Identificerend leiderschap
3 november 2017
Angst, schaamte en verlegenheid. Het zijn niet de thema’s waarvoor je als schoolleider direct warm loopt. De tegenpolen daarentegen misschien wel: moed, onbevangenheid en bekwaamheid. Aan de hand van deze drie tegenstellingen zet Hartger Wassink in dit essay uiteen wat de verhouding is tussen leiderschap en identiteitsontwikkeling in de school.
Meer inspiratie voor schoollleiders en bestuurders: woensdag 15 november spreekt Hans Boutellier over 'Waardenvol opvoeden in een improvisatiemaatschappij.'
De benadering die ik beschrijf, noem ik ‘identificerend leiderschap’. Die term hoeft de lezer maar half serieus te nemen. Hiermee wil ik aan de ene kant de draak steken met alle bijvoeglijke naamwoorden die met leiderschap geassocieerd worden. Daar kan deze dan nog wel bij. Aan de andere kant bedoel ik het serieus. Uit onderzoek komen sterke aanwijzingen naar voren dat identificatieprocessen in organisaties in belangrijke mate de binding van medewerkers met de organisatie bepalen, en daarmee ook hun inzet voor de doelen van de organisatie.
Angst en moed
Mensen hebben de sterke neiging ergens bij te willen horen, deel uit te willen maken van een groep. Leraren komen om heel verschillende redenen op een school werken. Er kunnen bijvoorbeeld heel pragmatische redenen zijn: het gaat om een baan met een passend aantal uren in de buurt. Maar het kan ook een zeer weloverwogen keuze zijn, bijvoorbeeld omdat de leraar zich voelt zich aangesproken door de uitgangspunten van de school. Maar zodra leraren ergens werken, gaan zij binnen de school op zoek naar een verband, om betekenis te geven aan wat ze doen.
De intrinsieke motivatie van leraren wordt in belangrijke mate bepaald door dit proces van identificatie. Ze zetten zich in voor de doelen van de school, als ze zich met die doelen kunnen verbinden. Ze moeten daarvoor hun persoonlijke identiteit in collectieve termen kunnen benoemen. Die vinden ze in gedeelde waarden, gedeelde uitgangspunten, een gedeelde identiteit. Hoe omschrijft een leraar zich? Als neerlandicus, verbonden aan het Pegasus Lyceum? Als montessorileerkracht? Of als kleuterjuf?
Leraren ontlenen aan de gedeelde identiteit de woorden om de kern van hun werk te beschrijven. Als er een duidelijke schoolidentiteit is, die in woord, symbool en daad herkenbaar is, zijn er voor leraren veel aanknopingspunten om een uitwisseling aan te gaan tussen hun persoonlijke identiteit en die van de school. Er ontstaat een vruchtbare wisselwerking tussen de innerlijke dialoog van de leraren en de externe dialoog tussen leraren en anderen in de school.
Vaker echter is er geen duidelijke schoolidentiteit. Als collectief gebruikte termen ontbreken of als er verschillende ‘stromingen’ zijn, zullen leraren moeite hebben om zich te identificeren met de school. In naam zijn veel scholen katholiek, christelijk, of ‘montessori’, maar in de praktijk wordt daar maar nauwelijks over gepraat. Dat die gezamenlijke identiteit ontbreekt, betekent niet dat er niets gebeurt. De externe dialoog stokt misschien, maar de innerlijke dialoog gaat door.
Leraren willen, zoals gezegd, toch ergens bij horen. Ze gaan dus op zoek naar verbinding. Ze zijn bang om uitgesloten te worden. Ze willen hoe dan ook voorkomen dat ze te horen krijgen dat zij niet de ‘goede’ identiteit hebben, dat ze niet de juiste waarden delen, niet volgens de juiste uitgangspunten werken en er daarom niet bij horen.
Uit angst het verkeerde te zeggen, zeggen ze vaak maar niets. Ze uiten zich vaak pas in kleinere, informele groepen, bij gelijkgestemde collega’s voor wie ze niet bang hoeven te zijn. Het vergt moed om uit te komen voor je persoonlijke uitgangspunten, ook al wijken die misschien af. Zo kunnen zij ervaren dat ze niet uitgesloten worden als zij zich uitspreken.
Schaamte en onbevangenheid
Naast angst, kan ook schaamte een hindernis zijn om in gesprek te raken over de identiteit van de school. Juist voor schoolleiders kan het vermijden van schaamte een belangrijke reden zijn om het gesprek over identiteit niet aan te gaan. Ik doel hier op de schaamte die optreedt wanneer mensen in onderling contact de ander niet goed onder ogen durven te komen. Voor leidinggevenden speelt dit een rol, wanneer ze vanuit hun functie aan de mensen in hun organisatie een bepaalde aanpak opleggen, hoe goedbedoeld ook. Leidinggevenden kunnen dan geconfronteerd worden met weerstand, cynisme of verdriet. Die reacties kunnen, soms al bij voorbaat, een gevoel van schaamte oproepen.
Verder lezen: Identificerend Leiderschap -Hartger Wassink 2012.
Referentie: Wassink, H. (2012). Identificerend leiderschap. In C. Bakker, Berg, B. van den, Broers, A., Fortuin-Van der Spek, C., Kalsky, M., Roemer, J. en Wassink, H. (red.), Identiteit in beweging. Essays en verhalen over schoolontwikkeling, pp. 70-75. Amersfoort: CPS Onderwijsontwikkeling en advies
Reacties