Hoe buitenleren een vaste plek in ons onderwijs kreeg
10 januari 2024
Wereld genoeg in Deventer. Je hebt er de IJssel met zijn uiterwaarden, de oude straatjes uit de tijd van de Hanze en Erasmus. Toch merkte De Kleine Planeet dat veel kinderen amper hun wijk uitkwamen. Klopt je ‘De wereld is je klaslokaal’ dan wel? Schoolleider Yno Hendriks vertelt hoe de school kwam tot de ‘Buitenklas’ – een structurele dag buitenonderwijs voor alle bouwen. Benodigdheden? Een portie geluk, visie en de NPO-gelden. Een bijdrage uit Jenaplanmagazine Mensenkinderen, themanummer 'Buiten'.
“De wereld is je klaslokaal” – dat is de slogan van jenaplanschool De Kleine Planeet. Een slogan die op veel Jenaplanscholen prima van toepassing zou zijn. Een jenaplanschool is namelijk per definitie wereldoriënterend en betekenisvol. Veel jenaplanscholen hebben groene schoolpleinen, moestuinen en gebruiken het stamgroepwerk om de wereld binnen te halen. Hartstikke mooi, vooral blijven doen.
Maar wij merkten dat voor veel kinderen op onze school hun (belevings)wereld niet veel groter was dan de buurt en het schoolterrein. Hoewel Deventer landelijk gelegen is, komen veel kinderen niet of nauwelijks in de natuur. Een speeltuin met kunstgras en een kinderboerderij zijn nog de meest groene ervaringen voor veel kinderen.
Als die beperkte omgeving de ervaringsruimte van onze kinderen is, dan halen we maar een heel klein wereldje De Kleine Planeet binnen. En dus wilden we denken voorbij de grenzen van het schoolplein, omdat andere plekken, andere ruimtes zorgen voor nieuwe prikkeling en onvoorziene belevenissen. Het wekken van verwondering en nieuwsgierigheid is het startpunt van het jenaplanonderwijs, van daaruit begint het leren en ontwikkelen. Of zoals Peter Petersen het verwoordde: “We moeten gelegenheden creëren waarin het kind de wereld ontmoet en die kansen biedt om het kind uit te dagen tot meedenken, tot meedoen en leren.”
Geen beren en wolven, wel visie en lef
Zoals veel moois begon het in het schooljaar 2018-2019 met een gelukkig toeval – iets dat op ons pad kwam en waarin kansen gezien en aangegrepen werden. De ingrediënten die bij elkaar kwamen: een lio-student met een onderzoeksopdracht, een stamgroepleider met hart voor natuuronderwijs en een schoolleider met visie en lef. Er werd contact gelegd met een scoutingvereniging aan de rand van Deventer en wat begon met een dag buitenonderwijs voor een onderbouwgroep, resulteerde al snel in een pilot om deze ‘bosdagen’ structureel voor de onderbouw te organiseren.
Misschien klinkt dat wel erg makkelijk en voortvarend. Zoals elke schoolleider weet, gaan veranderingen nooit helemaal zonder slag of stoot. Veel ouders hadden zorgen en vragen. Hoe kan de veiligheid gegarandeerd worden? Staat er wel een hek om het bos? Zijn er wolven in de buurt? Wat als kinderen niet willen? Hoe wordt het vervoer geregeld? En: wat is eigenlijk de meerwaarde hiervan? En dus hielden we informatieavonden voor ouders en mocht iedereen die dat wilde, komen meekijken en meedoen. Met regelmaat werden de ervaringen rondom deze bosdagen besproken met een groep betrokken ouders en teamleden.
Positieve aspecten
Langzaam begonnen de positieve aspecten steeds zichtbaarder te worden. Stamgroepleiders verdiepten zich verder in het buitenonderwijs en de mogelijkheden die het bood. Ouders merkten dat na bosdagen de schoolverhalen bij het avondeten extra enthousiast waren. Aan het eind van dat schooljaar noteerden we onze conclusies:
● Kinderen zijn op bosdagen handelend bezig zijn en leren op verschillende manieren;
● Kinderen ontwikkelen een onderzoekende houding;
● Kinderen hebben intensieve natuurbelevingen en vergroten hun wereld;
● Kinderen zijn actief bezig, hun motoriek wordt uitgedaagd;
● Kinderen vertellen thuis veel over hun (nieuwe) ervaringen;
● Stamgroepwerk/wereldoriëntatie krijgt een bredere en diepere betekenis;
● Ouderbetrokkenheid (ouders die aanwezig zijn) is toegenomen;
● Talenten van kinderen, ouders en teamleden worden aangesproken;
● Situaties voor sociaal-emotionele ontwikkeling en groepsdynamiek zijn verruimd.
Andere talenten aanboren
Een dagje buitenonderwijs is fijn, maar wat wij merkten was dat er door herhaling en het ritme van een tweewekelijkse buitendag meer gebeurde: er ontstond een verdieping van (leer)ervaringen. Stamgroepleiders en kinderen raakten eraan gewend anders met de wereld en met leerstof bezig te zijn: het werd zintuiglijker, betekenisvoller, praktischer. Wat buiten lijfelijk en ervaringsgericht geleerd werd, kreeg op school een verdiepende verwerking en werd er verbonden met de lesstof. Daarnaast kregen stamgroepleiders de kinderen letterlijk en figuurlijk beter in beeld, inclusief hun manier van dingen oppikken en de hobbels in hun leerproces.
Die inzichten namen ze mee terug naar de schoolsituatie: de wijze waarop je kinderen ziet bepaalt in grote mate de manier waarop je met ze omgaat. De mogelijkheden, talenten en interesses van kinderen zijn zo breed en divers. Ze kunnen bijvoorbeeld ontzettend sportief, handig, slim, creatief, behulpzaam of volhardend zijn. Iedereen heeft zijn eigen kwaliteiten. Maar door het huidige onderwijsaanbod, waar veelal van het grote gemiddelde uitgegaan wordt, komen niet alle kinderen tot hun recht en gaan zij op in het grote geheel.
Elk kind, elk mens, is uniek en heeft zijn eigen manieren, zijn eigen voorkeuren, zijn eigen tempo om zich te ontwikkelen. Een jongen die in de klas altijd aan het strijden was met taal- en rekenopdrachten, bleek op de buitenlesdag ineens uit te blinken: bij klussen met hout stond hij er met zijn neus bovenop, begreep snel wat de bedoeling was en pakte de benodigde technieken makkelijk op. Zo’n kind ga je met andere ogen bezien. Het gaat niet alleen om kennis opdoen over de natuur, over hun omgeving of voedsel, maar vooral ook om op nieuwe manieren te ontdekken waar je goed in bent en wat je leuk vindt. Voor veel kinderen draagt de buitendag bij aan hun leerplezier, hun zelfkennis en daarmee hun zelfvertrouwen.
Kees Both wist het al
Dat je niet alleen leert in je klaslokaal wist Kees Both ons al te vertellen. In een artikel in Mensenkinderen uit 2007 vertelt hij dat veel belangrijke leerervaringen worden opgedaan in de buitenlucht. De ‘buitenklas’ kan een bron vormen voor leren, in principe bij alle vakken en vormingsgebieden: het ontwikkelen van een besef van verwondering, schatten en meten, vragen stellen en onderzoeken, teksten schrijven, tekenen en schilderen, foto’s maken, data verwerken op de computer, enzovoort.
Buiten zijn daagt uit tot bewegen: in bomen klimmen, graven, bouwen. Natuur biedt onverwachte variaties, waardoor je goed moet opletten en je snel op veranderingen leert reageren. Zoals op een trap van boomtakken, die qua afstanden zeer onregelmatig is. Het stimuleren van het bewegen van kinderen (tegengaan van bewegingsarmoede) wordt meestal in de georganiseerde sport gezocht, maar kan ook via het spontane, informele leren in een natuurrijke setting.
En natuur is niet alleen ‘groen’. Daar horen ook elementen bij als water, grond, vuur, lucht/wind (het weer). Natuur moet je zien, ervaren en voelen. Door met hun zintuigen de natuur te ervaren wordt bij kinderen verbazing en verwondering gewekt – Peter Petersens ‘pedagogische situatie’ in optima forma. Het ‘puntje van je stoel-gevoel’, maar dan op een boomstronk. Vervolgens help je de kinderen hun verwondering handen en voeten te geven door ze op zoek te laten gaan naar meer kennis, door onderzoek te doen, vragen te stellen en boeken te raadplegen. De logische stap die daarop volgt is dat ze ook respect gaan ontwikkelen voor alles wat leeft.
De volgende stap
Vanaf schooljaar 2019 -2020 kreeg het buitenonderwijs een vaste plaats in ons onderwijsaanbod. Elke onderbouwgroep ging om de week een dag naar ons Buitenlokaal. Wat als een pilot begon, werd routine. En wellicht was het daarbij gebleven, als de coronapandemie niet uitgebroken was. Met name de beschikbaar gestelde NPO-gelden maakten dat we het Buitenlokaal konden blijven organiseren én konden uitbouwen.
De Kleine Planeet behield haar eigen koers en begon nog meer focus te leggen op duurzame ontwikkeling/innovatie van ons onderwijs. Wij wilden dat de middelen werden ingezet voor de brede ontwikkeling van kinderen. Tegelijkertijd vonden we het belangrijk om prioriteit te geven aan professionalisering: leren van en met elkaar. Ruimte voor collegiale consultatie en voor onderzoek.
Omdat we alle kinderen de ervaringen van het buitenonderwijs wilden geven, kozen we ervoor om het buitenonderwijs ook voor de middenbouw en bovenbouw te realiseren. We realiseerden ons echter dat het voor midden- en bovenbouwers iets anders van ons vroeg dan voor kleuters. En dat we moesten onderzoeken wat werkt en wat ontwikkeld moest worden. Vanuit de NPO-middelen konden we voor twee dagen een stamgroepleider en een onderwijsassistent vrijmaken die elke week op twee dagen met een midden- of bovenbouwgroep naar ons Buitenlokaal gingen en het aanbod verzorgden. Tijdens de buitenonderwijsdagen was de reguliere stamgroepleider vrijgesteld van groepstaken en had tijd voor professionalisering. Zo sloegen we twee vliegen in één klap.
De middenbouwers kenden het buitenonderwijs nog vanuit hun onderbouwtijd en waren meteen dolenthousiast. Voor sommige bovenbouwers was het een behoorlijke stap uit hun comfortzone. Maar we hebben gemerkt dat de aanvankelijke onbekendheid en bijbehorende gevoelens van onverschilligheid, angst of desinteresse bij veel kinderen veranderd zijn in betrokkenheid en nieuwsgierigheid naar de natuur – simpelweg door het te doen en te ervaren.
En hoe nu verder?
Vanaf januari 2023 zijn de stamgroepleiders een dagdeel meegegaan naar het Buitenlokaal. Zij werden ook meegenomen in de voorbereidingen, want vanaf het schooljaar 2023-24 verzorgen zij zelf de buitenlesdagen, met hulp van een (buiten)onderwijsassistent.
Sommige stamgroepleiders hadden er meteen veel zin in en denken alvast verder: buitenonderwijs in een museum, theater, fabriek of haven. Passend bij stamgroepwerk.
Andere stamgroepleider vinden het ook spannend: hoewel er ondersteuning is van een onderwijsassistent en er hulpvaardige ouders zijn, vraagt het wederom weer lef. Lef om het avontuur aan te gaan waarvan je niet precies weet wat het je zal brengen en lef om veerkracht te tonen als het anders loopt dan je dacht.
Peter Petersen vergeleek een stamgroepleider met een stuurman op een schip. Je moet de richting weten, maar je weet niet precies hoe de dag zal verlopen. Het vraagt openheid naar de situatie. Geen starre aandacht, maar een flexibele attentheid om onbevangen op situaties te reageren. Vanuit die gedachte is ons buitenonderwijs tot stand gekomen en zorgen we er letterlijk voor dat we de wereld voor de kinderen vergroten. We zijn nog steeds De Kleine Planeet, maar de wereld van de kinderen is een stukje groter geworden.
Dit artikel is overgenomen uit magazine Mensenkinderen, thema 'Buiten', met toestemming van de NJPV.
Reacties