Kijken naar studenten
12 oktober 2018
Wat gebeurt er als je een studentenintroductie qua opzet helemaal omgooit? Geen directe instructies biedt, maar een markt met kraampjes? Jasja van den Brink en anderen zetten het experiment in op een pabo en bleven achter de kraampjes kijken wat er zou gebeuren...
We hadden besloten de introductie van het eerste semester voor de eerstejaars pabo-studenten eens geheel anders aan te pakken: in plaats van een standaard hoorcollege in de aula waarin per vak netjes op een rijtje gezet werd wat er van de student verwacht werd, zouden we dit jaar een markt organiseren. Een ‘uitdagende leeromgeving’ vol ruimte voor het eigen initiatief en de eigen vragen van studenten: spelend leren! Vol enthousiasme togen we aan de slag. Per leergebied richtten we een kraam in waarin we de leerstof en bedoelingen van de komende tijd zo helder en uitnodigend mogelijk presenteerden. Spelmaterialen, boeken, ‘best practices’ van voorgaande jaren, posters et cetera.
We hadden er best een hoop werk aan gehad en er enorm veel zin in: direct in gesprek met de studenten over de het komende semester, waarin het ‘Kijken naar Kinderen’ als basis voor verder pedagogisch handelen centraal stond. Eén kind uit je onderbouwgroep observeren, ermee in gesprek gaan en op basis daarvan een spelkist voor het kind samenstellen. Deze kist vervolgens aan het kind aanbieden om - wederom - te observeren of en hoe het kind hiermee aan de slag ging, en daarna een gesprek over of het kind de kist leuk gevonden had. Of dat je er totaal naast zat. De mogelijkheden waren eindeloos, het kind de onbetwiste basis, de grote theorieën nog ver weg.
De volgende ochtend stonden wij er in alle vroegte helemaal klaar voor, rechtsachter in ‘de taartpunt’. Een grote ruimte die ook voor tentamens gebruikt werd, wat maakte dat ook deze dag de linkerkant gevuld was met een grote hoeveelheid tafels en stoelen in toetsopstelling.
Langzaam druppelden de eerste studenten binnen. Ze stonden wat verloren in de grote ruimte, wierpen een vage blik op de marktkraampjes waar wij verwachtingsvol stonden te wachten. Ze keken eens naar elkaar en naar de tafels en stoelen in toetsopstelling, alwaar de eerste studenten zich langzaam neer lieten zakken. Wij, docenten, observeerden onze studenten met stijgende verbazing. ‘Kijken naar kinderen’, werd ‘Kijken naar studenten’. Wat zouden ze doen als er straks niet tien, maar negentig studenten achter de tafeltjes zouden zitten en er niks zou gebeuren? Zouden ze boos weglopen ‘omdat de docent er niet was’? Verder gaan kijken richting de markt? Verhaal halen bij de conciërge? Welke conditioneringen zouden zichtbaar worden?
Een minuut of tien hebben we het aangekeken, er stroomden steeds meer studenten binnen. Niemand keek meer naar de markt. Ze kwamen, zagen de anderen in toetsopstelling zitten en zochten een eigen tafeltje op.
Wij kozen eieren voor ons geld. Het was inmiddels meer dan duidelijk: de studenten zouden niet naar ons toe komen, dus gingen wij naar de studenten toe. ‘Waar wachten jullie op?’ vroegen we. ‘Wij zouden hier informatie krijgen over wat we het eerste semester doen moeten, maar er is niemand’, was het antwoord. Vervolgens verwezen we hen vriendelijk naar de marktkraampjes. En toen er één schaap over de dam was…
Terugkijkend konden we niet anders dan concluderen dat we ‘de beginsituatie’ behoorlijk optimistisch ingeschat hadden. De studenten begonnen aan een echte hbo-studie, waren er klaar voor serieus aantekeningen te maken van alle opdrachten en vereisten waar ze de komende tijd aan zouden moeten voldoen.
Onze bedoeling was bij de basis beginnen: het kind zelf en de ‘jij’ die daarnaar kijkt. Ben je je ervan bewust dat jouw ‘bril’ bepaalt hoe jij de wereld ziet? Hoe jij kinderen beziet? Hoe jij jezelf beziet? Wie ben jij als student en wat heb jij kinderen te bieden? Misschien ook wel erg ‘naakt’ voor een eerste opdracht. De speelse aanpak bleek niet te werken. De schoolse conditionering en de onveiligheid van de nieuwe situatie vroegen om een veilig, herkenbaar en gestructureerd kader.
Rob Martens was 3 oktober helder in zijn betoog op de Onderwijsavond over het gebruik van spel in het onderwijs: serious gaming werkt niet als het verplicht is en je er - uiteindelijk - op afgerekend wordt. Dan worden de twee belangrijkste principes van spel (vrijwilligheid en veiligheid) geschonden.
Hadden we dat maar eerder geweten…
Of niet, want dan hadden we deze leerervaring gemist.
Jasja van den Brink is pedagoog, onderwijstrainer en –coach en moeder van drie kinderen in de basisschoolleeftijd. Meer op de website van Raafels.
Reacties