Joseph Kessels biedt legitimering voor emancipatie in onderwijsveld vol spanningen
20 januari 2014
Joseph Kessels legde de vinger op de zere plek in onderwijs, de plek waar het wringt. Het goede willen doen, maar ook tegemoet willen komen aan allerlei (externe) eisen. Dit spanningsveld was de rode draad in Kessels verhaal, op de druk bezochte NIVOZ-onderwijsavond in januari 2014 in Driebergen. Hij bood als hoogleraar Opleidingskunde vooral legitimering voor leraren en schoolleiders om in zichzelf te geloven, als degene die het verschil maken. 'De leraar is de sleutelfiguur als het gaat over succesvolle ontwikkeling van kinderen'. Gijs Verbeek kijkt terug.
Er begint zich langzamerhand een lijn af te tekenen in de onderwijsavonden van het huidige seizoen: de tendens om de wringende punten van onderwijs ten opzichte van de bredere maatschappij aan te wijzen en te duiden. Paul Verhaeghe en Paul Frissen gaven eerder al hun visies op deze situatie. Joseph Kessels illustreerde dat op geheel eigen wijze met behulp kunst en muziek.
Momenten van zuiverheid en openheid
Kessels begon de avond met een zelfgemaakte foto (zie hieronder). Op de foto stond een jongen voor een schilderij de houding na te doen van het figuur op het schilderij. Kessels vroeg zich af wat er in het hoofd van de jongen omging op dat moment. Blijkbaar werd de nieuwsgierigheid van de jongen gestimuleerd en ging hij onderzoeken wat en of het schilderij iets (voor hem) betekende. Een voorbeeld van een echte lerende situatie, waarvan je hoopt dat die vaker in onderwijs voorkomt. En hoe mooi of gewenst ook, dergelijke situaties blijken niet te forceren en zijn moeilijk zo te maken of te sturen.
Het gaat volgens Kessels bij dergelijke gewenste situaties in onderwijs om openheid, zuiverheid, mogelijkheden, groei en ontwikkeling. Als je dat probeert vorm te geven, probeert te sturen, dan maak je het vaak juist kapot. Je kunt de plant goed verzorgen, maar niet de bloemen laten bloeien. Anderzijds is het vaak ook de context die belemmert, die eisen stelt en de bron van ontwikkeling stuk maakt.
De hoogleraar doelde hiermee op de neoliberale, meritocratische en economische invloeden die in de twee voorgaande onderwijsavonden reeds uitgebreid behandeld werden. ‘Het systeem’ binnen onze maatschappij, en dus ook het onderwijs, lijkt een eigen leven te zijn gaan leiden wat vervreemding in de hand werkt.
Deze strijd tussen het streven naar mooie momenten en de tegenwerkende bronnen illustreerde Kessels aan de hand van muziek: de zevende symfonie van Shostakovich. De rustige, fijne en onschuldige fragmenten werden op een gegeven moment verzwolgen door het onstuimige en het ondermijnende.
Van domesticatie naar emancipatie
Voor wat betreft het onderwijs gaat het hier over een systeem dat in principe ontwikkelt was voor domesticeren; kinderen moesten voorbereid worden op een leven in een industriële maatschappij, waarin produceren, consumeren en gehoorzaamheid centraal stonden. Maar leven in de huidige maatschappij stelt andere vragen en eisen aan mensen wat ook gevolgen heeft voor het onderwijs. Kessels refereerde hierbij aan Paulo Freire’s Banking Concept en Domestication of Thinking van Chomsky; zie ook Gatto (2009). Onderwijs in de huidige maatschappij zou eerder gericht moeten zijn op emanciperen en de implicaties die daaruit volgen.
Kessels stelde zichzelf – en ons – niet alleen vragen, hij gaf ook antwoorden. Een selectie:
- De leraar is de meest bepalende factor als het gaat over de succesvolle ontwikkeling van kinderen. Dat betekent allereerst aandacht voor de professionalisering van leraren en docenten en het ten tweede centraal blijven stellen van deze bepalende factor. Leraren bieden de mogelijkheden voor mooi en waardig onderwijs; zij zijn geen radertjes in het systeem maar autonome en geïnspireerde professionals. Alles binnen onderwijs zou aan deze fundamentele rol ondersteunend moeten zijn.
- Leraren leren door en met elkaar; deuren van de klaslokalen moeten (zoveel mogelijk) open. Het gaat om uitwisseling, verkennen met elkaar en dat binnen een context van vertrouwen en welwillendheid. De school wordt hierbij opgevat als aantrekkelijke leeromgeving (OOK) voor de leraren.
- Het geloof in eigen kunnen (self efficacy) blijkt de belangrijkste (en sterkste) voorspeller te zijn van succes, of dat nu op het gebied van de schoolvakken en de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden of succes bij sport gaat: zelfvertrouwen werkt! En dit werkt tevens besmettelijk voor de omgeving; de in-zichzelf-vertrouwende leraar vertrouwt ook in het kunnen van de leerling(en).
- Mensen, en dus ook leerlingen, zijn:
- intrinsiek gemotiveerd om hun bekwaamheid te ontwikkelen;
- zijn zijn gericht op en gevoelig voor het vergroten van de eigen autonomie; en
- zij zijn gericht op het versterken van (sociale) verbindingen (Deci & Ryan, 2000). - Gedeeld leiderschap, waarin iedereen aangesproken wordt op zijn of haar expertise, werkt! En daar vallen voor de duidelijkheid ook de expertises van de leerlingen onder. Zij komen dus ook in aanmerking voor dat gedeeld leiderschap. Kessels illustreerde dit aan de hand van een beeldfragment van een orkest dat al sinds haar oprichting (uitermate succesvol) zonder dirigent opereert.
Samenvattend gaat het volgens Kessels om:
- Het waarderen van ieders talenten (nadrukkelijk ook die van de leerling);
- De kwaliteit van (sociale) verbindingen, zowel binnen de school als organisatie als onder de leraren onderling als (niet in de laatste plaats) tussen leraar en leerlingen;
- Het geloof in eigen kunnen, wat ook uitstraalt in geloof in andermans kunnen; en ruimte voor en stimulering van bevlogenheid.
Hoe de aandachtspunten van Kessels ingevuld kunnen worden, is waarschijnlijk niet de juiste vraag. Dat kan iedereen alleen voor zichzelf invullen en is van zoveel zaken afhankelijk, dat een ander dat nooit kan voorschrijven. Het antwoord op de 'hoe'-vraag kan daarom alleen zijn: handel vanuit de basis van vertrouwen, in jezelf en in de ander.
Wesley en de luchtspuit
Voor alle aanwezigen van de avond die het filmpje over 'Wesley en de luchtspuit' van prof. dr. Jan de Lange terug willen zien, dat kan hier.
De Lange, die voorheen als hoogleraar verbonden was aan het Freudenthal Instituut en de Universiteit van Utrecht, werkt tegenwoordig vooral met kinderen tussen 3 en 6 jaar. ‘Op deze leeftijd gaan kinderen creatief en oplossingsgericht denken’. Hij meent dat het 'je grootste talent is om je hersenen te gebruiken’. Jan de Lange merkt op dat ouders van bijvoorbeeld Wesley hun kind vooral met plezier ziet spelen.
Reacties