Hoe bouw je een goede leraar-leerlingrelatie? Zes tips!
2 juli 2018
Een goede leraar-leerlingrelatie is het fundament onder het handelen voor de klas. Het is de eerste van de vijf pijlers uit de RAKIS-aanpak (Relatie, Afspraken, Kennis, Inzicht en Samen). Deze relatie heeft veel invloed op het gedrag van leerlingen. Het helpt ze om positief gedrag te ontwikkelen en dat is fijn. Maar het zorgt voor meer. Een goede leraar-leerlingrelatie zorgt voor een grotere mate van onderling vertrouwen, minder agressie op school, meer pro-sociaal gedrag van leerlingen, meer verantwoordelijkheidsgevoel en betrokkenheid door leerlingen en zelfs tot een aantoonbaar beter psychologisch welzijn. Leerlingen hebben het bovendien meer naar hun zin op school én halen hierdoor betere prestaties. Luc Stevens zei het al: ‘zonder relatie geen prestatie’. Voeg daaraan toe: zonder relatie ook geen motivatie. Relatie (of onderlinge verbondenheid) wordt algemeen beschouwd als een van de drie basisbehoeften van leerlingen, evenals competentie en autonomie. Oja, een goede leraar-leerlingrelatie kan zelfs helpen het verzuim op school terug te dringen.
Tijdens trainingen wordt mij dan ook regelmatig de vraag gesteld: ‘Ja maar, hoe dan?’ In dit artikel wordt een aanzet gedaan tot het praktisch maken van de Rakis-aanpak. Het is geen blauwdruk of een afvinklijst voor hoe het móet. Wel is het een aanzet tot gesprek over hoe het kán en wat werkt in de praktijk.
Eigenlijk is iedereen het wel eens over het belang van een goede leraar-leerlingrelatie. De vraag is alleen: hoe bewerkstellig je die? Uiteraard begint het bij een positieve grondhouding van de leraar. Maar dan? Uit onderzoek en ervaring in het lesgeven en begeleiden van leerlingen en leraren: zes tips voor het bouwen van een goede leraar-leerlingrelatie.
1. Ken je leerling
Neem aan het begin van het jaar uitgebreid de tijd om de leerlingen te leren kennen (weken, geen minuten). Ken de namen en spreek ze goed uit. Weet iets van hun hobby’s. Kom terug op dingen die ze vertellen. Onthoud je ze niet, schrijf ze op. Kom terug op die dingen. Vraag naar hoe het gaat met hun zieke moeder, nieuwe hamster of hun favoriete voetbalclub. Het investeren in deze dingen betaalt zich dubbel en dwars terug gedurende de hele schoolperiode in relatie, motivatie en prestatie.
2. Leerling boven lesstof
Verkies de leerling boven de lesstof. Lesstof is een middel om de leerling wat mee te geven. Wanneer een leerling de les verstoort, kijk dan eerst naar de leerling en wat hij nodig heeft, daarna pas naar wat de les nodig heeft. Wellicht is eerst even een schouderklopje of een bemoediging nodig alvorens de stof binnenkomt. Voelen de leerlingen zich veilig? Kunnen ze zichzelf zijn? Mogen ze fouten maken? Of is het ultieme doel het slagen van jouw les? Leerlingen zijn ‘werk in uitvoering’ en in de fase waarin ze zitten staat jouw les misschien net niet in de top 3 van belangrijkste dingen (waarschijnlijk ook niet in de top 10).
3. Maak contact buiten lestijd
Als je echt geïnteresseerd bent in de leerling, dan ben je dat ook buiten lestijd. Maak je op een andere manier (of geen) contact buiten de les om, dan heeft de leerling door dat het uiteindelijk toch ging om het zo goed mogelijk verlopen van jouw les. Leerlingen willen gezien worden. Ervaren ze dat, dan zal interesse voor jouw persoon (en daarna jouw vak) ook toenemen. Aankijken, even groeten, een klein praatje tijdens het surveilleren kan al het verschil maken.
4. Sta naast de leerling, nooit erboven
Deze is cruciaal. Je bent niet gelijk aan de leerling, maar wel gelijkwaardig. Leerlingen snappen de verschillen best, maar voelen feilloos aan als je boven ze gaat staan. ‘Jij doet dit nu omdat ik het zeg’, zou je kunnen zeggen, maar voor de motivatie en betrokkenheid zal het niet helpen. ‘Jij hebt geen respect voor mij, meneertje’, waarschijnlijk ook niet. Pas wanneer leerlingen zich gezien en gehoord voelen, zal het respect volgen. In die volgorde.
5. Wees echt, speel geen rol
Geef leerlingen geen box als het niet bij je past. Een hand is prima. Leerlingen zien binnen een minuut wat ze aan je hebben. Laat zien dat je ook maar een mens bent. Geef fouten toe, bied excuses aan, vertel ook eens wat over jezelf. Wees eerlijk. Zeg wat je doet en doe wat je zegt. Oja, geef geen complimenten wanneer je het niet echt meent. Wees gewoon positief, spreek vertrouwen uit en heb hoge verwachtingen van leerlingen.
6. Luister, luister en luister!
‘Meneer X doet het goed, die luistert tenminste naar ons’. In mijn onderzoek naar ‘probleemgedrag’ in de klas hoorde ik regelmatig dat leraren niet echt luisterden. Ze hadden hun huiswerk niet af omdat ze het snapten en zich dom voelden wanneer ze een fout antwoord moesten geven in de les. Ze waren te laat omdat ze hun zusje naar school moesten brengen en druk omdat de verkering uit was of hun hamster overleden. Gedrag staat nooit op zich. Straf kwam regelmatig voordat de leerling de kans had om z’n verhaal te doen. Snel haakten ze af. In de jeugdgevangenis hoorde ik regelmatig jongeren zeggen: ‘Hadden ze maar echt naar me geluisterd’. Luister overigens niet alleen naar wat ze zeggen, luister ook goed naar wat je ziet.
Succes met het bouwen van het belangrijke fundament van ons vak. Ongetwijfeld zijn de tips niet volledig en werkt elke persoon anders. Heb jij tips die goed aansluiten? Vermeld ze gerust! Samen bouwen we verder aan goed onderwijs, en een passende plek voor elke leerling.
Jelle Koopman is begeleider Passend Onderwijs en Gedragsspecialist, MEd
Literatuur
Baat, M. d., Messing, C., & Prins, D. (2014). Wat werkt bij schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten? . Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut .
Cross, M. (2011). Children with social, emotional and behavioral difficulties and communication problems. There is always a reason. London/ Philidelphia: Jessica Kingsley Publishers, 35-60.
Deci, E., & Ryan, R. M. (2000). Intrinsic and Extrinsic Motivations: Classic Definitions and New Directions. Contemporary Educational Psychology, 25, 54–67.
Koopman, J. (2017, November 23). Passend onderwijs in de praktijk. Er zijn grenzen, maar ook antwoorden. Retrieved from Stichting Nivoz: https://nivoz.nl/nl/passend-onderwijs-in-de-praktijk-er-zijn-grenzen-maar-ook-antwoorden
Jolles, J. (2016). Het tienerbrein. Amsterdam: University Press B.V.
Koopman, J. (2017). Doe nou eens even normaal. Over omgaan met externaliserend probleemgedrag in de klas. Zwolle: Windesheim.
Niemiec, C. P., & Ryan, R. (2009). Autonomy, competence, and relatedness in the classroom. Applying self-determination theory to educational practice. Theory and Research in Education, 7(2) 133–144. DOI: 10.1177/1477878509104318
Onderwijsraad. (2010). De school en leerlingen met gedragsproblemen. Den Haag: Onderwijsraad. Geraadpleegd op 2-1-2017 op https://www.onderwijsraad.nl/
Rudasill, K. M., Reio Jr., T., Stipanovic, N. & Taylor, J. (2010). A longitudinal study of student–teacher relationship quality, difficult temperament, and risky behavior from childhood to early adolescence. Educational Psychology Papers and Publications, 389–412. Doi: 10.1016/j.jsp.2010.05.001
Saeed, S. & Zyngier, D. (2012). How Motivation Influences Student Engagement: A Qualitative Case Study. Journal of Education and Learning, 1 (2) 252-267. DOI: 10.5539/jel.v1n2p252
Schuit, H., de Vrieze, I. & Sleegers, P. (2011). Leerlingen motiveren: een onderzoek naar de rol van leraren. Heerlen: Ruud de Moor Centrum - Open Universiteit.
Wentzel, M. (2009). Zonder relatie geen prestatie. Advies & Educatie, 15-17.
Reacties