Leerlingen als medeonderzoekers: het LAMO-onderzoeksnetwerk
12 maart 2014
In deze bijdrage wordt verslag gedaan van een onderzoeksnetwerk waarin leerlingen als medeonderzoekers betrokken werden bij het onderzoeken van buitenschoolse leeromgevingen, te weten drie musea en een bibliotheek. Dit onderzoeksnetwerk werd opgezet binnen het lectoraat Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis (Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie) dat van 2008 tot 2012 geleid werd door prof. dr. Petra Ponte (Ponte, 2009; Verbeek & Smit, 2012; Verbeek & Ponte, 2014).
De leerlingen onderzochten in dit netwerk – gezamenlijk met hun leraar, de overige leerlingen als achterban en de educatiemedewerker van de te onderzoeken instelling – de wijze waarop zij in de betrokken musea of bibliotheek willen en kunnen leren. In deze bijdrage wordt de aanleiding en opzet voor het initiëren van het onderzoeksnetwerk besproken, aangevuld met een globale samenvatting van de activiteiten binnen het onderzoeksnetwerk en de ervaringen van betrokkenen daarbij.
Onderzoek van het lectoraat stelde vast dat participatie van kinderen en jongeren bij de vormgeving van hun leefwereld vanaf begin jaren ‘90 weliswaar veel aandacht krijgt, maar dat die aandacht veelal beperkt blijft tot de jeugdzorg en maatschappelijk werk en vooralsnog meer aandacht krijgt in de Engelstalige literatuur dan de Nederlandstalige. Uit de beschikbare literatuur bleek dat leerlingparticipatie op verschillende niveaus kan plaatsvinden:
- leerlingen worden gehoord;
- zij praten mee;
- zij krijgen ruimte om mee te beslissen; of
- zij doen mee als gelijkwaardige partners.
Tevens bleek dat veel participatie blijft steken op het eerste of hooguit tweede niveau (Bragg, 2010; Fielding, 2011; Vandenbroucke, et al., 2010). Beide bevindingen waren aanleiding om via een (actie)onderzoeks- en ontwikkelproject aandacht te besteden aan leerlingparticipatie in de vorm van onderzoek met en door leerlingen (zie ook Smit 2013; Smit, Plomp & Ponte, 2010). Deze vorm van leerlingparticipatie wordt door Thomson en Gunter (2006) omschreven als een initiatief waarin ‘children and young people conduct a specifically designed inquiry to provide data to inform recommendations for change’ (p. 413).
De vraag was op welke wijze zo’n participatiestrategie kon worden vormgegeven. Deze onderzoeksvraag werd beantwoord door op twee niveaus actieonderzoek uit te voeren. Op het eerste niveau deden leerlingen in de leeftijd van zes tot zestien jaar onderzoek naar de wijze waarop zij in een buitenschoolse leeromgeving kunnen en willen leren – zoals besproken in de globale samenvatting. Op het tweede niveau verkenden de lerarenopleiders en onderzoekers van het lectoraat, samen met de leraren van de scholen, de vraag naar de wijze waarop de participatiestrategie en de begeleiding daarvan in de praktijk langzamerhand vorm kreeg. Dat gebeurde tijdens gezamenlijke werkbijeenkomsten waarin elke stap in het onderzoeksnetwerk zorgvuldig werd voorbereid, in kaart gebracht en geëvalueerd. Op deze wijze kon de te ontwikkelen strategie stap voor stap en in nauwe samenwerking met alle betrokkenen worden gedocumenteerd (zie voor een uitgebreide bespreking ook Verbeek & Ponte, 2014)
Samenvatting LAMO-onderzoeksnetwerk
Tijdens de twee schooljaren waarin het LAMO-onderzoeksnetwerk actief was (2009/2010 en 2010/2011) functioneerden in totaal tien onderzoeksteams. De onderzoeksteams bestonden uit gemiddeld vijf leerlingen (die de leerlingen van hun klas vertegenwoordigden), hun leraar en een educatiemedewerker van de buitenschoolse leeromgeving waar het onderzoek plaatsvond. De onderzoeksteams werden begeleid door een lerarenopleider van de Hogeschool Utrecht, die op sommige momenten ook als medeonderzoeker optrad. Een projectgroep van het lectoraat coördineerde en begeleidde alle activiteiten in het onderzoeksnetwerk.
Er werd gestart met een voorbereidingsperiode van drie tot vier maanden. In deze periode werd onder andere per onderzoeksteam de algemene onderzoeksvraag – Wat willen en kunnen leerlingen leren binnen de buitenschoolse leeromgeving en wat hebben zij daarvoor nodig? – besproken en toegespitst op concreet te onderzoeken vragen. Eén leerling van een team dat onderzoek deed in de bibliotheek vertelde bijvoorbeeld: ‘Wij gaan vandaag onderzoeken (1) of we ons hier fijn voelen, (2) of de inrichting ons bevalt, (3) wat we hebben aan de computers, en (4) of alles goed te vinden is.’
De leerlingen werden op school ook voorbereid op het onderzoek via een aantal workshops. Hierin verkenden de leerling-onderzoekers en hun medeleerlingen gezamenlijk onder andere de begrippen ‘onderzoek’, ‘onderzoeksvragen’ en ‘leren’. Bovendien werden zij geïnstrueerd over ‘onderzoek doen met foto’s en tekeningen’ en deden zij een proefonderzoek in de eigen klas of school. Tenslotte bracht de hele klas een kennismakingsbezoek aan de te onderzoeken instelling.
Na deze voorbereidingsperiode gingen de onderzoeksteams in de musea en de bibliotheek aan de slag met het verzamelen van gegevens. Zij deden dat met behulp van foto’s, tekeningen, notities, observaties en interviews. Zij bespraken de gevonden gegevens eerst met elkaar, om daarna de ‘achterban’ te raadplegen (leerlingen raadpleegden hun medeleerlingen, leraren raadpleegden hun collega’s en de educatiemedewerkers raadpleegden de collega’s van het museum of de bibliotheek). De informatie uit het onderzoek en de gegevens uit de consultatie van de achterban werden vervolgens door het onderzoeksteam samengebracht en geanalyseerd. Op basis daarvan formuleerden zij de definitieve conclusies en aanbevelingen voor de educatieve instellingen.
De resultaten van de onderzoeken werden tijdens een slotbijeenkomst op de Hogeschool Utrecht gepresenteerd. Dat gebeurde plenair en in subgroepen tijdens een ‘onderzoeksmarkt’. De leerlingen en hun leraren presenteerden de onderzoeksvraag, de wijze van gegevensverzameling, de resultaten en de aanbevelingen voor de musea en de bibliotheek. De educatiemedewerkers van de musea en de bibliotheek reageerden vervolgens, namens hun instelling, op de bevindingen en aanbevelingen uit de onderzoeken. Hierbij waren eveneens aanwezig: de begeleiders van de Hogeschool Utrecht; directieleden en leraren van de deelnemende scholen; medeleerlingen uit de klas van de leerling-onderzoekers; de ouders van de leerlingen; en andere belangstellenden. De onderzoeken hebben in de musea en de bibliotheek geleid tot daadwerkelijke veranderingen en verbeteringen van de tentoonstellingen. Ook leverden de onderzoeken belangrijke aandachtspunten op voor de vormgeving van toekomstige educatieve activiteiten.
Zie ook de minidocumentaire: Leerlingen als medeonderzoekers, waarin onder andere lector Petra Ponte en projectleider Ben Smit uitleg geven over het onderzoeksnetwerk (El Ayachi & Willems, 2012).
http://www.youtube.com/watch?v=FgndxyyZZhE
Ervaringen van betrokkenen
In een participatief onderzoeksnetwerk zoals hier beschreven is, kunnen de indrukken en ervaringen van de betrokkenen natuurlijk niet ontbreken. Zelf hebben zij over leerervaringen in het kader van deelname aan het netwerk onder andere het volgende gezegd.
Leerlingen
Leerlinge N., (14 jaar): ‘Weet je wat ik cool vind? Dat ze onze adviezen meteen hebben uitgevoerd!’
Leerling B., (13 jaar): ‘Ja, want je nam nu dus ook een onderzoeksvraag mee. Als je zeg maar zomaar naar een museum gaat, zal je daar niet echt snel aan denken. Dus dan moet je echt wel een beetje opletten van ja, wat belemmert mij dus met leren, weet je wel, met die vragen. En als je gewoon rondloopt in een museum, dan denk je daar helemaal niet aan.’
Leerlinge F., (7 jaar): ‘Ik heb nu ook een andere kant van de juffrouw gezien, zeg maar dat ze net als de kinderen, net als ons moet ik zeggen, ook eens normaal kan zijn. Je weet toch wel, de juffrouw is toch wel de baas, maar dat ze dan ook een keer normaal is. Net als je moeder.’
Enkele ouders waren ook bij de presentaties tijdens de slotbijeenkomst aanwezig. Eén van hen: ‘M. was ongelofelijk trots dat hij mee mocht doen, hij voelde zich als leerling echt serieus genomen.’
Esther Janssen – lerares groep 4b, Dalton School Rijnsweerd
‘Door deelname aan het onderzoeksnetwerk vooraf te bespreken met de leerlingen; door hen te enthousiasmeren op hun eigen belevingsniveau; door hen te laten meedenken over ideeën – zowel zelfstandig als samen – werden zij allen op hun eigen wijze gehoord en was de betrokkenheid van de hele groep direct vanaf het begin hoog.
Van deelname aan dit netwerk neem ik persoonlijk mee dat het leuk is om uit de rol van leraar te stappen en een meer observerende rol aan te nemen. Ik kon zo het (leer)proces nemen zoals het kwam (want dat was voor mij nieuw en onbekend) en samen met de leerlingen zoeken naar creatieve oplossingen’.
Leon Plomp, hogeschooldocent (HU) en promovendus (Universiteit van Göteborg, Zweden)
‘De grootste opbrengst was voor mij te ervaren dat gelijkwaardigheid binnen het onderzoeksteam reëel was. Ieder kon zijn of haar eigen expertise en perspectief inbrengen, ook de leerlingen. Het aangaan van persoonlijke relaties speelde daarbij een cruciale rol. De positieve relaties tussen de leerlingen, leraren en educatiemedewerkers ontstonden naar mijn idee mede dankzij het gezamenlijke doel. Iedereen werkte vanuit eenzelfde betrokkenheid en dankzij goede begeleiding, continue communicatie en afstemming binnen het netwerk sprak iedereen dezelfde taal en deelden zij dezelfde idealen’.
Eva Vesseur, destijds educatiemedewerker bij het Museum voor Communicatie (Den Haag) en medeonderzoeker bij vier onderzoeksteams
‘De algemene conclusie voor mij is dat we in verschillende opzichten veel hebben geleerd van het onderzoek in samenwerking met de leerlingen. Zo bleek het begrip ‘leren’ volgens de leerlingen in beide contexten (school en museum) anders benaderd te worden. Doordat we hier nu op basis van het onderzoek bewust van zijn, kunnen we hier in de toekomst meer rekening mee houden.
Als educator en als tentoonstellingsmaker wordt je toch voornamelijk geleid door eigen ervaring, literatuur en kerndoelen. Soms verlies je wel uit het oog waar het echt om gaat- de kinderen. Alleen wordt kinderen vaak niet gevraagd wat ze vinden en willen volwassenen altijd graag delen wat ze vinden. De mening van een volwassene is gemakkelijker te verkrijgen’.
Opbrengst
Het onderzoeksnetwerk was redelijk grootschalig opgezet en had een looptijd die het merendeel van het schooljaar besloeg. Ook vonden de activiteiten van de onderzoeksteams voornamelijk buiten de context van de school plaats en ook dan op een aantal afzonderlijke momenten. Desondanks geven de ervaringen van de projectgroep en de betrokkenen aan dat er tussen alle betrokkenen sprake was van wat door Fielding (2011) wordt geduid als ‘generatie-overstijgend leren’ (zie ook Fielding & Moss, 2011); samenwerking in een gezamenlijk gedeelde context waarin kinderen van volwassenen leren en volwassenen op hun beurt van kinderen leren, over de wijze waarop zij de door hen gedeelde leefwereld ervaren. Dit heeft ook blijvende veranderingen teweeg gebracht in de relaties tussen de kinderen en de volwassenen, de wijze waarop zij naar elkaar kijken en de wijze waarop zij zich tot elkaar verhouden binnen de context van de school. De ervaringen en indrukken van de betrokkenen illustreren dit.
We danken Ben Smit voor zijn bijdrage aan dit artikel
Literatuur
- Bragg, S. (2010). Consulting young people: A literature review. Creativity, Culture and Education.
- El Ayachi, R., & Willems, R. (2012). Leerlingen als medeonderzoekers [ Students as co-researchers ]. Nederland: RuRa Media.
- Fielding, M. (2011). Patterns of partnership: Student Voice, Intergenerational Learning and Democratic Fellowship. In L. Kelly & N. Mockler (Eds.), Rethinking Educational Practice Through Reflexive Inquiry: Essays in Honour of Susan Groundwater-Smith (pp. 61-75). Dordrecht: Springer.
- Fielding, M., & Moss, P. (2011). Radical education and the common school. London: Routledge.
- Ponte, P. (2009). Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis: een plaatsbepaling. Oratie. Utrecht: Hogeschool Utrecht.
- Smit, B. H. J. (2013). Young people as co-researchers: enabling student participation in educational practice. Professional Development in Education, 39(4), 550-573. doi: 10.1080/19415257.2013.796297
- Smit, B.H.J., Plomp, L., & Ponte, P. (2010). Pupils and teacher as co-researchers: conditions for equal voices. Paper gepresenteerd op de AARE Conference 2010, November 29 – December 2, Melbourne, Australië.
- Thomson, P., & Gunter, H. (2006). From ‘consulting pupils’ to ‘pupils as researchers’: a situated case narrative. British Educational Research Journal, 32(6), 839-856.
- Vandenbroucke, M., Braam, H., Gilsing, R., Steketee, M., Rutjes, L., & Strating, G. (2011). De staat van jeugdparticipatie in Nederland vanuit het perspectief van gemeenten. Utrecht: Verwey Donkers instituut.
- Verbeek, G., & Ponte, P. (2014). Participatie binnen het onderwijs. Onderzoek met en door leerlingen. Den Haag: Boom|Lemma.
- Verbeek, G., & Smit, B.H.J. (red.). (2012). Rechtvaardig onderwijs. Slotakkoord lectoraat Petra Ponte Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis. [ Just Education. ]. Den Haag: Boom|Lemma.
Reacties