In het midden blijven met Biesta's filosofie: ‘Iemand moet voorkomen dat de praktijk niet verbleekt in het felle licht van het denken.’
6 september 2021
Hoe neem je een nieuwe onderwijsfilosofie aan boord in een school of hoe verken je die alleen al met een klein gezelschap? Patrick van der Bogt – docent in het hbo – blikt terug op een keynote van Gert Biesta tijdens het onderzoeksfestival Musework Live en een eigen workshop/onderzoekspraktijk die in het verlengde van diens gedachtengoed ligt. Hij beschrijft de aanloop en de doorwerking ervan. Met andere woorden: Biesta in de onderzoekspraktijk van de hbo. ‘Iemand moet voorkomen dat de praktijk niet verbleekt in het felle licht van het denken.’
In mei verkenden we wat goed onderwijs is tijdens het onderzoeksfestival Musework Live: Kritische kwaliteit. Volgens Gert Biesta is bij jezelf nagaan: 'Wat vraagt dit van mij?' een mooie ingang tot 'kritiek' articuleren. Terugblikkend op zijn keynote en mijn workshop heeft het van mij gevraagd: om de tijd te nemen voordat ik mijn gedachten erover deel met de wereld; niet bang te zijn dat ik niet precies genoeg ben daarin en het klinkklaar te maken dat ik het niet alleen kan.
Hoe ontwikkel je een workshop?
In bed lig ik met mijn telefoon in mijn hand halverwege de werkweek midden in de nacht. De wake-up light werpt een zacht oranje licht over mijn dekbed terwijl ik felle doch veel te kleine witte letters op een zwart schermpje doe verschijnen. Een goede nacht maken is belangrijk en de anticipatie op mijn workshop van morgenochtend moet me niet teveel opwinden. Anders slaap ik niet zo. Het trucje dat ik probeer, is om te doen alsof de workshop zich in enkele zinnen wel in zijn structuur laat vangen. Ik noteer het volgende rijtje als ontwerp:
- drieluik
- phronèsis
- rijk A4’tje
- matrix
Al het goede komt in drieën, toch? We moeten eerst landen, dan verdiepen en tot slot verrijken. Zoiets. En de ‘phronèsis’, de praktische wijsheid, moet flink opgeroepen worden. Dus zullen we eerst een ‘rijk A4’tje’ gaan schrijven. Vervolgens een kleine ‘Biesta-matrix’ er tegenaan werpen met lichte concepten en tot slot mogelijke manieren van onderwijs verkennen. Maar het kan natuurlijk ook anders lopen… Het is wel goed zo. Het licht moet nu echt uit.
Op expeditie met Biesta’s denken…
Binnen de Hogeschool Utrecht zoeken we manieren om de onderwijsfilosofie van Gert Biesta handen en voeten te geven. Dat gaat zo’n beetje tegen de stroom in van de diplomafabriek die zo’n grote instelling soms lijkt te zijn. Terwijl het werk in zo’n ‘fabriek’ zichzelf kan verstrikken in boekhoudkundige exactheid bij het toekennen van kwalificaties, blijft het risico op goed onderwijs gelukkig nog altijd aanwezig.
Er zijn afgelopen jaar stemmen opgegaan om een expeditie op tuigen om met elkaar uit te zoeken wat nou eigenlijk die socialiserende en subjectiverende rol van onderwijs kan zijn, waar Biesta op wijst. Een expeditie is dan een gezelschap van HU-collega’s die samen op verkenning gaan met vragen als: Wat bedoelt Biesta nou eigenlijk? En hoe werk je samen aan een vertaling van dat denken naar je eigen praktijk als docent? Het onderzoeksfestival van de HKU ‘Musework Live: Kritische kwaliteit’ bood mij een uitgerekende kans om zo’n verkenning te doen. Niet alleen als toeschouwer, maar ook door zelf bijdrages te leveren aan het programma. Wat leverde dat op?
Het festival opent namelijk met een keynote van Gert Biesta. In een uur laat hij vijf taferelen passeren, af en toe onderbroken door cellospel van Bart van Rosmalen en eindigend in een kort gesprek tussen beide. Ik ben direct ‘aan’ door het woord ’taferelen’. Wat een speelse manier om structuur aan te brengen. Alsof we kijken naar dia’s! Er is een tafereel met foto’s van en verhalen over Rosa Parks en Adolf Eichman met als grondvraag: Wanneer is onderwijs nou geslaagd? En er is een tafereel over het scheppen zoals dat in Genesis wordt beschreven, maar dan volgens de Hebreeuwse tekst. Tijdens een tafereel ‘Ik in de wereld’ zegt hij dat onze initiatieven in het leven een ‘reality check’ kunnen ondergaan in dialoog met de wereld. Ik hoor een krachtige stem roepen om die gedachte verder te verkennen tijdens het stukje cello van Bart dat erop volgt. Elk tafereel nodigt als het ware uit tot spel, tot nog verder uitklinken en uitluisteren en zet aan tot iets ermee doen. Voor de expeditie waar ik aan wil bijdragen moet ik er iets mee doen.
Volwassen in de wereld zijn…
Bij zijn laatste tafereel zegt Biesta iets heel kernachtigs. Namelijk:
'Het is een pedagogisch grondbeginsel om het verlangen te wekken bij de ander om op een volwassen manier in de wereld te zijn.'
Met volwassen bedoelt hij dat je in dialoog met de wereld ‘reality checks’ toelaat op wat jij in gang zet. We moeten niet teveel doorduwen en ook niet teveel terugdeinzen. Daar tussenin blijven. In een soort midden. Volgens Biesta is dit een moeilijk, maar ‘prachtig midden’. Misschien dat ik daarom niet teveel werk moet maken van het ontwerp van mijn workshop, maar ook niet moet gaan slapen zonder herkenbare schets ervan. Een ervaring die niet altijd makkelijk voor me is in de diplomafabriek van de hogeschool. Daar lijkt het er wel eens op dat we heel nauwkeurig een script moeten volgen, omdat we anders de ‘leeruitkomsten’ niet kunnen afvinken. Dan wek ik bij mijn studenten het verlangen om door de hoepels te springen. Maar de wereld bestaat niet uit alleen maar hoepels. Daar kan ik echt wakker van liggen. In hoeverre wekken die hoepels het verlangen om op een volwassen manier in de wereld te zijn?
Dat lijkt me een goede vraag voor onze expeditie. Vooral omdat je dan over elkaars schouder kan meekijken naar ieders onderwijs. Want die momenten waarop we dit verlangen weten te wekken, die vragen misschien om net even een ander soort aandacht zodat ze als pedagogisch handelen zichtbaar en begrijpelijk kunnen worden. Hoe maak je daar dan aandacht voor met elkaar? Ook een vraag die op tafel ligt wat mij betreft.
Vliegend starten en weer landen…
Het is de vrijdag voor het festival. Mijn schetsboek ligt opengeslagen voor me op een pagina waarop een met potloodlijnen gekraste matrix zichtbaar is. Boven elke kolom heb ik een aantal woorden geschreven, woorden die gaan over ‘volwassen manieren van in de wereld zijn’ en wanneer dat mislukt. Zo krijgen we wat meer grip op dat moeilijke, maar prachtige midden van Biesta. Bij elk van de rijen noteer ik werkwoorden waar je als docent wat aan kan hebben. Maar welke? En hoeveel rijen diep moet ik gaan? Rob van der Poel en Jelle Ris van NIVOZ bellen mij in voor een online gesprek over de workshop die ik tijdens het festival ga geven. Ik heb hun hulp gevraagd voor deze vragen. Jelle heeft mij uit eigen beweging en onder embargo de tekst van het boek gestuurd waaraan hij en anderen werken: ‘Biesta in de praktijk’. Ik pluk met grote interesse enkele passages uit de tekst die ik van hem heb gekregen.
We hebben elkaar nog nooit gezien of gesproken, maar het gesprek is direct op vlieghoogte. We schieten in het wilde weg langs punten van gedeelde fascinatie over onderwijs en onderwijsfilosofie. Robs geluid doet het niet, dus hij moet een paar keer opnieuw opstarten en inbellen. Zo beginnen we telkens opnieuw. Jelle en ik beginnen als een razende die matrix te verkennen en verder uit te vullen. In onze hoofden vindt een explosie plaats van concepten en ideeën voor de praktijk. En dan gebeurt het. Rob grijpt in. De microfoon doet het weer.
‘Jullie raken mij helemaal kwijt nu’, zegt hij. ‘Ik drijf volledig weg van mijn ervaringen in onderwijs.’ Dat kan niet de bedoeling zijn. Rob duwt terug op ons enthousiasme en heel kort voel ik de impuls om terug te deinzen. ‘Kunnen we in de workshop niet zo’n rijk A4’tje schrijven eerst?’, stelt hij voor. Dat is precies wat nodig is. Dan kan je namelijk de doorleefde ervaring, de praktische wijsheid, tot spreken brengen en er vervolgens op door met de filosofie van Biesta.
Festivalweek, Utrecht, donderdagochtend iets voor tien uur. Het is een mooie ochtend buiten. In de hoek van een vleugel van het HKU-gebouw waar ik zit, heb ik uitzicht op de Singel en op allerlei werkplekken waar een paar kleine groepjes studenten bezig zijn aan hun projecten. Wat is het lang geleden dat ik hun geroezemoes heb gehoord. Als ik luister, dan klinkt het als meer dan door hoepels springen. Is het niet zo dat er nog van alles kan gebeuren ook al mik je op een hoepel? Maar wie is er bij om het waar te nemen? En bovenal: om te onderbreken, te vertragen en te ondersteunen?
Deze drie ‘pedagogische gebaren’ van Biesta passen heel goed op de horizontale assen van het denkraster. Maar de vraag is of ze het vertrekpunt moeten zijn voor een verkenning van zijn denken. Waar Rob mij op wees, is dat het denken in rasters je bij de kern vandaan kan trekken en erg instrumenteel kan worden. Maar toch wil je enige houvast en helderheid hebben, vind ik.
Over dit punt ben ik nog niet uit als mijn workshop - ‘Biesta in de praktijk van jouw onderwijs’ - van start gaat via Zoom. Voor mij een ontzettend belangrijk moment als proeflokaal voor hoe je een expeditie kan vormgeven rondom het werk van Biesta. Vanuit heel het land en vanuit allerlei instellingen druppelen de mensen mijn scherm binnen. Bekenden en onbekenden voor mij. We babbelen gemoedelijk met elkaar tot het tijd is om echt aan het werk te gaan. Terwijl ik de deelnemers meeneem in een inleiding voel ik een geraaktheid dat elk van hen talloze uren en momenten vertegenwoordigt aan onderwijservaring. Zij brengen dit van meet af aan en stilzwijgend mee mijn sessie in. Wat denk ik dan toe te kunnen voegen met mijn denkraster? Geeft dat wel antwoord op de vragen die zij hebben? Snijdt een matrix met filosofische begrippen niet met zoveel scherpte door hun ervaring en opgebouwde wijsheid heen dat die doodbloedt? Zorgt het werken via Zoom er niet al voor dat onze doorleefde praktijken achterblijven aan deze zijde van de camera?
Biesta heeft het maar makkelijk door betaald te worden om als filosoof lastige vragen op te werpen met zijn taferelen. Het is precies hierom dat de kritiek van Rob de week ervoor zo goed was. Hij deed de stevige suggestie om een ‘rijk A4’tje’ te schrijven. Om iets door de camera’s heen te trekken, zodat het niet alleen maar ‘schouwen’ blijft. Alleen maar een beschouwing over iets wat je niet present hebt kunnen stellen.
Starten door even te schrijven
Daar start het vandaag dan ook. We beginnen de workshop gewoon door in stilte acht minuten te schrijven over een interessante recente onderwijservaring. ‘Doe dat zo zintuigelijk mogelijk, alsof je een scène schetst voor een film met jezelf in de hoofdrol,’ geef ik mee als aanwijzing. ‘En als we dat hebben gedaan, belanden we willekeurig met twee anderen in een break-out room om die tekstjes elk twee keer voor te dragen. Zonder analyse, zonder verdere context of uitleg. Als je hebt geluisterd, dan herhaal je de zin uit de tekst van de ander die je het meest trof.’
Het is een groot gemis dat ik niet overal bij kan zijn om te luisteren. Ik doe zelf mee namelijk. Grappig genoeg vorm ik met Rob en een collega van hem een drietal. Als we allemaal terugkeren uit die break-out rooms, dan delen we in de chat die zinnen van de ander die ons troffen. Omdat er geen verdere context is, hebben die zinnetjes een prikkelend effect. Je voelt wel degelijk een grote levendigheid of doorleefdheid achter die citaten. We moeten er van grijnzen. En dat is een teken dat er meer is meegekomen via de camera en de microfoon dan alleen iets beschouwelijks. We benoemen vervolgens voor onszelf welke inzichten die ervaringen bevatten en dan formuleren we de vragen die daarmee beantwoord zouden kunnen worden.
En dan komt heel voorzichtig, zo stil als licht die aanzet tot een denkraster. Ik kras de lijntjes opnieuw op een lege bladzijde en toon deze voor de camera. Iedereen doet mee. Warempel, het lijkt te werken. In mijn hoofd klinkt de stem:’Ik weet het niet precies, maar wat ik deel lijkt me de moeite waard om samen eens te verkennen.’ Met de nodige voorzichtigheid noem ik mijn vier praktische uitingen van ‘volwassen in de wereld zijn’:
1. de wereld willen ontdekken of leren kennen;
2. zichtbaar voor en opgemerkt worden door anderen;
3. onderdeel zijn van iets groters;
4. eigen keuzeruimte ervaren.
We schrijven deze boven aan in elk een kolom. Mijn voorstel is dan om af te tasten welke relatie we zien tussen onze voorgelezen ervaringen en een of meerdere van deze uitingen. Dragen we hieraan bij in de scène uit onze praktijk? Dit zoeken we samen uit in hetzelfde drietal. En zo komen we allemaal in een gesprek zoals ik de vrijdag ervoor ook met Jelle en Rob ben aangegaan. Zou het verschil maken dat we eerst hebben geschreven? Dat blijkt pas, nadat we weer terugkeren in het plenaire gedeelte.
Wat er loskwam...
Een van de deelnemers heeft het uitwisselen van ‘dagboekfragmenten’ zo geraakt dat hij spontaan een ode van twee minuten brengt op deze manier van werken. Er klinkt een groot gemis door naar hoe dat in zijn organisatie gaat. Dat daar eigenlijk nooit ruimte is om tot de essentie te komen. Het verbaast hem hoe snel je eigenlijk tot die essentie kan komen; dat het excuus dat er geen tijd voor is .dus onterecht is. Iemand anders deelt:
’De inkleuring van “volwassen in de wereld verschijnen’”in vier praktische uitingen vind ik erg prettig. Zelf heb ik die aanscherping nooit gemaakt, maar ik merk nu dat het een hele waardevolle is om het concreet te maken en daarmee meer hanteerbaar.’
Als ik nu terugblik op de sessie zijn die twee woorden ‘essentie’ en ‘inkleuring’ misschien wel heel veelzeggend. Ze klinken anders dan ‘doel’ en ‘vaststelling’, of ‘inhoud’ en ‘definitie’. Er is nu ruimte voor een persoonlijk vertrekpunt en we werken even door op een schetsmatige ordening.
In het laatste gedeelte is de workshop een dialoog geworden. Met elkaar tasten we af wat de betekenis en de bruikbaarheid is van de begrippen die we hebben verkend. Er worden bronnen gedeeld, verwijzingen die zijn opgeroepen door het gesprek. Er zijn gedachten over het verder ontwikkelen van een lemniscaat op basis van de matrix. (Die ik ook krijg toegestuurd. Zie hierboven.) En Jelle krijgt de gelegenheid om iedereen te attenderen op het boek in wording. Natuurlijk is iedereen benieuwd ernaar.
Gelukkig klinkt er ook een kritische noot om beducht te zijn op mythevorming rond het denken van Biesta en juist tegengeluiden te blijven zoeken. En dat de woorden die Biesta kiest voor niet-volwassen in de wereld zijn - ‘wereldvernietiging’ en zelfvernietiging’ - erg heftig klinken. Ik vind het een mooi appel dat een filosofische inkleuring zou kunnen overgaan in blindstaren op en meemarcheren achter een vlag, of dat er tinten kunnen bestaan die je flink doen terugdeinzen.
Welke vragen roept dit op?
Voor de expeditie waar ik zelf aan wil bijdragen zijn dit relevante vragen. Gaat de expeditie een fanatieke marsroute volgen? Hoe werk en denk je samen zonder verstrikt te raken in definitie- of conceptuele kwesties? Kan de expeditie bijeenblijven als er lelijkheid in het midden ligt? Hoe geef je ruimte aan scherpe kritiek, verontwaardiging of intens chagrijn bij het in verhouding komen tot elkaar bij een kwestie? Maar bovenal ook: hoe ontwerp je zo dat onze concrete geleefde ervaring tot spreken kan komen?
Wanneer de workshop is afgerond wandel ik met een voldaan gevoel terug naar huis vanaf de HKU. Ik word gebeld voor een interview over de sessie voor het festivaljournaal. Wat was er goed aan? Maar ik zit dan eigenlijk nog middenin de roes ervan, dus ik kan even niet de vertaling maken voor een publiek dat er niet bij was. (Zoals de wind vrij spel heeft op mijn haren, zo raast de ervaring nog door mijn gedachten.)
Is er wel publiek voor? Gezien de reacties achteraf en in de mail is er voor vijf mensen een directe aanleiding gecreëerd of versterkt om door te gaan op wat ter tafel is gekomen. Ik heb alle deelnemers toegezegd nog wat te sturen. En ik heb me voorgenomen om te schrijven over de inzichten die ik deze week heb opgedaan. Zou het ontwerp ervan goed zijn om ook te delen met anderen? Er zit vast praktische wijsheid in, de phronèsis die voortdurend aan het aftasten is wat het goede is om te doen in je praktijk. Maar die ook heel rap weer stilzwijgend opgaat in de waan van het werken in een organisatie.
Het is toch maar goed dat er soms tijd is voor taferelen en lastige vragen. Iemand moet een licht werpen op wat we doen. En het is goed dat collega’s op de rem trappen als de concepten zorgen dat we te snel opstijgen. Iemand moet voorkomen dat de praktijk niet verbleekt in het felle licht van het denken. Deze zinnen schrijf ik twee weken na dato.
Enige reflecties...
Wat kan ik, terugblikkend op de festivalweek, meenemen naar de expeditie naar aanleiding van het denken van Biesta? Er wacht voor elke docent iets wat je een ‘essentie’ zou kunnen noemen. Een kernkwestie uit onze praktijk die van ons vraagt dat we er even bij stilstaan. En die gehoord moet worden. Niet om direct te worden opgelost, in conceptuele analyses en filosofische levitaties. Want dan raken we door de snelheid en de sprongen die zwijgende wijsheid kwijt. En het tweede belangrijke punt is hoe je tot die conceptuele ‘inkleuring’ komt en hoe je die introduceert: als scherp en dichtgetimmerde matrix of als een voorzichtige schets van een denkraster?
Mijn gedachten nu gaan terug naar een moment tussen twee lectoren, waarin Daan Andriessen met een patatsnijder Bart van Rosmalen uitlegt wat denkmodellen kunnen doen. Door met flink wat gewicht te leunen op het ding snijdt Daan de aardappel in stukken. Bart merkt haast meewoedig op dat er veel kapot is nu. ‘Ja, maar je krijgt er ook veel voor terug,’ zegt Daan. En hij toont de interne structuur, de sappen en wijst op de geur die nu vrijkomt. Het is vooral de fascinatie voor wat je kan ontdekken in de wereld die ik mooi vind in deze scène. En het wijst me erop dat de relatie tussen grote concepten en praktische kennis veel complexer is dan een tegenstelling.
Ik weet het ook allemaal niet precies. Soms typ ik maar een paar woorden in mijn telefoon vlak voor het slapen. Maar het lijkt me de moeite waard om samen verder te verkennen in een expeditie.
Patrick van der Bogt is docent aan de Hogeschool, maar bovenal onderzoeker en ontwerper van onderwijs. Hij was de laatste jaren ook deelnemer en mede-ontwerper aan de Werkplaats Muzisch Onderzoek van de HKU.
Met dank aan Rob van der Poel, Jelle Ris van NIVOZ; Jan Lauwrens Haisma, Ernst van den Bosch en Erik Mooij van de Hogeschool Utrecht; Peter Rombouts & Bart van Rosmalen van de HKU en uiteraard Gert Biesta zelf.
Noties:
- Deze vier uitingen van 'volwassen in de wereld zijn' heb ik uit het hoofdstuk over 'Emoties en kindertijd' in Oplevingen van het denken van Martha Nussbaum. Zij presenteert deze niet in een matrix of zelfs maar als een lijst. Ik heb ze uit haar beschrijvingen van de emotionele ontwikkeling van kinderen gefilterd. Ook hier ben ik schetsmatig te werk gegaan. En met die bijsluiter heb ik ze tijdens de workshop ook voorgelegd.
- Het boek Biesta in de Praktijk kan je hier bekijken en bestellen.
- Op 29 september is het symposium 'Biesta in de praktijk' in Driebergen. Daarin ook veel praktijkverhalen en reflecties m.b.v de pedagogische gebaren en de drieslag kwalificatie, socialisatie en subjectificiatie.
Reacties