Oefenroute naar ‘vrije verantwoordelijkheid’ - de cruciale rol van onderwijs in een polariserende maatschappij
4 oktober 2023
Onderwijs kan gezien worden als een bijzondere plek in onze maatschappij waar geoefend kan worden. Hoewel dit oefenen vraagt om een zekere vrijheid, is de invloed op het onderwijs van overheersende maatschappelijke ontwikkelingen groot. In dit artikel belicht Bart Keer eenzijdige maatschappelijke tendensen, hoe het onderwijs hierdoor geraakt wordt en hoe in onderwijs tegelijk de kiem kan liggen voor een gezonde maatschappelijke balans. Inspiratie daarvoor put hij onder andere uit het samenvoegen van inzichten van pedagoog Gert Biesta met het uit de organisatieontwikkeling afkomstige IK-WIJ-HET model van Daniel Ofman.
Klaas van Veen, hoogleraar onderwijskunde, noemde onlangs het structurele financieringstekort in het onderwijs een goede reden voor leraren om te gaan staken (Van Veen, 2023). Hij benoemde daarbij - als gevolg van dit tekort - enkele structurele problemen: te grote klassen, het niet verstrekken van vaste contracten en het wegbezuinigen van klassenassistenten. Verbiest (2014) beschrijft de maatschappelijke oorzaak helder. Hij geeft aan hoe het onderwijs op de golven van het neoliberalisme sinds de jaren ’70 organisatorisch en financieel meer op eigen benen kwam te staan. Daarbij werd (en wordt) een voortdurend net te krap budget ter beschikking gesteld, gebaseerd op leerlingenaantallen. Tegelijk werd er een groeiend controlemechanisme uitgerold. Zo was er het instellen van landelijke toetsen, inspectietoezicht en instrumenten om de effectiviteit te meten. Scholen moesten bijna als bedrijven concurreren (om leerlingen) en werden (en worden) vooral afgerekend op slagingspercentages, op het overbrengen van nuttige kennis en vaardigheden, op het meten van de ‘output’. De leraar wordt hiermee vrij makkelijk gereduceerd tot leverancier van die nuttige kennis en vaardigheden, en gezien als hoofdoorzaak van achterstanden bij leerlingen. En daarmee komen we bij een tweede reden tot staken die van Veen aanhaalt: de voortdurende populistische kritiek op het functioneren van de leraar.
Materialisme, eigenbelang en uitbuiting
Het neoliberale marktdenken en de neiging om alles te willen meten en controleren hangen beide samen met een ‘hardnekkige bijwerking’ van de moderne wetenschap: het vergaren van steeds meer kennis over steeds kleinere eenheden, door meten en analyseren van de materiele wereld. Natuurlijk heeft de wetenschap ons enorm veel goeds gebracht, maar de analyse en ontleding van de wereld heeft ook uitbuiting van de aarde bewerkstelligd; een geniale vismethode leidt tot uitsterven van het visbestand. Doordat de synthese en diepere zin op de achtergrond is geraakt, is de drempel niet zo hoog naar het zoveel mogelijk benutten en uitbuiten van de wereld voor eigen genot en gewin, stelt bijvoorbeeld Desmet (2022). Deelwaarheden en deelbelangen vormen de vernietigende motor van het neoliberalisme, met een grote privatiseringsgolf van publieke diensten zoals van het onderwijs. Alles moest vermarkt worden, met de privatisering en bijkomende verschraling van de eindtoets in het basisonderwijs als recent voorbeeld. Het nastreven van eigenaarschap en eigenbelang op alle fronten zou ervoor zorgen dat ‘de onzichtbare hand van de markt’ zijn weldadige werk doet. Nog steeds is deze opvatting een pijler in het economieonderwijs, en is aandacht voor samenhangen en diepere zin van het bestaan vaak hooguit een leuk ‘extraatje’ in het onderwijs.
Conformeren aan het collectief
De laatste jaren lijkt er een kentering op gang te komen. Economen en anderen stellen dat de doorgeslagen vrije markt en materialisme leiden tot steeds grotere ongelijkheid tussen mensen en vernietiging van de aarde. Ook in het onderwijs zijn tal van initiatieven met een meer holistische kijk op de samenleving, waarbij ecologie, samenhang en ethiek (weer) belangrijk zijn. Lector betekeniseconomie Kees Klomp propageert bijvoorbeeld een ‘economische ecologie.’ Laten we niet langer doen alsof we boven de natuur staan als mens, is zijn oproep, maar laten we de natuurlijke huisregels centraal stellen (Klomp, 2023). Hij stelt dat het gaat om de vraag wat jij, als individu, kan bijdragen aan het grote geheel. Prachtig en heel belangrijk, maar wanneer hij stelt ‘dat wij als mens natuur zijn’, en dat wij niet van meer waarde zijn dan pakweg een kwal of een paddenstoel, wordt ook het gevaar zichtbaar dat deze ‘holistisch ecologische kentering’ te ver doorslaat. Al zal dat niet de bedoeling zijn van iemand als Kees Klomp. Een kwal kan namelijk niet kiezen tussen goed en kwaad, een kwal kent geen persoonlijke ontwikkeling die tot een vrij besluit kan leiden om bijvoorbeeld verantwoordelijkheid te willen dragen voor ecosysteem aarde. Als mens hebben we zeker deel aan de natuur, maar zijn ook een geestelijke individualiteit.
Het bewaken van de vrije keuze
De toenemende roep om ons als mens te conformeren aan het collectief, of het nu gaat om het terugdringen van economische ongelijkheid, klimaat en natuur, volksgezondheid of veiligheid, lijkt mij een relevante roep. Het is ook een reactie op het neoliberalisme. Tegelijkertijd dreigt het gevaar dat dit conformisme steeds meer wordt afgedwongen, vooral met digitale controlesystemen, en dat de autonomie van het individu en de vrijheid om voor het goede te kiezen om zeep wordt geholpen. Met het doorslaan van de tegenbeweging tegen de uitwassen van het neoliberalisme dreigt zo het kind met het badwater te worden weggegooid (Van der Weele, 2023). Bewustzijn wekken voor de gevaren van digitaal afgedwongen conformisme is de drijfveer van kunstenares Julia Janssen. In een interview in Vrij Nederland (Grosfeld, 2023) benoemt zij het langzaam indoctrineren van sociaal wenselijk gedrag, bijvoorbeeld doordat verzamelde data over rijgedrag de hoogte van de premie van de autoverzekering bepalen. Over de hele linie ziet zij een ‘normaliseren van systemen waarin je compleet binnen de controle van de maatschappij opereert, binnen de marges van wat mag.’ Daarbij worden mensen gereduceerd tot een verzameling data; voor de overheid wordt men een risicopercentage, de kans dat men een bepaald delict begaat, en voor de verzekering een percentage dat men gebruik zal maken van die verzekering. We vertrouwen meer op algoritmes dan op menselijke afwegingen en individuele keuzes, terwijl het leven - stelt Julia Janssen - toch een zoektocht is naar je eigen pad. En laat nou net de adolescentie en daarmee de onderwijstijd van grote betekenis zijn voor die zoektocht! En in de begeleiding van die zoektocht ligt mijns inziens ook de sleutel voor de herwaardering en revitalisering van het lerarenberoep. Tegenkrachten worden zichtbaar in een eenzijdige nadruk op het meten van kennis en vaardigheden, op afgedwongen conformisme en de onderwerping aan algoritmen via de smartphone verslaving. J.K. Rowling laat het belang van de schooltijd zien in de figuur van Harry Potter. Hij ervaart goed en kwaad in zichzelf, mag daarbij vergissingen maken, oefenen in kiezen en leren van zijn medeleerlingen. Aan het eind van deel één van haar zevendelige reeks houdt schoolhoofd Perkamentus Harry voor dat niet je talenten de doorslag geven, maar waar je voor kiest. Harry kiest er in volle autonomie voor het goede te willen doen. Daarbij houdt hij zich niet altijd aan de bestaande regels, twijfelt voortdurend, en komt er gaandeweg achter dat ook Perkamentus lang niet altijd de heilige was waarvoor Harry hem hield. Blijvend verplichte wereldliteratuur voor iedere docent wat mij betreft.
Relationele autonomie
Hoe kan het onderwijs dan het beste bijdragen aan een zoektocht waarbij enerzijds autonomie en het oefenen in vrije keuze gestimuleerd wordt, en anderzijds bewustzijn wordt gewekt voor de afhankelijkheid van elkaar en van de natuur? Simon van de Weele (filosoof, etnograaf) brengt op zeer verhelderende wijze autonomie (met als uitwas het neoliberalisme) en afhankelijkheid (zoals door onder anderen de klimaatactivisten wordt benadrukt) met elkaar in verband. Uiteraard zijn we allemaal afhankelijk, maar deze afhankelijkheid moet gezien worden als voorwaarde voor het ontwikkelen van autonomie (Van der Weele, 2023). Het meest duidelijk wordt dat in opvoeding en onderwijs! Zo kunnen we spreken van relationele autonomie, stelt Van der Weele. Wil een school adolescenten echt goed ondersteunen in hun ontwikkeling tot vrije én verantwoordelijke mensen, dan moeten zij ook oefenen in relationele autonomie. Ieders autonomie is geworteld in de relatie met andere mensen, en juist een school is een geweldige oefenplaats hiervoor! En om deze taak voldoende te vervullen zou een school ten eerste financieel-organisatorisch weer meer ‘afhankelijk’ moeten worden, oftewel door de overheid ondersteund. Onderwijs kost gewoon geld, en een school is geen bedrijf. Degelijke en ruimhartige ondersteuning is voorwaarde voor een school om voldoende tijd en ruimte -en daarmee autonomie!- te hebben voor het begeleiden van adolescenten in het oefenen in relationele autonomie. De ontwikkeling die sinds de jaren ’70 onder invloed van het neoliberalisme in het onderwijs heeft plaatsgevonden, moet dus exact worden omgedraaid. Wanneer dit gebeurt zal het structurele financieringstekort in het onderwijs verdwijnen, en het belang van de leraar als begeleider op een cruciale oefenroute beter worden gezien. En daarmee zouden de twee redenen doe Van Veen aanhaalt om in het onderwijs te gaan staken als sneeuw voor de zon smelten. Maar hoe kan het oefenen in relationele autonomie op een school dan goed begeleid worden?
Onderwijs en ‘geestelijke groeischeuten’
Biesta (2022) reikt ons een recept aan om deze relationele autonomie op scholen te oefenen. Hij doet dat met de formulering van drie hoofdopgaven van het onderwijs: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. Daarmee wordt gedoeld op respectievelijk het toerusten van leerlingen met kennis en vaardigheden voor leven en werk (kwalificatie), het omgaan met de ander en oriënteren op de bestaande wereld en haar normen (socialisatie) en individuele ontwikkeling of persoonsvorming: wie ben ik en hoe verhoud ik mij tot de wereld?(subjectificatie). Biesta stelt dat de afgelopen decennia kwalificatie te zwaar is gaan wegen, en daarmee het nut en de output van een school, en subjectificatie te veel uit beeld is geraakt. Subjectificatie is volgens Biesta eigenlijk de belangrijkste van de drie hoofdopgaven. Je zou zelfs kunnen zeggen dat kwalificatie en socialisatie in dienst staan van subjectificatie, analoog aan hoe Van der Weele stelt dat afhankelijkheid eigenlijk in dienst staat van autonomie. Echte autonomie is namelijk geen vanzelfsprekendheid, het is iets dat je – juist ook op een school - kan ontwikkelen vanuit de afhankelijkheid van docenten, medeleerlingen, schoolregels en de te verwerven kennis en vaardigheden. Een dergelijk proces van subjectificatie of persoonsvorming kan leiden tot een bewust vormgeven van relationele autonomie, door het nemen van vrije verantwoordelijkheid los van het ‘kunnen doen wat je wilt’ (uitwassen van het neoliberalisme) enerzijds en ‘doen omdat het moet’ (conformeren aan het collectief) anderzijds. In zijn urgente boekje ‘Idealisme heeft de toekomst’ haalt Maurits in ’t Veld (2022) filosoof Charles Taylor aan, die een zwakke en een sterke manier onderscheidt waarop wij ons eigen handelen kunnen beoordelen. De zwakke manier beoordeelt een handeling naar de mate waarin hij ons geluk zal opleveren. Een sterke manier van evalueren beoordeelt ook onze behoeften of motieven die aan de handeling ten grondslag liggen; we identificeren ons niet met onszelf maar beoordelen onszelf. Daartoe zijn we pas in staat - ons ‘zelf’ is de beoordelaar - als we voldoende geoefend hebben in relationele autonomie, in persoonsvorming. In een school bestaat die oefening uit de confrontatie met medeleerlingen, docenten en bestaande normen, en met de te verwerven kennis en vaardigheden. Gaandeweg komen er dan momenten van subjectificatie waarbij een leerling heel even bijna als een vreemde naar zichzelf leert kijken; geestelijke groeischeuten.
Waar IK-WIJ-HET elkaar raken
Als we het zogenaamde ‘IK-WIJ-HET’ model (2023) van Daniel Ofman verbinden met de drie hoofdopgaven van het onderwijs volgens Biesta, kan dit helpen met het verder duiden van het begrip relationele autonomie en de cruciale rol van het onderwijs. De zoektocht naar het eigen pad kan gezien worden als het telkens weer opnieuw creëren van de balans tussen drie aspecten van het leven: de eigen vrijheid en wil tot autonomie (‘Ik’), de afhankelijkheid van wetten en regels, energieprijzen en rampen met hun consequenties (‘Het’) en de relatie met familie, vrienden, buren, op het werk en anderen in de publieke ruimte (‘Wij’). Het voortdurend in balans brengen van deze drie is eigenlijk -levenslang- leren en ontwikkelen. Het is ook een soort zigzagbeweging; nu eens is het nodig zich te conformeren, dan weer moet de autonomie bewaakt worden. En bij uitstek is een school de plek waar heel veel van deze zigzagbewegingen beoefend en geoefend kunnen worden. Met enige verbeeldingskracht zou gesteld kunnen worden dat met deze zigzagbewegingen wordt gewerkt aan het levende weefwerk van relationele autonomie. Het is een creatief-interactief proces; pedagogiek is eigenlijk een vorm van kunst omdat het proces van persoonlijke ontwikkeling vraagt om een voortdurend open reflecteren en creëren. Een enorme, prachtige uitdaging in het dagelijks werken met bijvoorbeeld 16, 17 jarigen! Het ‘ik’ met zijn neiging naar autonomie is de voltrekker van de persoonlijke ontwikkeling, die plaatsvindt in de talloze uiteenzettingen met beide andere gebieden: het gebied van het ‘wij’ en wat door Biesta wordt aangeduid als socialisatie, en het gebied dat aangeduid wordt als ‘het’ en kwalificatie. In een goede les en goed curriculum zijn deze drie gebieden en hoofdopgaven van het onderwijs in balans en overlappen ze elkaar. Leren en ontwikkelen vindt plaats waar het eigen ‘ik’ in aanraking komt met - en wakker wordt aan - de medeleerling en docent, en in aanraking komt met de kennis en vaardigheden van diverse vakken. Bij het beoordelen van de vorderingen van leerlingen kunnen samenhangen, synthese, ethiek en persoonsvorming een grotere rol krijgen, in plaats van het uitsluitend meten van losse nuttige kennis en vaardigheden. Dat zal op termijn bijdragen aan de zo noodzakelijke vernieuwing ten goede van onze maatschappij, en zal ook bijdragen aan een herwaardering van het lerarenberoep. Want ‘een school leidt op voor een wereld die er nog niet is’ (Sloterdijk, zoals weergegeven in Van Stralen & Gude, 2012, p.14).
Bart Keer (MEd) is onderwijskundige en docent in het voortgezet onderwijs.
Bronnen:
- Biesta, G. (2022). Wereldgericht onderwijs, een visie voor vandaag. Culemborg: Uitgeverij Phronese.
- Desmet, M. (2023). De psychologie van totalitarisme. Kalmthout: Pelckmans Uitgevers nv.
- Grosfeld, T (2023, 1 juni). Onze aandacht is de handelswaar van deze tijd. Interview met Julia Jansen. Vrij Nederland (Samenleving).
- Maarhuis, N. (2023, 17 september). We moeten de economie aan de natuur aanpassen, niet andersom. Interview met Kees Klomp. Opgevraagd van: https://maatschapwij.nu/duurzaam/kees-klomp-economische-ecologie/
- In ’t Veld, M. (2022). Idealisme heeft de toekomst. Essay over het algemeen belang. Almen: Maurits in ’t Veld.
- Ofman, D. IK-WIJ-HET model, Opgehaald op 10 september 2023 van: https://www.blanco-organisatieontwikkeling.nl/ik-wij-het-daniel-ofman/
Met dank aan Bob Brinkhof, interim directeur op onze school die mij op een nieuwe manier enthousiast maakte voor dit model. - Stralen, G. van & Gude, R. (2012). … En Denken. Bildung voor leraren. Leusden: ISVW Uitgevers
- Veen, K. van (2023, 14 september). Mooi, die 10 procent extra salaris. Maar leraren hebben dringender problemen. Trouw (onderwijs).
- Verbiest, E. (2014). Leren innoveren, een inleiding in onderwijsinnovatie. Antwerpen-Apeldoorn: Garant
- Weele, S. van (2023, 10 juni). Afhankelijkheid wordt vereerd als de weg naar het goede leven. Dat is het niet. Trouw (Tijdgeest)
Reacties