‘Misschien ben ik wel hún vriend, maar ze zijn niet míj́n vriend’
23 september 2020
'Max wil het zó graag goed doen, dat hij blokkeert als hij denkt dat hij het juiste antwoord niet weet. Over school praat hij liever niet.' Orthopedagoog Nickey Smits leert Max op 6-jarige leeftijd kennen op het moment dat het niet zo goed met hem gaat. Een aantal jaar later, ziet ze een ander jongetje. Wat is er veranderd? Het belang van de 'leerkuil' en fouten durven maken.
Herfst 2017. Ik heb een een gesprek met de ouders van de 6-jarige Max. Ze maken zich zorgen om hem. In groep 1 en 2 ging het al niet goed met hun zoon: hij was somber, in zichzelf gekeerd en zei dat iedereen sneller, beter en slimmer was dan hij. In gesprek met de leerkracht kwamen ze er achter dat Max relatief simpele vragen op een creatieve manier benadert, waardoor zijn antwoorden ‘fout’ worden gerekend. Als je doorvraagt, blijkt er echter een logica achter te zitten die wel degelijk hout snijdt. Nu, in groep 3, lijkt het wat beter te gaan, maar ouders willen graag weten wat er nodig is om ervoor te zorgen dat hij niet opnieuw zo somber wordt. De leerkracht opperde dat er wellicht sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong. We maken een afspraak voor een intelligentieonderzoek.
Een week later ontmoet ik Max. Hij houdt de hand van zijn moeder stevig vast en kijkt me niet aan. Ook in mijn kamer zegt hij weinig. Voorafgaand aan de test spelen we een spelletje met een kat en een muis. We hebben een blokje kaas waarmee we de kat kunnen teruglokken naar zijn huis, zodat de muis veilig blijft. Dit roept direct verwarring op bij Max. Zijn gezicht betrekt en hij zegt: ‘Muizen houden toch ook van kaas? Komt de muis dan niet op de kaas af? Dan is de muis alsnog niet veilig.’ Ook tijdens de test blijft Max veel vragen stellen om alle opdrachten voor zichzelf zo helder mogelijk te hebben. Als hij vervolgens niet binnen een aantal seconden het antwoord weet, zegt hij: ‘ik weet het niet’ en wil hij niet meer proberen om nog een antwoord te geven. Max wil het zó graag goed doen, dat hij blokkeert als hij denkt dat hij het juiste antwoord niet weet. Over school praat hij liever niet. Als ik vraag naar zijn klasgenoten, zegt hij: ‘Misschien ben ik wel hún vriend, maar ze zijn niet míj́n vriend’.
Ik bespreek de uitslag van het intelligentieonderzoek met ouders: Max blijkt hoogbegaafd. Ze herkennen het beeld dat ik schets en laten me een aantal maanden later weten dat ze ervoor gekozen hebben om Max in het nieuwe schooljaar op een andere school te laten starten.
Nazomer 2020. Ik spreek de ouders van Max weer. Ze vertellen dat het goed gaat met hun zoon. Hij is opgebloeid op zijn nieuwe school en ze willen graag een nieuw intelligentieonderzoek dat aangeeft waar hij nu staat. Een week later zie ik Max. Hij staat rechtop, maakt oogcontact en lacht als hij me ziet. We praten over de afgelopen paar jaar en ik zie een opgewekte Max die ik nog niet eerder zag. Hij vertelt over de leuke vakken op zijn nieuwe school en over de vrienden die hij heeft gemaakt. Tijdens de test zie ik nog steeds de serieuze jongen die ik drie jaar geleden ook zag, maar er is een groot verschil: waar zijn volharding drie jaar geleden omsloeg in faalangst (het zó graag goed willen doen, dat je eigenlijk nergens meer aan durft te beginnen), leidt zijn gedrevenheid nu juist tot enorm veel doorzettingsvermogen. En als het een keer niet lukt? Dan kunnen we samen lachen om de gemene opdrachten die door de ontwikkelaars van de test zijn bedacht.
Na het intelligentieonderzoek spreek ik zijn ouders weer. Samen analyseren we hoe Max zo heeft kunnen groeien. Zijn ouders vertellen over de aanpak op zijn nieuwe school. De reguliere vakken worden compact aangeboden, waardoor Max niet dag in dag uit opdrachten hoeft te doen die hij eigenlijk al kan. Er blijft veel ruimte over voor uitdagend werk, waarin Max dagelijks door de bekende leerkuil gaat. Dat vond hij in het begin best spannend, vandaar dat ouders de hulp hebben ingeroepen van een coach. Zij heeft met Max allerlei spellen gespeeld en hem laten ervaren hoe een leerproces eigenlijk werkt: soms kun je iets niet direct, maar dan zijn er manieren om ervoor te zorgen dat je het wel kunt, zoals oefenen of vragen stellen aan iemand. Deze inzichten past Max nu dagelijks toe op school. Ook bij pianoles merkt Max wekelijks hoe leren werkt: als hij een nieuw stuk moet instuderen, heeft hij het nog steeds even moeilijk, maar hij bedenkt zich al gauw welke tools hij heeft om een moeilijk pianostuk te leren. Eerst zijn linkerhand, noot voor noot, dan zijn rechterhand, wederom noot voor noot, en dan langzaam combineren. Na twee of drie dagen oefenen kan hij een nieuw stuk spelen. Dit patroon herhaalt zich elke week, waardoor Max keer op keer ervaart dat oefenen effect heeft.
De coaching op het gebied van leren leren en leerstrategieën in combinatie met structurele uitdaging op school en daarbuiten, heeft ervoor gezorgd dat Max een adequaat beeld heeft opgebouwd van wat ‘leren’ eigenlijk is. Zijn zelfvertrouwen is niet meer afhankelijk van de prestaties die hij levert. Als hij een fout maakt of iets niet direct weet, krimpt hij niet meer in elkaar, maar weet hij wat hij moet doen. De gedrevenheid en volharding zitten in zijn karakter, maar helpen hem nu om door te zetten. Hij is niet meer dat in zichzelf gekeerde jongetje dat snel blokkeert, maar heeft vrienden en maakt moeiteloos contact met volwassenen. Wat ben ik blij dat deze jongen in een omgeving opgroeit waar hij gezien wordt voor wie hij is, waar verder wordt gekeken dan alleen goed of fout en waar hij zijn sterke kanten nog verder kan ontwikkelen.
Lieve Max, jij gaat ongetwijfeld nog veel meer groeien. Ik ben blij dat ik een stukje mee heb mogen lopen op het pad van jouw leven. Ik heb alle vertrouwen in jou en hoop van harte dat ik je over drie jaar weer zie!
Nickey Smits is orthopedagoog bij Bureau Flore en leerkracht groep 1/2/3.
Reacties
Beverly Schuil
Mooi stuk.
Hier is de kern: “De coaching op het gebied van leren leren en leerstrategieën in combinatie met structurele uitdaging op school en daarbuiten, heeft ervoor gezorgd dat Max een adequaat beeld heeft opgebouwd van wat ‘leren’ eigenlijk is. Zijn zelfvertrouwen is niet meer afhankelijk van de prestaties die hij levert. Als hij een fout maakt of iets niet direct weet, krimpt hij niet meer in elkaar, maar weet hij wat hij moet doen.”