Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Menswaardig onderwijs begint met verhalen

13 december 2021

‘Welk goed onderwijs past bij jou?’, is de vraag die schoolleider Jan Fasen stelt tegen het einde van de onderwijsavond. ‘Begin daar dan morgen mee en zet een stap. Laat jouw passie en verhaal aan anderen zien en verleid hen mee te doen onder het motto “Begint eer gij bezint”. Het is een kwestie van doen. Wezenlijk is om aandacht voor elkaar te houden en ieders eigenwaarde te koesteren.’ Op de onderwijsavond van 9 december 2021 delen Joke Broekema, schoolleider van basisschool Calluna, en Jan Fasen, schoolleider van vo-school Agora, hun persoonlijke verhaal en hun verhaal over leiderschap, bezieling, moed en menswaardig onderwijs, met Hartger Wassink als moderator die het gesprek tevens van wetenschappelijke onderbouwing voorzag. Redacteur Rikie van Blijswijk luisterde mee en doet verslag.

In het onderwijsveld worden veel verhalen verteld. Daarin komen geen ingewikkelde theorieën tevoorschijn, de wetenschap wordt er niet in genoemd. En toch is het niet moeilijk om in de verhalen de brug te slaan tussen praktijk en theorie, tussen kennis over waar je vandaan komt en wie je bent als leraar, als leider, tussen theorie over pedagogische leiderschap en het zijn.

Op de onderwijsavond van 9 december 2021 delen twee schoolleiders, Joke Broekema en Jan Fasen, hun persoonlijke verhaal en hun verhaal over leiderschap, bezieling moed en menswaardig onderwijs.

Dit is Joke
Joke Broekema is schoolleider op basisschool Calluna in Ede. Ze vindt spreker zijn op een onderwijsavond best spannend en om een beetje steun te hebben heeft ze letterlijk haar stoute schoenen aangetrokken: haar vlinderlaarsjes. Tien jaar geleden heeft ze de trompet van haar vader verkocht. Hij zei altijd: ‘Als ik er ooit niet meer ben, vind dan iemand die kan spelen op dit instrument’. Van het geld dat ze verdiende met de verkoop heeft ze deze vlinderlaarsjes gekocht. Haar vader zou ze prachtig hebben gevonden. Joke groeide op in een kunstenaarsgezin, met een moeder die een talent had voor luie huishoudtechnieken, zodat ‘ze alle tijd had om ons en onze vrienden warm te onthalen’. Haar vader was musicus en een grenzeloze positieve omdenker: ‘Hij deed alles om ons te doen stralen en maakte met ons foto’s van libellen en vlinders.’ Vlinders doen haar denken aan de ruimte die ze als kind kreeg om de wereld te onderzoeken: ‘Ik fladderde van bloem naar bloem om overal van te proeven en te onderzoeken wat ik interessant vond. Dat was veel en dat is veel gebleven.’ Ze verzamelde daarmee een schat aan ervaringen.  

Haar ouders overlijden vlak na elkaar. Ze werkt in die tijd als directeur van twee scholen in Noord Nederland. Ze draaft een tijd door en dwaalt langzaam af van haar onderwijsideaal. Uiteindelijk besluit ze om stil te gaan staan, te vertragen en opnieuw te onderzoeken wat ze wil en kan en of de wereld daar op zit te wachten.

Op een oude kartonnen koffer, gekregen van een buurvrouw, schildert ze een schildpad, als symbool voor vertraging, een vlinder en fluitenkruid. Ze schrijft dat ze de wijde wereld in gaat en neemt de tijd om de koffer te vullen voor een nieuw avontuur. Ze stopt als schoolleider, start een eigen bedrijf en begint aan de opleiding ‘Kunstzinnig dynamisch coachen’. Op de eerste lesdag krijgt ze een bolletje klei in handen. Lang daarvoor al had ze klei in een hoek gesmeten, omdat dat niet bij haar leek te passen en haar vader over haar schouder meekeek met goede tips, maar nu krijgt ze alle ruimte om het materiaal opnieuw te leren kennen. Ze maakte een kommetje, dat ze uit de kast haalt en aan de deelnemers thuis laat zien, en kraste aan de binnen- en buitenkant het woord “Speelruimte”. Ook dat kommetje zit nog steeds in haar koffertje.

We laten kinderen stralen, creëren speelruimte, durven te verdwalen en willen de kinderen bovenal met een goed gevulde koffer de wijde wereld in laten gaan

In 2016 stopt ze als zelfstandig ondernemer en begint aan een avontuur in Ede. ‘Daar geef en ontvang ik speelruimte en ben ik de schoolleider die ik graag wil zijn. Samen met het team richten we het onderwijs opnieuw , volgens de principes van levend leren, dus leren voor en door het leven. We sluiten aan bij het verhaal van de kinderen, ouders en leraren. We laten kinderen stralen, creëren speelruimte, durven te verdwalen en willen de kinderen bovenal met een goed gevulde koffer de wijde wereld in laten gaan. We hebben een mooi verhaal met steeds meer speelruimte.’

Dit is Jan
Ook Jan Fasen, mede-grondlegger van de eerste Agoraschool in Roermond in 2014 en nu voorzitter van de vereniging Agora Onderwijs, waaronder inmiddels 15 scholen vallen, weet dat zijn visie op leider-zijn en onderwijs gekleurd zijn door ervaringen in zijn jeugd. In 1962, zijn geboortejaar, floreerden de Limburgse mijnen nog en als die niet in 1966 gesloten waren was hij, net als zijn vader, grootvader en iedereen in Limburg mijnwerker geworden. Na de lagere school bezoekt hij de Lagere Technische School, met 1100 andere leerlingen. Het onderwijs boeide hem niet, hij had er geen zin in. Jan had andere behoeften en wensen. Zijn interesses lagen in de wereld, in de religie en in zieke mensen. Niemand om hem heen had dat door: hij was daarin eenzaam en zonder hulp.

Als vroegtijdig schoolverlater en na vele omwegen is hij na 10 jaar sociaal psychiatrisch verpleegkundige en studeert hij af in de theologie aan de Radboud Universiteit. In 1999 behaalt hij ook zijn eerstegraads lesbevoegdheid. ‘Talent houdt nooit op’, weet hij dan. Hij wordt leraar op een vo-school en belandt al snel in het management. Als schoolleider realiseert hij zich dat hij dingen kan veranderen en hij wil dat doen met drie thema’s: leerlingen zijn niet gemotiveerd en willen niet graag naar school. Dat hangt samen met het feit dat veel leraren spijt hebben van hun beroepskeuze. Tenslotte ziet hij dat school en maatschappij twee verschillende werelden zijn.

In 2014 maakt hij de morele keuze om samen met anderen Agora op te richten en later Agora Underground voor thuiszitters. Daarin staan de leerling, de leraar, de pedagogiek en de gemeenschap centraal, samen met de vraag wat voor samenleving wenselijk is. Op dit moment is Jan Fasen niet meer actief betrokken bij Agora in Roermond en is hij voorzitter van de Vereniging van Agorascholen.

Menswaardig onderwijs
Hartger Wassink memoreert het centrale thema van de onderwijsavonden in dit schooljaar, “I am not a robot”. ‘Robots zijn er inmiddels overal. Ze maaien het gras, doen klusjes in het huishouden en nog veel meer. Ze hebben echter geen gevoel voor verantwoordelijkheid en het ontbreekt ze aan zelfvertrouwen. Dat uniek menselijke blijft relevant. We lijken te onderschatten wat het uniek menselijke is in het onderwijs.’ Hartger gaat in gesprek met Joke en Jan en bedankt hen allereerst voor hun persoonlijke verhalen. Hij vraagt hen te vertellen over de overgang van het persoonlijke verhaal naar hun leiderschapsverhaal.

Van persoonlijke naar gedeelde verhalen

Joke begint vanuit haar zelfgemaakte kommetje en haar opleiding tot de stap naar Calluna, de school waar ze nu directeur is. Ze begeleidde aanvankelijk scholen bij missie- en visietrajecten en het vertellen van hun eigen verhaal. Daardoor ontstond bij haarzelf de behoefte om weer bij een school te horen. Ze solliciteert als schoolleider in Ede bij een school die een tijdje onder verscherpt toezicht gestaan had. Twee interimdirecteuren verder was er weer groen licht voor de school. Het team herformuleerde hun waarden, wilde een “school for life” worden en leren voor het leven opnemen. Op dat punt zochten ze een nieuwe directeur om het verhaal waar te maken. Dat werd Joke, en haar opdracht vanuit het bestuur was de groei van de school.

De klik tussen haar en het team ontstaat door de gedragen waarden: ‘Het was een nieuw team, dat weliswaar de opbrengsten weer op voldoende niveau had, maar wel wat anders wilde. Die context deed er toe om ja te zeggen,’ zegt Joke, ‘Want zoals ik het wilde doen, kon ik het doen en doe ik het ook.’

Op het moment dat mensen weer in de school zijn, zit in het dna kennelijk iets om toch weer hetzelfde te doen als wat men gewend is te doen

Jan zag in hoe moeilijk het was om met een groep leraren op een bestaande school innovatie te realiseren. Centraal stond een nieuwe toekomst en dat het fijn moest zijn om op school te zijn. ‘Wie in de kroeg aan vrienden vraagt hoe die ideale school eruit ziet, hoort het verhaal zoals we thuis met kinderen omgaan. Op het moment dat mensen weer in de school zijn, zit in het dna kennelijk iets om toch weer hetzelfde te doen als wat men gewend is te doen’, merkt hij op.

Die groep om het anders te doen was er al, zoals er op elke school wel zo’n groep is die elke dag beter onderwijs wil maken. Naar Jans gevoel gebeurt dat echter teveel binnen de bestaande kaders, waardoor het probleem nooit echt opgelost wordt.

Op een gegeven moment ontstaat het inzicht dat het alleen lukt als deze leraren het op een aparte afdeling in de school radicaal anders gaan doen.

‘Ik ben toen verhalen gaan vertellen over de huidige school en over mijn wensen en dromen over een nieuwe, in plaats van een plan neer te leggen. Dat bracht een fundamenteel andere beweging in de organisatie. Mensen werden geraakt en tien mensen gingen meedoen. We hebben toen een flip-over gemaakt met bovenaan het woord School en we noteerden alles wat er bij ons op kwam. Goede dingen, maar ook dingen waar mensen last van hadden. Van die flap hebben we een prop gemaakt en die ritueel weggegooid. ‘Zo gaan we het dus niet meer doen’, heb ik gezegd en tot de dag van vandaag hebben we ons daaraan gehouden.’

Verhalen zijn relevant
‘Het verhaal over Calluna en mijn verhaal sloten op elkaar aan’, zegt Joke. ‘In het begin ben ik op zoek gegaan naar het verhaal van ieder mens en hoe zij hun verhaal verbinden aan dat van Calluna. Waar schuurt het bijvoorbeeld? Door de groei zijn we iedere keer opnieuw op zoek gegaan bij nieuwe mensen of hun verhaal past bij de school. Dat verhaal is nu van ieder teamlid. Een scherp verhaal komt in alles terug. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de aanschaf van een nieuwe methode. Omdat het verhaal van iedereen is, weten we vlot of zo’n methode wel of niet past. Wie een school binnenkomt moet het verhaal voelen en overal in de school hetzelfde verhaal horen. Belangrijke elementen in ons verhaal zijn de kinderen die stralen: daar zijn we aanspreekbaar op. Levend leren, dus de wereld in de school en de wereld in. En de verantwoordelijkheid van leerlingen zelf. Dat zich uit in de klassenvergadering, met duidelijke rollen, zoals voorzitter, notulist, secretaris en penningmeester. Leerlingen ervaren dit als echt.’

Hartger haakt aan op dat laatste dat Joke benoemt. ‘Dat woord -echt-, zowel in de persoonlijke verhalen als ook in dit verhaal, maakt indruk. Er is echt iets gebeurd! Kinderen worden dus echt serieus genomen en dan gaat het ook ergens over!’ Joke: ‘Ze weten dat het team en/of ik op hun vragen en stellingen reageren. We hebben bijvoorbeeld nieuwe tassenbakken, maar ze stellen voor om er een bij te nemen, omdat ze kleiner zijn dan de andere. Of ze bellen met Teams in voor boekenwensen.’

Ik wil niet zien dat er getoetst wordt en niet zien dat er een lesrooster is, want dat beperkt de ruimte voor kinderen, die blij en vanuit intrinsieke motivatie willen leren

Echte verhalen
‘Echt is dat mensen gedreven werken vanuit intrinsieke motivatie’, zegt Jan. ‘Ik hoef als schooleider niet te managen om mijn ideeën te omarmen, omdat er een gezamenlijk verhaal is over kinderen. De echtheid van het verhaal en het leiderschap voelt als “Dat is het!”. Dat gebeurt in Agora, maar past ook veel andere leraren die hier niet werken. Dat verhaal over kinderen, die met een glimlach naar school komen, kinderen die iets te zeggen hebben over hun eigen leerproces, en tijd en ruimte hebben om na te denken over wat ze willen met hun leven, dat verhaal komt altijd terug. Ik stuur op de omgekeerde weg en vooral op wat ik niet meer wil zien. Ik wil niet zien dat kinderen gelijk behandeld worden, ik wil niet zien dat het curriculum het startpunt voor leren is. Ik wil niet zien dat er getoetst wordt en niet zien dat er een lesrooster is, want dat beperkt de ruimte voor kinderen, die blij en vanuit intrinsieke motivatie willen leren. Dat is een mooi spanningsveld waar we mee te dealen hebben. Dat verhaal moet wel echt zijn anders prikt iedereen daar snel door heen.’

Uit echte verhalen komen vanzelf bloeiende scholen?
‘Zo lijkt het soms en zo voelt het ook soms, als een soort flow als je terugkijkt’, zegt Joke, Maar het is gewoon heel hard werken voor iedereen. De lat ligt hoog, maar je krijgt er ook veel voor terug. Ik vind het opvallend dat mensen zeggen dat wat we creëren met elkaar heel bijzonder is. Dat neem ik enerzijds aan als een compliment, maar anderzijds denk ik dat als dat zo bijzonder is, dat op meer scholen zou moeten.’

Over wat voor dat ‘bijzondere’ overwonnen moet worden zegt Joke: ‘We zijn behoorlijk dwars op een aantal gebieden. Niet zo extreem als Agora, maar wij komen ook dilemma’s tegen. Als schooleider ben ik voortdurend op zoek naar de verbinding met mensen en of iedereen nog steeds aansluit bij ons verhaal. Ik heb een faciliterende rol en moet oppassen dat ik niemands werk overneem. Verbinding creëren betekent voortdurend aansluiting zoeken bij ouders, leraren en leerlingen en dus communiceren, op zoek naar wat er aan de hand is. Het helpt dat we elkaars verhalen goed kennen. Als we digitaal vergaderen zie ik gewoon dat ik die of die nog even moet bellen na afloop.

Ik laat voortdurend zien wie ik ben en krijg terug dat ik veel ruimte geef en laat. Dat gaat ook over vertrouwen. Mijn vader liet mijn zoontje van toen 4 jaar kommetjes, die hij net gedraaid had op zo’n grote plank, naar de oven brengen. Ik was bezorgd dat het zou vallen, maar mijn vader zei ‘Het valt niet en als het valt maak ik nieuwe.’ Dat is precies wat ik heb meegekregen: je mag het laten vallen. Ik denk dat ik dat vertrouwen geef aan leerkrachten, maar ik kan ook aan de andere kant ongelooflijk irritant zijn en sturen en zeuren over bijvoorbeeld die tassenbakken.’

Dat een kind zichzelf leert kennen en zich leert te verhouden tot de ander. Dat is pedagogiek. Als dat niet gebeurt kan er niets geleerd worden.

In het verhaal van Jan komen ook sturing en overtuiging voor, meent Hartger. Hoe deze zich opstelt als leider komt van het spanningsveld waar hij zojuist al over sprak. ‘De manier waarop wij met Agora begonnen, vanuit het echte verhaal en vanuit echte motivatie, geeft veel energie, een enorme vibe en plezier, totdat de vraag op tafel komt “Wat leren kinderen hier?”. Als het niet past in één van de twintig vakken, wordt er kennelijk niet geleerd. Dan ontstaat spanning. Om bij kwalificatie, om bij kennis te komen, is het eerste dat ons te doen staat het kind als mens tevoorschijn te laten komen. Dat hij zichzelf leert kennen en zich leert te verhouden tot de ander. Dat is pedagogiek. Als dat niet gebeurt kan er niets geleerd worden. Als schoolleider, als lid van het team met een specifieke rol en vaardigheden, wil ik sturend zijn: doe het maar, want het komt goed. Die drive is er om te voorkomen dat we teruggaan naar onderwijs van toen. Dan ben ik vasthoudend en streng. We gaan geen klassikale lessen wiskunde en natuurkunde bieden en ook geen gebruik van toetsen toestaan. Voor je het weet is het afgelopen met Agora.’

Vraagt het verhaal iets extra’s van leraren?
‘Leraren doen iets anders op Agora omdat ze daar zelf voor gekozen hebben. Dat anders doen heeft te maken met persoonlijk leiderschap. Wie uitgaat van leerlingen die zichzelf reguleren, die zelf kiezen en op die manier met hen omgaan, wil ook zo dat met hen wordt omgegaan. Dat moet congruent zijn. Dus zo ga ik ook met leraren om. Ze organiseren zichzelf.’

Waar zij, én Jan ook, het meest mee worstelen is de onzekerheid. ‘Het is het niet meer zeker weten. De onzekerheid om met elkaar in een pedagogische context te zijn kost aandacht en de meeste energie. We doen moeite om die onzekerheid te laten bestaan.’

Bij Calluna zijn het de Freinettechnieken, de vrije tekst en de regie van leerlingen in de klassenvergadering die anders dan anders zijn. Dat vraagt veel van leraren, want ‘ze moeten zelf even niets doen’. Wel hebben ze de leerlingen geholpen om te kunnen doen wat ze in de vergadering nu kunnen doen, maar ze zetten nu een stap terug. De mooiste verhalen komen uit deze vergaderingen en soms wordt Joke er ook bijgehaald om te genieten. ‘Een leraar zei dat ze niets doet, maar ze doet eigenlijk heel veel. Ze observeert de kinderen en geeft aan het eind van de kring feedback, waarin ze alle rollen benoemt en daar leert iedereen weer van,’ zegt Joke. ‘Het draait bij ons om relaties, want zonder dat werkt het niet. Dat zal iedereen beamen. Als die niet goed zijn stel je vragen. Hoe kan dat? Waarom is het lastig? Hoe kun je wel aansluiten?’

Maken de verhalen dat je het goede doet?
‘In het begin waren er op Agora geen traditionele instrumenten meer in gebruik. Er waren geen rapporten, geen cijfers, helemaal niks’, zegt Jan. ‘Dat was in die gemeenschap ook niet meer nodig, want we deelden met ouders en leerlingen vaker ons gezamenlijke verhaal en de leerlingen lieten zien wat en hoe ze leerden. Dat ouders erachter bleven staan was het enige op basis waarvan ik kon zeggen dat we doorgingen. Nu hebben we ook cohorten met eindexamens afgeleverd, maar toen was vertrouwen de enige kurk waar we op konden drijven en schreven we Relatie met een hoofdletter.

De Inspectie komt niet meer met lijstjes binnen, maar ze zeggen ‘Geef ons het vertrouwen dat jullie de goede dingen doen met kinderen’

Als de Inspectie op bezoek is, laten we de leerlingen aan het woord en de inspecteurs doen mee met de challenges die kinderen hebben voorbereid. De Inspectie komt niet meer met lijstjes binnen, maar ze zeggen ‘Geef ons het vertrouwen dat jullie de goede dingen doen met kinderen’. Dat vond ik zo mooi om te horen.

Agora Underground is een initiatief dat buiten de wet en regelgeving valt, maar toch… door het verhaal en de 20 leerlingen die erbij betrokken zijn en weer naar school gaan krijgen we opnieuw vertrouwen van de inspectie. Deze leerlingen kijken weer blij uit de ogen, maar ook de inspecteurs, die samen met samen ons naar het Ministerie gaan om dat te organiseren. Dat is vertrouwen als resultaat.’

In Calluna is het eerste teken van het goede doen de groei die zichtbaar is. ‘We hebben heel veel paaltjes geschilderd en langs het pad gezet om ons letterlijk zichtbaar te maken. Eerst wist niemand het verhaal van school en nu vertellen we nu het goede verhaal van de school. We zien dat kinderen stralen en een team dat open, vol vertrouwen is en dat blijft vragen stellen. Dat zegt natuurlijk alles. Ouders komen met vragen en stellen vertrouwen in ons’, aldus Joke.

Hartger sluit af en merkt terecht op dat zowel Joke als Jan veel vertrouwen geven en dat dat wordt beantwoord met vertrouwen. ‘Dat is een mooie wisselwerking die je op gang brengt’, zegt hij.

Onderzoek naar menswaardig onderwijs: het voorbeeld van Agora
Hartger maakt een paar opmerkingen aan de hand van het onderzoek over Agora door Jos Claessen. Daar kunnen we niet omheen, want als het gaat over onderwijsontwikkeling, gaat het altijd om de vraag hoe weet je of het werkt. Dat is het lastige bij menswaardig onderwijs, dat je dat vaak niet weet. Ander onderwijs vraagt dan ook om ander onderzoek.

In onderstaande tabel geeft Hartger een aantal verschillen weer tussen verklarend (evidence based) onderzoek en beschrijvend onderzoek, eigenlijk hoe je resp. gangbaar en menswaardig onderwijs en nieuwe ontwikkelingen onderzoekt. Het is namelijk wel belangrijk dat je je als school verantwoordt en de buitenwereld laat zien waar je mee bezig bent en op basis van feedback jezelf kunt verbeteren.

Hartger laat zien dat menswaardig onderwijs een beschrijvend onderzoek is op basis van wat er is, want er is nog geen theorie over. Uit de verhalen van Joke en Jan blijkt dat ook. Je kunt het dus ook (nog) niet toetsen.

Een voorbeeld uit verklarend onderzoek kan de vraag zijn - wat is de meest effectieve vorm van huiswerk? - In het beschrijvende onderzoek is dan veel meer de vraag aan de orde - wat is huiswerk eigenlijk?- De onderzoeker gaat dan opnieuw interpreteren waarom huiswerk eigenlijk bestaat. Hoe ervaren leraren en leerlingen dat bijvoorbeeld? Dat betekent dat er aan nieuwe perspectieven ruimte wordt gegeven en men per definitie men dus niet kan standaardiseren. Het gaat dus niet om het uitrollen van de beste aanpak, zoals in verklarend onderzoek, maar de onderzoeker zoekt aanknopingspunten in de eigen context. Iedereen kijkt hoe dat het beste past in zijn/haar eigen situatie. De subjectiviteit is dus het uitgangspunt.

Jos Claessen heeft drie rapporten geschreven over Agora. Iedere zoveel jaar is hij langs geweest om de ontwikkelingen in kaart te brengen. De drie paradoxen die Hartger eruit haalt zijn wellicht ook van belang voor andere  onderwijsontwikkelingen: beschrijven, vergelijken en interpreteren (zie de afbeelding hieronder).

Hoewel Claessen breed beschrijft in zijn ontwerpen wat hij ziet, moet hij toch een focus hebben. Die focus ontstaat uit het onderzoek zelf.

Bij het vergelijken is het referentiekader de bouwstenen van Agora zelf. Die gegevens worden geordend in de bronnen. Het interpreteren tenslotte gebeurt in dit onderzoek subjectief en verhalend.

’Door eigen keuzes te maken en deze te expliciteren kan Claessen van het onderzoek zijn eigen verhaal maken. Weliswaar kunnen daar geen wetmatigheden uit gehaald worden, maar je kunt veel hebben aan verhalend onderzoek,’ besluit Hartger.

Reflectie op de avond
Na deze uiteenzetting over onderzoek volgen levendige gesprekken in de break-out rooms en daarna met Joke en Jan, waarbij de chat volloopt met boeiende en geïnteresseerde vragen. Ten slotte vraagt Hartger wat Jan en Joke willen meegeven aan de deelnemers van deze onderwijsavond?

‘Welk goed onderwijs past bij jou?’, vraagt Jan. ‘Begin daar dan morgen mee en zet een stap. Laat jouw passie en verhaal aan anderen zien en verleid hen mee te doen onder het motto “Begint eer gij bezint”. Het is een kwestie van doen. Wezenlijk is  om aandacht voor elkaar te houden en ieders eigenwaarde te koesteren.’

Hartger besluit de avond en bedankt Joke en Jan voor de persoonlijke verhalen en de verhalen van de school. De simpele en krachtige oproep van Jan maken wellicht dat anderen het ook gaan doen.

Het slotwoord is voor Eveline Oostdijk en Luc Stevens, die beide geraakt zijn door de openheid van de sprekers en de bedoeling van menswaardig onderwijs.

‘Er zijn geen mooier voorbeelden van The Beautiful Risk of Education dan jullie verhalen’, aldus Luc. ‘Als pedagogische leiders hebben jullie de soevereine toewijding aan de pedagogische opdracht laten zien op authentieke wijze. Er staat bij jullie duidelijk iets op het spel.’

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief