doorgronden is voor een buitenstaander, maar sommige mensen lijken zich er niet in te wíllen verdiepen. Eind vorig jaar maakten Lubach en Fresku een rap waarin werd geïmpliceerd dat de slavernij geen onderwerp is op de Nederlandse scholen. ‘De schaduwkanten waren vergeten’, aldus Lubach. Op De Correspondent werd in een lang artikel over racisme in Nederland nog beweerd ‘dat de slavernij en de koloniale tijd niet standaard in de lespakketten van de scholen zitten’ en op de website van magazine Oneworld stond doodleuk te lezen dat de koloniale geschiedenis wordt verzwegen.
Dit soort dingen zijn pijnlijk om te lezen. De gemiddelde geschiedenisleraar zoals ik hem of haar ken is een natuurlijke bondgenoot van mensen die kritisch naar ‘ons’ verleden kijken. Het zijn ook meestal mensen die aanhalingstekens bij het woordje ‘ons’ plaatsen.
Slavernij en kolonialisme komen dan ook gewoon voor in het curriculum. Het zijn ook belangrijke onderdelen in de Canon, in de originele en wederom in de herijkte versie. Daarnaast worden slavernij, kolonialisme, de multiculturele en pluriforme samenleving verplicht behandeld in de zogeheten ‘kenmerkende aspecten’ die behoren tot de verplichte eindtermen voor middelbare scholieren. De Correspondent rectificeerde inmiddels door (onder anderen) mijn aandringen.
Wat er overigens in de klas wordt behandeld is lastig precies te weten. Methodes en eindtermen staan zwart op wit, maar de praktijk van het klaslokaal is anders. Het vak geschiedenis is, ik vermoed nog meer dan bij andere vakken, mensenwerk. In de geschiedenisles zijn we bezig het collectieve geheugen door te geven, maar krijgt het ook vorm. De leerling wordt in de algemene kennis geïntroduceerd, en dient zich hier vervolgens toe te verhouden. Ik vermoed dat er gaan schoolvak is waar het ‘subject’ (zoals Biesta dat beschrijft) zo veel vorm krijgt.
Een goede geschiedenisles is een gesprek tussen de klas en de leraar. Het is een gesprek gebaseerd op feitenkennis, bronnenkritiek en logica. Maar ook op diepe twijfel: hard bewijs na een falsifieerbaar experiment, zoals bij natuurkunde of scheikunde, bestaat immers niet. Wat er in dat gesprek precies aan bod komt, wat er gebeurt in de hoofden van de leerling, kortom wat er geleerd wordt is onmogelijk te weten.
Het curriculum is vaak een houvast voor geschiedenisleraren. Ze kijken ernaar en winkelen eruit. De methode is nooit het enige lesmateriaal. Elke geschiedenisleraar gebruikt krantenartikelen, televisiefragmenten, speelfilms, boeken, museumbezoek en natuurlijk het eigen verhaal als lesmateriaal. In menig school zijn zelfs verre reizen onderdeel van het geschiedeniscurriculum, naar plekken als Ieper, Rome, Srebrenica en Jeruzalem. Daarbij gaat het altijd om het doorgronden van het perspectief van de ander en het bevragen van het eigen perspectief. U snapt inmiddels misschien dat ik bevooroordeeld ben, ik vind mijn eigen vak het mooiste van de school. Ik hoop dat u het mij vergeeft.
Toch zijn er naar mijn mening kanttekeningen te maken bij de geschiedenislessen in Nederland. Geschiedenisonderwijs moet in principe ter discussie staan en blijvend kritisch worden bekeken. Het is nooit ‘af’ en een nieuwe tijd stelt nieuwe vragen aan de geschiedenis. Daarom is het mooi dat de canon werd herijkt. Hij is minder mannelijk (Marga Klompé in plaats van Drees), minder Hollands (Anton de Kom en Jeroen Bosch erbij, Floris V en de grachtengordel eruit) en wat ouder (de prehistorische Trijntje) geworden. Hij toont dat ‘onze’ geschiedenis ook gaat over mensen van kleur, ook vorm is gegeven door vrouwen en dat de basis niet alleen in die Gouden en Hollandse Eeuw ligt. Een revolutie is het niet geworden, wel een aantal veranderingen van perspectief.
De canon is niet het ‘hele verhaal’. Het zijn vensters waardoor we kijken naar het verleden van Nederland, een huis dat vele donkere kelders, achterafgangetjes en verborgen juwelen kent. Overigens is het mooiste dat de canon te bieden heeft de lokale canons. Na de eerste canon van 2006 zijn er overal lokale canons gemaakt door historische verenigingen. De vensters tonen hoe het kleine verhaal van de regio aansluit bij de grotere bewegingen van de geschiedenis.
Het narratief van ‘onze’ geschiedenis is een construct dat vaak vooral veel zegt over de tijd waarin het wordt geschreven. De vele perspectieven van onze geschiedenis zijn de verhalen die wij nu belangrijk vinden. Aangezien geschiedenis over ‘ons’ verleden gaat is het dan ook niet vreemd dat de canon óók over het verleden van minderheden en vrouwen gaat. Geschiedenis waar de leerling van nu zich toe kan verhouden.
De canoncommissie heeft voorgesteld om iedere tien jaar te ‘herijken’, mogelijk vinden we in de toekomst weer andere perspectieven waardevol. Dat betekent overigens niet dat de canon maar relatief is. De canon geeft ons eerder huiswerk mee: wie zich niet herkent in een venster moet er zich juist maar eens in verdiepen. Dan kunnen we een gesprek voeren gebaseerd op de feiten.
Ik ga deze zomer bijvoorbeeld maar eens ‘Wij slaven van Suriname’ lezen, van Anton de Kom. En natuurlijk naar museum De Koperen Knop in Hardinxveld-Giessendam: op bezoek bij Trijntje.
Erik Ex is geschiedenisleraar op het Cygnus Gymnasium in Amsterdam, Projectleider Schoolinfo en columnist van Trouw.
Meer weten? In deze podcast gaat Erik Ex in gesprek met Lucelle Comvalius over hoe je in de klas racisme bespreekt. Lucelle is lerares maatschappijleer op het Christelijk college Groevenbeek in Ermelo, daarnaast is ze uitgeroepen tot docent van het jaar.
Reacties