Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Onderzoek: 'Vroege labeling van peuters en kleuters contraproductief'

7 december 2014

In de didactiek voor het jonge kind bepalen kinderen hun eigen ontwikkelingsverloop, waarbij een leerkracht de kinderen ondersteunt, hun nieuwsgierigheid voedt en hun vertrouwen in eigen ontwikkelingsvermogen stimuleert. Is het dan nuttig of wenselijk om te oordelen over een kleuter of zelfs peuter door middel van een toets? Ineke Oenema-Mostert, lector Early Childhood op Stenden Hogeschool, heeft er onderzoek naar gedaan en buigt zich over dit vraagstuk in het artikel De Meetbare Kleuter.  ‘Jonge kinderen ontwikkelen zich zeer gevarieerd, waardoor grote verschillen tussen kinderen bestaan. Langzaam en snel is niet een criterium voor ontwikkeling, maar breed,' Deze bijdrage is eerder gepubliceerd in het magazine Pedagogiek in Praktijk.

“Everybody is a genius. But if you judge a fish by its ability to climb a tree, it will live its whole life believing it is stupid.” Albert Einstein “Everybody is a genius. But if you judge a fish by its ability to climb a tree, it will live its whole life believing it is stupid.”
Albert Einstein


In Nederland leggen scholen door middel van toetsscores aan de onderwijsinspectie verantwoording af over de mate waarin ze vooraf gestelde doelen behaald hebben. Een van de belangrijkste systemen om deze normering te verkrijgen is het Cito Volgsysteem van het Centraal Instituut voor Toets Onderzoek. Ruim 85% van alle basisscholen in Nederland maakt gebruik van dit systeem. Het bestaat uit het monitoren van leerlingen door twee keer per jaar een toets over rekenen en taal af te nemen.

Het Cito Volgsysteem begint hiermee in groep 1 met de Cito-toetsen ‘Taal voor kleuters’ en ‘Rekenen voor kleuters’. Door deze focus op schoolse vaardigheden, zoals rekenen en taal, worden cognitieve doelen in de onderbouw steeds belangrijker. Het formele leren wordt door deze ontwikkeling in het onderwijsbeleid steeds eerder geïntroduceerd en getoetst, waardoor jonge kinderen in het onderwijs te vroeg vergeleken worden met de gemiddelde ontwikkeling van leeftijdgenootjes. De variatie in de ontwikkeling van jonge kinderen wordt uit het oog verloren.

De hersenen en het zenuwstelsel van de mens zijn bij de geboorte nog niet af, maar ontwikkelen verder na de geboorte; deze ontwikkeling kan doorgaan tot na de puberteit. Die ontwikkeling verloopt in fasen. Een kind moet iedere fase in de ontwikkeling doorlopen voor het naar de volgende fase kan. Als een fase nog niet geheel doorlopen is, kan het kind moeilijkheden ondervinden bij de volgende fase. Jonge kinderen verwerken informatie anders dan oudere kinderen. Vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het formele leren komen pas tot ontwikkeling rond het zesde levensjaar. Wanneer een kind ouder wordt, leert het de aandacht te vestigen op de leerkracht, afleidingen te negeren, de beurt te nemen in spel en klassikale situaties, rekenregels te onthouden en ongepaste reacties te onderdrukken.

Deze fundamentele zelfregulerende vaardigheden staan bekend als de executieve functies. Deze zijn nodig voor het aanleren van specifieke schoolse vaardigheden, zoals rekenen en taal als deel van het formele leren. Pas wanneer de executieve functies voldoende ontwikkeld zijn, is een kind eraan toe om schoolse vaardigheden aan te leren en de schoolse vaardigheden zouden eerst dan, en niet eerder, getoetst kunnen worden. Het is daarom de vraag of de manier van toetsen rekening houdt met de variatie in ontwikkeling van jonge kinderen in het onderwijs.

De kleuter Cito-toets?
Het onderwijsbeleid wordt vormgegeven vanuit het perspectief dat de schoolse vaardigheden die vroeg gemeten worden vaak goede voorspellers zijn voor later schoolsucces. Daar valt wel iets op af te
dingen. Het ene jonge kind in het basisonderwijs kan op een hoger niveau presteren, maar stilstaan in de ontwikkeling, terwijl een ander jong kind in de onderbouw op een lager niveau presteert maar juist
groeit in de ontwikkeling. Hierdoor is niet met zekerheid te zeggen of de toetsscore een juiste representatie van de praktijk is. De validiteit van de toets wordt sterk beïnvloed door de ontwikkeling van het jonge kind, die snel en grillig verloopt.

Het Cito geeft aan dat de toetsen niet bedoeld zijn voor voorspellend gebruik en onderzoekt daarom alleen de begripsvaliditeit. Dat wil zeggen: men onderzoekt hoe goed de toetsen taal- en rekenvaardigheid meten door de scores met de oude taal- en rekentoetsen te vergelijken. Cito wil met zijn toetsen (in combinatie met observaties) onder meer twee belangrijke vragen beantwoorden:

Hoe kan ik mijn onderwijs zo goed mogelijk laten aansluiten op het ontwikkelingsniveau van het kind?
Wat kan ik het kind nu, in deze fase, het best aanbieden?


Deze vragen zijn beide gericht op het toekomstperspectief van het individuele kind. Het achterliggende doel is namelijk verbetering van de toekomstige leerprestatie ten opzichte van de huidige situatie. Echter, onderzoek ten aanzien van de stabiliteit van de Cito-scores ontbreekt tot nu toe; dit heeft geleid tot een eerste onderzoek naar de voorspellende waarde van Cito-scores in de kleuterklassen en naar de stabiliteit van de Citoscores.

Lees verder in het artikel over de meetbare kleuter

Ineke Oenema-Mostert is werkzaam als opleider en onderzoeker bij de basiseenheid Orthopedagogiek Rijks Universiteit Groningen. Sinds 2012 is ze tevens als lector Early Childhood Stenden Hogeschool verbonden aan de opleiding Leerkracht basisonderwijs. Van Speel je wijs is schriftelijke toestemming ontvangen om de afbeelding te gebruiken.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief