Eindbeoordeling: een 2,1
14 januari 2019
Om de lessen levensbeschouwing / godsdienst te evalueren vroeg Frederike de Jong aan haar leerlingen om hun TOPs (complimenten, wat vonden ze goed) en TIPs (wat kan beter, suggesties voor de toekomst) op te schrijven. Ook vroeg zij ze een cijfer te geven voor de lessen: zowel voor de inhoud ervan als voor haar rol als docent. Een jongen schreef een 2,1 als eindbeoordeling op. Meestal liggen de cijfers tussen de 6 en de 8, met een enkele 10 als uitschieter naar boven, maar dit was een duidelijke uitschieter naar beneden. De hoogste tijd voor Frederike om het gesprek aan te gaan.
Ik vroeg de jongen: ‘Waarom een 2,1?’ Hij antwoordde verontwaardigd dat het een waardeloos vak was, het droeg immers in geen enkel opzicht bij aan het examen? Ik vroeg hem: ‘Als het een examenvak was geweest, hoe had je het dan gewaardeerd?’ Hij gaf aan dat wat hij had geleerd dan wel belangrijk was geweest. De jongen zat in 5 havo, het examenjaar, en mat de waarde van het vak af aan de relevantie voor het examen.
De les erna was daadwerkelijk de laatste les van het halve schooljaar waarin ze levensbeschouwing / godsdienst kregen. Het laatste groepje hield zijn presentatie over een ethisch dilemma naar keuze, waarna ze een klassengesprek leidden met gebruikmaking van socratische gesprekstechnieken. Dat zijn technieken om de diepere waarden onder argumenten bloot te leggen. De groep jongens deed het voorbeeldig! Ze leidden hun stellingen goed in, gaven de beurt aan klasgenoten, vroegen ze op elkaar te reageren. Wanneer een leerling het spoor bijster was, werd een andere klasgenoot gevraagd even samen te vatten waar het gesprek over ging en aan het eind van de bespreking van een stelling werden de belangrijkste waarden nog even naar voren gehaald.
Wat een verschil met een half jaar geleden! Dan hing een groepje voor het bord en de klas zat onderuitgezakt in de bankjes. De groep die het klassengesprek moest leiden probeerde eens: ‘Wie is er voor?’ of bracht gauw de eigen mening in om het gesprek te proberen aan te wakkeren. Meestal deed ik dan als docent voor hoe dat moest, het leiden van een klassengesprek, en de leerlingen deden me na. Langzaamaan begon het te dagen en werden de gesprekken steeds geanimeerder. De groep stond (in plaats van hing) voor de klas en de leerlingen zaten rechtop in hun bankjes.
In mijn slotwoord van de allerlaatste les vertelde ik de leerlingen hoe ik ze had zien groeien. Hoe ze in het begin, vanzelfsprekend, nog niet wisten hoe ze met elkaar een goed gesprek moesten voeren en hoe ze nu de gesprekstechnieken toepasten als ze het gesprek moesten leiden en als klas goed meededen aan het gesprek. De jongen van de 2,1 riep van achter uit de klas: ‘Dat hebben we van u geleerd, mevrouw, dank u wel!’
Los van dat zo’n compliment me natuurlijk goed doet, leert het me dat een cijfer zonder een verhaal erbij heel weinig zegt. En het zegt me ook iets over de waardering die er toch is voor een overwegend vormend vak in een onderwijscultuur die vooral op cijfers is gericht!
Frederike de Jong is filosoof, schrijfster en docent. Sinds 2002 is ze werkzaam in het onderwijs en geeft ze godsdienst- en filosofielessen.
Reacties