‘Hij weet helemaal niet wie ik ben, hij begrijpt me niet.’ Grip op gedrag: begrip is het halve werk!
14 augustus 2019
We kennen allemaal wel die ene leerling of die klas waarbij het lastig is om grip op het gedrag van het kind te krijgen. Het kind heeft vandaag net even wat extra moeite om geconcentreerd aan het werk te gaan en is in alle hoeken van het lokaal te vinden. ‘Hee mevrouw, het lukt me vandaag echt even niet hoor!’, wordt er gezegd. ‘Ik zie en begrijp het,’ zeg ik. ‘Kom maar even bij me, dan kijken we samen naar wat wel lukt.’ Een artikel van Marinka Schipper, docent en gedragsspecialist op een vmbo, over moeilijk verstaanbaar gedrag.
In mijn werk als docent, gedragspecialist en eigenaar van een coachingspraktijk heb ik regelmatig te maken met leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag. Dit zijn leerlingen voor wie het net even wat lastiger is om zich volgens bepaalde normen die gelden in de klas te gedragen. Hierdoor ontstaat er vaak onbegrip voor het gedrag van het kind. Dit onbegrip kan ontstaan bij klasgenoten (‘Mevrouw, hij moet gewoon even normaal doen!’), docenten (‘Ga nou eens zitten, ik heb het al 3 keer tegen je gezegd!’), ouders, maar ook bij het kind zelf (‘Ik doe het toch nooit goed’). Doordat het kind vaak verwijten naar zijn hoofd krijgt geslingerd over zijn gedrag, ontwikkelt het een negatief zelfbeeld. Daarnaast wordt de mindset van het kind steeds meer naar de fixed mindset geduwd en neemt zijn veerkracht af.
Uit observaties en gesprekken die ik met kinderen voer over bovenstaande blijkt dat het voor sommige docenten, klasgenoten en ouders wel degelijk mogelijk is om grip op het gedrag te krijgen. En wat blijkt? Grip op gedrag ontstaat door begrip! Maar hoe creëer je begrip voor het gedrag van het kind?
Uit meerdere onderzoeken en good practices blijkt dat er tal van dingen zijn die een bijdrage leveren aan het creëren van begrip voor het gedrag van het kind. Er zijn een aantal dingen die keer op keer door leerlingen aan mij werden verteld wanneer ik ze bijvoorbeeld vroeg: ‘Waarom lukt het je bij de ene docent wel om geconcentreerd te blijven werken, en zoek je bij de ander alle hoeken van het lokaal op?’ Wat bleek? Ook hierbij was begrip het sleutelwoord.
Zo zeiden meerdere leerlingen tegen mij: ‘Hij weet helemaal niet wie ik ben, hij begrijpt me niet’. Hieruit blijkt dat het van belang is dat je als docent begrijpt hoe de ecologie van het kind eruitziet (Bronfenbrenner, 1989). Met welke omgevingsfactoren heeft het kind te maken? Welke beschermings- en risicofactoren kunnen van invloed zijn op het gedrag? Het kind groeit op in een bepaalde context en hier ontstaat en ontwikkelt het gedrag van het kind zich ook voor een groot gedeelte. Wanneer je als docent oog krijgt voor de ecologie van het kind, zul je bepaald gedrag beter kunnen plaatsen en ontstaat er begrip. Nauw contact met ouders kan een bijdrage leveren aan een beter inzicht in de ecologie van de leerling. Ook zorgt inzicht in de ecologie ervoor dat je makkelijker de leerwereld en de leefwereld van de leerling met elkaar kunt verbinden. Hierdoor voelt het kind zich gezien, gehoord en begrepen en verbetert de mindset en veerkracht (Thoonen, Sleegers, Peetsma, & Oort, 2011).
Daarnaast is het van belang om te begrijpen dat we soms dingen van leerlingen vragen die nog ontzettend lastig voor ze zijn. Dit blijkt uit antwoorden als: ‘Maar mevrouw, ik doe echt wel mijn best, maar ik kan het nooit goed genoeg doen’. Begrijp dat je sommige dingen van kinderen nog niet kunt verwachten. Dit scheelt een hoop frustratie, zowel bij de docent als bij de leerling. Neem nou bijvoorbeeld die ene leerling die zich zo makkelijk laat afleiden. Het brein is nog helemaal niet goed in staat om allerlei onbelangrijke informatie te onderdrukken (Jolles, 2017). Hij vindt het lastig om zijn gedrag tijdig te stoppen, en heeft daar eigenlijk hulp bij nodig in plaats van negatieve correctie. Kennis over het (tiener)brein kan zorgen voor begrip voor het gedrag van het kind (Hook & Farah, 2013). Door begrip kan de docent positieve feedback, stimulans en bevestiging geven. Daar heeft die leerling die zich zo makkelijk laat afleiden meer aan dan aan straffen en afkeuring. Met name doordat een leerling met moeilijk verstaanbaar gedrag veelvuldige negatieve reacties van andere kinderen en correcties van volwassen krijgt. Hierdoor kan er een negatief zelfbeeld ontstaan, met als kernassumptie ‘ik doe het toch nooit goed’. Onbewust wordt het gedrag van het kind hierop afgestemd, en kan er een correctieallergie ontstaan.
Tot slot ontstaat grip op gedrag door zelfreflectie van de docent (Bruggink, 2014). Zo zeggen de meeste leerlingen: ‘Hij moet ook eens naar zichzelf kijken en niet alleen met z’n vinger naar mij wijzen’. Begrijp dat je sterke en minder sterke kanten hebt. Breng jezelf zover dat je anders gaat werken en bepaalde oordelen over kinderen met moeilijk verstaanbaar gedrag loslaat. De bril waardoor jij kijkt naar het kind is vaak al binnen enkele seconden gekleurd. Begrijp en word je bewust van je eigen constructen over leerlingen (Kelly, 1963). Je merkt vooral het gedrag van de leerling op dat bij je beeld past en daarmee hou je dat beeld in stand. Wanneer je je bewust wordt van je eigen constructen, ontwikkel je meer handvatten voor de omgang met leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag, en dus meer grip op het gedrag. Hierdoor ontstaat er ook weer ruimte voor begrip. Begrip voor het gedrag kan ook ontstaan door regelmatig je eigen beeldvorming omtrent het gedrag van het kind te onderzoeken (van der Wolf & van Beukering, 2014). Zo beschrijf ikzelf regelmatig mijn eigen gedrag en het gedrag van de leerling die op mij reageert. Dit doe ik als observatie zonder oordeel. Vragen die ik mezelf dan stel zijn: in hoeverre klopt wat ik zeg met wat ik doe? Welke boodschappen spreken er uit mijn gedrag? Begrijp ik waarom de leerling zich op dat moment zo gedraagt?
Wat ook een bijdrage kan leveren aan (be)grip is jezelf openstellen voor ideeën van anderen en voor wat het kind zegt. Dit kan in samenwerking met de leerling, collega’s en gedragspecialist. Het kan voorkomen dat een docent gewend is om volgens een autoritaire stijl les te geven. Denk hierbij aan termen van discipline, snel en sterk reageren op moeilijk verstaanbaar gedrag en het leveren van een machtsstrijd met het oog op ‘winnen’ van het kind. Vaak ontstaat er dan een negatieve interactiespiraal. Dit draagt niet bij aan een goede relatie met de leerling. Daarnaast laat je ook nog eens zien dat je geen begrip voor het gedrag van het kind hebt. En je raadt het waarschijnlijk al: geen begrip voor het gedrag is geen grip op het gedrag!
Marinka Schipper is docent en gedragsspecialist in het vmbo en eigenaar van een coachingspraktijk
Geraadpleegde literatuur
Bronfenbrenner, U. (1989). Ecological systems theory. Annals of Child Development, 187-249.
Bruggink, M. (2014). Teachers' perceptions of students' additional support needs. Zwolle: Hogeschool Windesheim.
Hook, C., & Farah, M. (2013). Neuroscience for educcators: waht are the seeking, and what ar the finding? Neuro-ethics, 331-341.
Jolles, J. (2017). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Kelly, G. (1963). A Theory of Personality. The Psychology of Personal Constructs. New york: The Norton Library.
Thoonen, E., Sleegers, P., Peetsma, T., & Oort, F. (2011). Can teachers motivate students to learn? Educational studies, 345-360.
van der Wolf, K., & van Beukering, T. (2014). Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren. Leuven: Acco.
Reacties