Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

In Nederland lijkt het soms alsof het kind pas bij 4 jaar wordt geboren, maar in Tilburg gaat dat nu anders

6 september 2023

Terwijl in heel Nederland kleine, goedlopende kinderdagverblijven worden opgeslokt door winstgedreven private equity-partijen, vindt er in de regio Tilburg een totaal omgekeerde beweging plaats. Na een organische ‘samenklontering’ in de jaren ’90 van verschillende peuterspeelzalen en kinderopvangstichtingen tot ‘de Kinderopvanggroep’, heeft het bestuur van deze koepelorganisatie besloten de club toch weer op te splitsen. Dat betekent dat de 1300 werknemers die er werkzaam waren – van pedagogisch medewerkers tot managers en beleidsmedewerkers – voortaan vallen onder vier verschillende schoolbesturen in de Brabantse regio. De gedachte hierachter is dat kinderopvang en scholen op deze manier constructiever met elkaar kunnen gaan samenwerken en kinderen voortaan opgroeien in een omgeving die door dezelfde pedagogische waarden wordt gedreven- of de kinderen nou peuter zijn, in groep zeven zitten of aan het sporten zijn bij de naschoolse opvang.  Wie zijn de mensen achter dit opmerkelijke initiatief en wat drijft hen om juist deze omgekeerde beweging in te zetten?

Op een zeer regenachtige zomerochtend komt Harriëtte Koning als eerste binnengelopen in het Utrechtse café waar we hebben afgesproken. Koning staat samen met Geert de Wit aan de wieg van de Kinderopvanggroep. Tot ze het stokje doorgaven aan de schoolbesturen vormde Geert en zij samen het dagelijks bestuur. Tijdens een levendig gesprek vertelt Harriette me over haar bijna dertig jaar ervaring in de wereld van de kinderopvang. Het wordt me gaandeweg duidelijk dat ik te maken heb met een zeer ideologisch gedreven vrouw die met lede ogen heeft aangezien hoe de kinderopvang in de Tilburgse regio steeds harder heeft moeten vechten tegen de commercie.

‘Tilburg is van oudsher een arme stad’, vertelt Koning. ‘Er woonden veel mensen die werkten in de textielindustrie. Die hadden het niet breed. Toen die industrie verdween kampte de stad weer met veel werkloosheid. De peuterspeelzalen die vanaf de jaren ’70 opkwamen in Nederland werden in Tilburg vaak gestart vanuit een ideologisch perspectief. De gemeente zag ze als aangewezen middel om de armoedespiraal van veel gezinnen in de stad te doorbreken. Door kinderen al op jonge leeftijd een rijke speelomgeving aan te bieden zouden ze hun kansen vergroten om later op de basisschool goed mee te komen.’

De eerste kinderdagverblijven in de regio ontstonden daarentegen rondom de werknemers van de universiteit in Tilburg. In deze doorgaans progressieve omgeving werden de eerste ouderparticipatiecrèches en universiteitscrèches geboren. Vanaf de jaren '90 werd de kinderopvang nog eens extra gestimuleerd en geprofessionaliseerd. De toenmalige minister Hedy d’Ancona zorgde voor strengere kwaliteits- en opleidingseisen en organisaties werden aangemoedigd een pedagogisch plan te ontwikkelen.

Koning: ‘Door de wildgroei aan peuter- en opvanginitiatieven begonnen we ons af te vragen hoe we dit verder konden structureren. Het antwoord was de oprichting van een stichting die al die losse initiatieven deed samenklonteren en er tegelijkertijd voor zorgde dat ze hun eigenheid konden behouden.’

De samenwerking tussen de peuter- en kinderopvangorganisaties verliep in die eerste jaren heel harmonieus. Wat daarbij hielp was dat de gemeente Tilburg sterk geloofde in de emanciperende werking van kinderopvang, voor zowel kinderen uit de minder kansrijke gezinnen als voor vrouwen. Zo organiseerden zij bijvoorbeeld opvang voor tienermoeders, voor ouders die een cursus wilden volgen om verder te komen, en voor asielzoekers die de Nederlandse taal wilden leren. Maar toen de overheid in 2005 besloot om de kinderopvang over te laten aan de markt werd het allemaal anders.  

‘Opeens waren de ouders niet meer de opvoedpartners van de kinderopvangorganisaties maar de klanten’, zegt Koning. ‘En de kinderopvangorganisaties werden opeens concurrenten van elkaar.’ Pedagogisch medewerkers en leidinggevenden merkten dat al gauw. Ouders beschouwden hen steeds minder als opvoedmeedenker maar als personeel dat zich moest voegen naar hun wensen. Ze wilden langere openingstijden, wisselende dagen, kortingen etcetera. Het ging steeds minder over de ontwikkeling van het kind en steeds meer over het gemak van de ouder. ‘Ik voelde me in die tijd nog maar amper maatschappelijk ondernemer’, herinnert Koning zich. ‘Ik was meer een klachtenbureau’.

Ze merkte ook dat het moeilijker werd voor de verschillenden opvangorganisaties om samen te werken. ‘Er waren immers allerlei commerciële belangen die een rol gingen spelen’. Omdat in die tijd echt iedereen een kinderdagverblijf kon openen - ook de mensen die niet zo veel op hadden met de ontwikkeling van kinderen en puur voor de winst gingen - moest het toezicht extra worden verscherpt. Het werd daardoor steeds bureaucratischer. ‘We moeten nu klokken hoe lang de vleeswaren op tafel liggen... dat gaat wel erg ver. Maar goed, als je hoort dat er nog steeds kinderdagverblijven zijn zoals ‘24/7 Kids’ waar het winstbejag van de eigenaren regelrecht leidde tot ernstige kinderverwaarlozing dan moet je dit misschien wel doen. Dat zijn nou eenmaal de gevolgen van de ongebreidelde marktwerking.’

Toch lukte het de Kinderopvanggroep ook na 2005 haar idealen hoog te houden. Om te voorkomen dat de kinderopvangorganisaties in de minder welvarende wijken zouden bezwijken onder de druk van de marktwerking, hanteerden ze in de meer welvarende buurten bijvoorbeeld net iets hogere tarieven dan in de economische zwakkere wijken. ‘Met deze ‘Robin Hood methode’ bedropen de rijken de armen’ vertelt Geert de Wit die inmiddels ook is binnengekomen. ‘Ons streven was altijd om maximale kwaliteit te leveren voor een zo laag mogelijke prijs. Als we ergens winst maakten, gebruikten we dat altijd om de kwaliteit te verbeteren en de capaciteit te vergroten. Dikke winsten uitkeren aan aandeelhouders was er bij ons absoluut niet bij.’

De stap om de Kinderopvanggroep nu te laten fuseren met vier verschillende schoolbesturen komt voort uit de wens om de ontwikkeling van kinderen van nul tot vier net zo serieus te nemen als die van kinderen met een schoolgaande leeftijd. ‘In Nederland roepen we steeds vaker dat de eerste 1000 dagen van een mensenleven ontzettend belangrijk zijn, maar in de praktijk lijkt het soms alsof het kind pas bij 4 jaar wordt geboren’, zegt Koning. Geert de Wit knikt instemmend. Hij is er van overtuigd dat de gratis kinderopvang die tot voor kort nog in de planning stond, absoluut geen bewijs is dat dit wel het geval zou zijn. ‘Dat plan kwam helemaal niet voort uit een soort verheffingsgedachte maar veel meer uit de wens om een tweede toeslagen-affaire te vorkomen’, zegt hij. ‘Het waren vooral de kinderen van de werkende ouders die van de gratis kinderopvang zouden profiteren – kinderen van niet-werkende ouders kwamen er niet voor in aanmerking. Dan neem je dat hele verhaal over ontwikkeling en kansengelijkheid dus echt niet serieus.’

En dat laatste is voor De Wit een heel wezenlijk punt. ‘Kinderen met verschillende achtergronden horen elkaar te ontmoeten. Ik heb aan den lijve ondervonden hoe belangrijk dat is.’ Hij vertelt over zijn vader, een wever, die niet meer had dan lagere school. En over zijn moeder die ook de kans niet had gekregen om verder te leren. ‘Op intellectueel vlak werd ik dus niet echt geprikkeld.’ Dat gebeurde pas toen een vader van een vriendje, een leraar, de beide jongens enthousiast maakte voor de natuur. ‘Mijn vader ving vogeltjes, maar deze vader leerde ons er over. Sindsdien heb ik geweldige jaren gehad bij de Katholieke Jeugdbond voor Natuurstudie.’ De Wit vertelt hoe die vereniging hem heeft gevormd. ‘We organiseerden kampen, protesteerden tegen de aanleg van een snelweg dwars door een prachtig natuurgebied en uiteindelijk belandde ik zelfs bij de politiek. Ik zat om mijn 23ste al in de gemeenteraad voor de toenmalige PPR.’

Toch zijn De Wit en Koning geen harde voorvechters van de Integrale Kindcentra waar opvang en school altijd onder één dak zitten. Ze willen juist dat er ruimte blijft voor kleinschalige kinderopvanglocaties - vaak erg populair bij ouders. En ze willen ook dat de oudere kinderen na school terecht kunnen bij een ander soort BSO - een sport-BSO bijvoorbeeld. Door alles op één school te houden - zoals nu het geval is op sommige IKC’s - beperk je het aanbod te veel vindt De Wit. En dat is volgens hem echt niet nodig om het project te laten slagen. Waar de samenwerking vooral om draait is die gedeelde pedagogische visie. En, ook niet onbelangrijk, het verminderen van de concurrentie tussen de BSO’s. De Wit: ‘Nu is het zo dat de schoolbestuurders bepalen welke kinderopvangorganisatie voor een aantal jaar een ruimte in de school mag huren voor de naschoolse opvang. Als die tijd verstreken is moet je als BSO maar hopen dat de periode weer verlengd wordt. Daarmee hebben de bestuurders erg veel macht en worden de BSO’s gedwongen om elkaar te beconcurreren. Zo haal je toch niet het beste in elkaar naar boven...?’

Door de fusie met een deel van de Kinderopvanggroep krijgen de schoolbestuurders in één klap flink wat extra kennis in huis. ‘De stafafdeling van veel schoolbesturen bestaat vooral uit mensen die verstand hebben van personeelszaken of financiën’, legt De Wit uit. ‘Onze staf bestaat vooral uit mensen met pedagogische kennis op hoog niveau. De scholen kunnen daar enorm van gaan profiteren.’ ‘Als ze daar tenminste voor open staat’, voegt hij daar glimlachend aan toe. ‘Ze zijn vaak wat behoudender dan in onze sector.’

De Koning hoopt ook dat de bestuurders hun kansen gaan grijpen. En ook bij haar heeft die wens -deels - te maken met haar eigen jeugd. ‘Als kind van een vader die steeds in een ander land een project onder zijn hoede had, zat ik op maar liefst vijf verschillende basisscholen. De beste herinnering heb ik aan de campus  in Taiwan waar we van half acht ‘s ochtends tot half vijf ’s middags van alles konden doen dat onze ontwikkeling zou stimuleren. ‘Je kon er tekenen, muziek maken, sporten... ik vond het geweldig! Die ervaring gun ik ieder kind.’

Marilse Eerkens is sociaal psycholoog, journalist en auteur van o.a. ‘Als ze maar gelukkig worden’.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief