Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Jean Piaget en het constructivisme: ‘Leren is een activiteit van kinderen zélf’

2 januari 2018

In de 'Pedagogische Canon’ vindt u een serie portretten van onderwijswetenschappers en -denkers, uit heden en verleden. Hun werk is van betekenis voor een beter verstaan van goede onderwijspraktijk. Via kernbegrippen, definities en eerder gepubliceerd werk trachten we de essentie te vatten.  In deze aflevering de Zwitser Jean Piaget die onderzoek deed naar de cognitieve psychologische ontwikkeling van kinderen (in de leeftijd van o tot 14 jaar met name) en wordt direct in verband gebracht met het constructivisme. ‘Leren is niet een mechanistisch proces (zoals het behaviorisme aannam), maar de werking van ons cognitieve apparaat is gericht op constructie van kennis en betekenis.’

Jean Piaget (1896 - 1980) was een Zwitserse (ontwikkelings)psycholoog die onderzoek deed naar de cognitieve psychologische ontwikkeling van kinderen (in de leeftijd van o tot 14 jaar met name). Piaget verwierf in de psychologie en pedagogiek vooral bekendheid met zijn conservatietheorie en zijn cognitieve ontwikkelingstheorie. Piaget dacht dat hij in een paar jaar tijd wel klaar zou zijn met de bestudering van de kennis of cognitieve ontwikkeling van kinderen, maar bleef zijn hele leven gefascineerd door dit onderwerp.

‘Leren is een activiteit van kinderen zélf’
Piaget wordt gezien als de grote pionier als het gaat om de constructivistische leertheorie (een voorloper van wat later het constructivisme werd, wat weer een basis een basis is van waaruit veel onderwijsontwikkelaars vertrekken). Een van de andere bekende ontwikkelingspsychologen die het constructivisme bekend maakte, is Lev Vygotsky (Kanselaar & Andriessen, 2000).

Het constructivisme veronderstelt op het leerpsychologische niveau dat ‘leren niet een “mechanistisch proces” is (zoals het behaviorisme aannam), maar dat de werking van ons cognitieve apparaat is gericht op constructie van kennis en betekenis’ (pag. 91, Kanselaar & Andriessen, 2000).

Klinische methode
Jean Piaget studeerde eerst biologie en kreeg tijdens zijn promotie interesse in hoe kennis zich ontwikkelt. In 1919 volgde hij colleges aan de Sorbonne in Parijs en hielp daar onderzoekers met het indelen van een intelligentietest in leeftijdsschalen. Tijdens zijn gesprekken met kinderen daar, kwam hij erachter dat bepaalde leeftijdsgroepen sommige begripsniveaus nog niet beheersen, maar dat er wel leeftijdsgebonden redeneerpatronen in hun denken zit, een bepaalde logica (Bakker, 2002).

Piaget analyseerde de gesprekken die hij met kinderen had op kwalitatieve wijze en duidde dat aan als de ‘klinische methode’. Piaget beoogde met zijn onderzoek uiteindelijk altijd ‘de wording van het menselijke kennen bloot te leggen’ en noemde dit zelf ‘genetische epistemologie’ (Bakker, 2002).

Motivatie
Piaget observeerde assimilatie bij kinderen, dat wil zeggen; dat ze ‘kenmerken’ uit hun omgeving in zich opnamen om zich beter aan de omgeving te kunnen aanpassen (Bakker, 2002). Hij noemde assimilatie zelfs noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. Dat vermogen van levende organismen tot aanpassen bleef hem zijn hele leven fascineren en legde ook de bodem voor zijn ideeën over motivatie (Barnes, 2008).

Piaget geloofde in de intrinsiek gemotiveerde mens en koppelde dit aan het zelfbeeld: hoe positiever het zelfbeeld, des te gemotiveerder zou een kind zijn. Opvoeders zouden een grote rol hebben in de vorming van het zelfbeeld. Hij geloofde niet in de kracht van extrinsieke motivatie en stelde dat het gedrag van een kind hierdoor niet beïnvloed werd en het leren er ook niet door bevorderd werd (Barnes, 2008).

Kritiek op eigen theorie
Een van de bekendste theorieën van Piaget waren zijn stadia van de cognitieve ontwikkeling. De stadia zijn: sensomotorische fase, 0-2 jaar; preoperationele fase, 2-7 jaar; concreet operationele fase, 6-12 jaar; en de formeel operationele fase, 12 jaar en ouder.

Hoewel die theorie nog veelvuldig wordt aangeleerd aan psychologen en pedagogen, was het niet Piagets bedoeling te suggereren dat er harde leeftijdsgrenzen zijn waarop kinderen in bepaalde fases zitten. Dat zou de invloed van de omgeving ondermijnen, en dat deed Piaget zeer zeker niet. ‘De les die uit Piagets theorie over de kinderlijke ontwikkeling getrokken kan worden, komt samengevat hierop neer: het heeft geen zin kinderen van alles te leren waar ze (nog) geen begrip voor hebben en ook niet kunnen hebben, simpelweg omdat het niet in hun wereldbeeld past’, aldus Bakker (2002, p. 315).

Onderwijs
Voor het onderwijs vond Piaget het belangrijk dat leerkrachten zich bewust waren of de kennis die aangeboden werd paste bij het ontwikkelingsstadium waarin een kind zich bevond. Daarnaast benadrukte hij de rol van de setting. In de woorden van Bakker (2002): ‘voor het overige moet de school een 'rijke' omgeving bieden. Des te belangrijker - Piaget wijst daar zelf op - voor kinderen die van huis uit weinig stimulering hebben ervaren. Immers, in interactie met de omgeving construeert en reconstrueert het kind zijn realiteit’ (p. 315). Daarin is de belangrijkste rol weggelegd voor de leerkracht: ‘Er wordt veel van hem gevraagd. De leerkracht moet even creatief en adaptief zijn als de kinderen in zijn groep. Maar bovenal moet hij de kunst verstaan zich te verzoenen met hun logica.’ (Bakker, 2002, p. 315).
 

Geraadpleegde bronnen


  • Kanselaar, G., & Andriessen, J. (2000). Ontwikkelingen in leertheorieën en leeromgevingen. Van Onderwijs naar Leren: 89-102.
  • Bakker, J.T.A. (2002) Jean Piaget: de ontwikkeling van de intelligentie. De wereld van het jonge kind: 312-315 - http://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/62066/62066.pdf
  • Barnes, C.M. (2008). Piaget and Vygotsky’s Views on Motivation, Educational Psychology - http://cbteaching.dandelilystudios.com/links/education/CMB-PiagetandVygotskyPaper.pdf
     

NB. NIVOZ heeft niet de illusie met deze canonbijdrage volledig en compleet te zijn. Het is geschreven om de aandacht en interesse te prikkelen bij leraren, schoolleiders en andere geïnteresseerden. Voor sommige zal het gaan om een eerste kennismaking; voor anderen aanleiding zijn om zich verder te verdiepen. We verwijzen daarvoor naar andere bronnen, zoals onder meer naar het boek Grote pedagogen in klein bestek (SWP), de website van Expoo en het erfgoed van de Nederlandse Gedragswetenschappen (ADNG). 





     
  •  

 

 

 

 

 

 
 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief