Edith Hooge: ‘De bestuurder als gemeenschapsdenker’
14 december 2015
Op 7 oktober 2015 hield prof. dr. Edith Hooge een lezing op een van de NIVOZ-onderwijsavonden. Haar lezing had als titel ‘De bestuurder als gemeenschapsdenker’ en was een doordacht en op sommige punten persoonlijk getint betoog voor de aandacht die bestuurders (en anderen) zouden moeten schenken aan het ontwikkelen van de school als gemeenschap. In dit artikel geven we de hoofdlijn van haar lezing weer. Een videoregistratie van de lezing is onderaan het artikel te vinden.
Edith Hooge is hoogleraar Boards and Governance in Education aan Tilburg University, en heeft in voorgaande jaren al eerder de onderwijswereld aan het denken weten te zetten. Zo pleitte ze in haar oratie voor een visie op onderwijsbestuur, die durft te erkennen dat onderwijs een complex veld van belangen en doelen is, en daardoor slechts beperkt bestuurbaar. In april 2014 schreef ze in opdracht van het ministerie van Onderwijs een essay over onderwijsbestuur, waarin ze een pleidooi hield voor minder regels en een moreel reveil.
De lijn uit die twee visies trekt ze door in de lezing voor deze Onderwijsavond. Ze houdt een pleidooi waarom het zo belangrijk is, de school als gemeenschap te beschouwen, en als bestuurder vanuit die gemeenschapsgedachte de onderwijsinstelling te leiden.
Ze onderbouwt dit pleidooi met een analyse van de huidige opvattingen over wat goed onderwijs is, en wat het gewenste onderwijs voor de toekomst zou zijn. Ze analyseert dit, zowel vanuit wat we willen meenemen aan goede ideeën over onderwijs uit het verleden, als de manier waarop we tegen het onderwijs van de toekomst aankijken.
Individu en collectief zijn even belangrijk, verhouden zich tot elkaar, daar zit de crux.
Onderwijs van de toekomst?
Twee casussen, die in het najaar 2015 actueel zijn, gebruikt Hooge voor haar analyse van het onderwijs van de toekomst. Ten eerste het advies van het Platform #Onderwijs2032, over het onderwijs dat nodig is voor het jaar 2032. Ten tweede het Amsterdamse initiatief Onze Nieuwe School, waarbij allerlei groepen en personen uit de samenleving voorstellen voor een nieuwe school in Amsterdam konden doen, waar de beste ideeën vervolgens van worden uitgevoerd.
Hooge concludeert, dat onze toekomstwensen vooral iets zeggen over de wensen voor het onderwijs van nu, het heden dus. Dat is niet zo vreemd, legt ze vervolgens uit, omdat het natuurlijk erg moeilijk is om een goede voorstelling van de toekomst te maken. Dan kom je al snel uit, bij wat er nu speelt. Toch, waarschuwt ze, zou het wel eens een te eenzijdige spiegel kunnen zijn.
Twee elementen springen voor haar naar voren, uit deze twee casussen. Onze wensen zijn, zo stelt ze, een spiegel van de ik-cultuur, die de afgelopen decennia zich steeds sterker gemanifesteerd heeft. We vinden het erg belangrijk dat mensen zich individueel ontplooiien. Om die reden begint het leesonderwijs tegenwoordig bijvoorbeeld met het woordje ‘ik’. In de tweede plaats ziet ze een preoccupatie met de vermeend onbegrensde mogelijkheden van ICT in het onderwijs, die misschien meer iets zegt over de verwondering daarover, van de generatie die er niet mee opgroeide, dan over de behoefte van de jongere generatie, die niet anders weet.
Nadenken over de toekomst van het onderwijs inspireert heel erg, maar het is ook omdat het een beetje escapisme is.
Onderwijs als gemeenschap
Om onze ideeën over het onderwijs van de toekomst in het juiste perspectief te blijven zien, hebben we volgens Hooge gemeenschapsdenken nodig. Het toekomstdenken kan namelijk wel eens een vorm van escapisme zijn, een manier om niet te hoeven nadenken over de prangende vragen van het nu. En dat zijn er nogal wat. Ze zet er in haar lezing een paar op een rij, die – tijdens de lezing zelf – een steeds stillere zaal behoorlijk aan het denken zetten. Een paar van die vragen geven we hier weer:
- Lukt het ons het aantal kinderen dat als functioneel analfabeet het onderwijs verlaat, terug te dringen?
- Hoe dringen we de groeiende ongelijkheid in de samenleving terug?
- Hoe kunnen we de toenemende onverdraagzaamheid in onze samenleving tegengaan?
- En: hoe houden we kleine dorpen leefbaar, als daar de laatste school moet sluiten?
- Maar ook: hoe gaan we om met degenen die de waarden van onze democratische rechtsstaat niet erkennen?
Het zijn normatief-inhoudelijke vragen. Die vragen om kleur bekennen. Daar ligt een opdracht voor onderwijsbestuurders nu, daar gaat onderwijsbestuur over.
Onderwijs en democratie
Hoe vinden we hierin houvast, om met deze vragen om te gaan? Hoe kun je hier als school, als schoolbestuurder mee omgaan, om dit te vertalen naar onderwijspraktijk? Wat betekent dit voor de school als gemeenschap? Om deze vragen te beantwoorden, biedt Hooge een model, en leent ze de inzichten van twee grote denkers.
De eerste is Frank Furedi, een Britse socioloog. Hij onderstreept het belang van het kennen van onze geschiedenis, zodat we begrijpen hoe de samenleving is ontstaan. Dat geeft zicht op de wortels van onze waarden. En een besef van wederkerigheid tussen het individu en het collectief. Waarden, die we aan leerlingen als individuen meegeven, werken door in hoe ze zich, later, maar ook nu, als collectief gaan gedragen.
Is het een luxe of een beschaving, dat niet meteen van alle kennis het nut moet blijken?
En de vraag is dan, of we voldoende doen aan de basale waarden, waar onze democratie op gebaseerd is. Op basis van John Dewey, een Amerikaanse filosoof uit het begin van de 20e eeuw, pleit ze voor een sterkere aandacht voor een vrije, gelijkwaardige interactie in de school. Want, zo stelt ze, als je daar vrij en gelijkwaardig met elkaar leert omgaan, leidt dat tot een vrije, gelijkwaardige omgang in de samenleving. Dat zorgt voor het accepteren van variëteit en ruimte voor verschillen, waar we nu zo’n behoefte aan lijken te hebben.
Vrijheid gaat over vrije interactie. Je moet je vrij kunnen bewegen tussen verschillende groepen, omdat er dan omgang tot stand komt, die gevarieerd is. In die confrontatie ontstaat aanpassing en ontwikkeling.
Vorming
De kern van het betoog van Hooge, op basis van de ideeën van Furedi en Dewey die ze bespreekt, is dat onderwijs een en al vorming is. Je kunt persoonsvorming dus niet terugbrengen tot één vak, dat moet tot uiting komen in het hele onderwijsprogramma. Een school is een gemeenschap. Durven we dan, zo vraagt Hooge, te kiezen voor het uitdragen en ontwikkelen van de democratische waarden van die gemeenschap?
Onderwijs is een en al vorming. Dewey zegt: je moet dat holistisch en geïntegreerd doen. Die morele vorming komt tot uiting in de morele gemeenschap. Die komt tot uiting in alle relaties in die gemeenschap. Dat betekent nogal wat.
Verbinding
Om bestuurders hierbij houvast te geven, stelt Hooge tot slot het begrip ‘verbinden’ centraal. Bestuurders moeten verschillende zaken verbinden: heden, verleden en toekomst. En de kleine en grote gemeenschappen, binnen en buiten de school. En niet in het minst: de waarden van onze democratische samenleving met het leerproces in de school.
Dat zijn, zo onderstreept ze, daarmee vooral normatief-inhoudelijke keuzes die schoolbestuurders te maken hebben. Als we die aan durven te gaan, kunnen we een antwoord geven op de lastige vragen van het nu.
Bestuurlijke moed en lef gaat hierover. Durf je te erkennen dat onderwijs maken een normatieve zaak is? Durf je dan te kiezen? En er ligt een vraag achter: vinden wij dat waard voor onze samenleving?
Videoregistratie
Bekijk de volledige registratie van de lezing van Edith Hooge hieronder.
(NB het kan zijn dat beeld en geluid niet volledig synchroon lopen. We werken aan een oplossing hiervoor).
Edith Hooge, weergave van Onderwijsavond in Driebergen op 7-10-2015 from HETKIND.ORG on Vimeo.
Reacties