Het tweede jaar VO: alles behalve een 'gewoon' jaar!
13 juni 2016
Het tweede jaar van het voortgezet onderwijs is alles behalve een ‘gewoon’ jaar, schrijft Henno Oldenbeuving. De impact ervan wordt onderschat. De nieuwigheid van het grote schoolgebouw en andere veranderingen is eraf, de mentor heeft de boel ‘draaiende’ en de mondigheid van de leerlingen neemt toe. Ideaal, zou je denken. Maar juist op dit moment komt vaak de vraag of de leerling wel op de juiste plek zit. 'Een essentiële taak van het onderwijs is om erachter te komen waar de kwaliteiten van iedere leerling liggen. En vergeet niet te checken of de leerling daar zelf ook enthousiast over is.'Onderpresteren, demotivatie, afstroom of zelfs schooluitval zijn begrippen die je in het onderwijs steeds vaker hoort. Vragen en opmerkingen als ‘waarom doen de jongens het zo slecht?’, ‘zijn prestaties vallen tegen als je ze vergelijkt met zijn CITO-score’ en ‘ze werkt hard, maar misschien is havo toch wat te hoog gegrepen voor haar’, zijn veelvoorkomend. Wat mij opvalt is dat vooral het einde van het eerste en het tweede leerjaar momenten zijn waar de prestaties en motivatie achteruit lijken te lopen.
In het afgelopen jaar heb ik met een aantal docententeams geprobeerd te achterhalen wat precies gebeurt met de leerlingen waar we een helder beeld van denken te hebben na het eerste jaar. Ook hebben we gekeken naar wat er verandert in de benadering van de leerlingen, het mentoraat en de verantwoordelijkheid (ruimte). Wat zijn de redenen dat leerlingen niet aan de verwachtingen voldoen en hoe zorgen we dat ze niet afstromen? En zijn er ook leerlingen die misschien wat later tot bloei zullen komen? We zijn tot een aantal boeiende conclusies en tips gekomen!
Het mentoraat en de overdracht
Het eerstejaars mentoraat zit vaak goed en veilig in elkaar. Ouders worden betrokken, er is een gezamenlijke missie, leerlingen zijn goed in beeld en ze worden gemist als ze er niet zijn. Aan aandacht geen gebrek dus. Het wil het nog wel eens schorten aan de collectieve afspraken in het team, maar het is veilig genoeg voor de leerling. Eerstejaars mentoren hebben een schat aan informatie over leerlingen die verloren lijken te gaan bij de overgang naar het tweede leerjaar.
Leerlingen betrekken
Wat ook opvalt is dat leerlingen te laat of zelfs niet betrokken worden bij hun eigen prestaties. Eerstejaars docenten nemen daarbij informatie uit handen die voor de leerling essentieel kan zijn. ‘Wat is er aan de hand?’, ‘ik had beter verwacht’ en ‘weet dat dit niet voldoende is’, zijn teksten die leerlingen nog wel eens horen, maar vaak zonder verdere afspraken. Vragen als ‘hoe leer jij?’, ‘hoeveel tijd heb je er aan besteed?’ en ‘wat denk je zelf dat je hebt?’ geven vaak een beter beeld of de verwachtingen kloppen en of er nog meer in het vat zit. Een jongen die na een half uurtje leren een vier haalt, heeft best veel potentie als je het vergelijkt met iemand die na vier uur leren een zeven haalt.
Nog beter is verwachtingsvol zijn naar leerlingen toe. Laat ze weten wat je van ze verwacht en dat ze het kunnen. Benoem persoonlijke groei bij leerlingen die optimaal gepresteerd hebben. Dat kan dus ook zijn als Jordy een zes voor Duits haalt. Zijn zes is namelijk misschien wel een tien.
Intrinsieke motivatie
Leerlingen beginnen lang niet allemaal met een intrinsieke motivatie aan het voortgezet onderwijs. Dit is een lange weg. Het start bij je veilig voelen om te mogen leren en jezelf te mogen zijn. Als deze randvoorwaarden diep genoeg geworteld zijn, is er een verbinding. Met een persoon, een gebouw of een toekomstdroom. Maar deze verbinding is niet vanzelfsprekend! Blijf leerlingen persoonlijke aandacht geven, benoem hun groei en mis ze als ze er niet zijn. Zo stimuleer je groei en creëer je motivatie-verantwoordelijkheid. Een leerling die voor een docent naar een bepaalde les komt, is geen uitzondering. Ze zien in de docent soms een rolmodel of een kwaliteit die ze waarderen. De verhalenverteller, de attente of de sportieve. Verwacht niet meteen dat ze verliefd zijn op jouw vak. Als dat wel gebeurt, is dat super. Het geeft leerlingen energie als ze gemotiveerd zijn of op hun talent worden aangesproken. Dit dooft als het niet opgemerkt wordt en leerlingen blijven achter met een gevoel van ‘zo bijzonder is dat dus niet’.
Ik vind het een essentiële taak van het onderwijs om erachter te komen waar de kwaliteiten van iedere leerling liggen. En vergeet niet te checken of de leerling zelf ook enthousiast wordt van deze kwaliteiten. Het zou niet de eerste keer zijn dat een leerling een richting in wordt gestuurd waar hij goed in is, zonder dat hij het zelf ook leuk vindt en er energie van krijgt.
Onderpresteren, uitval, demotivatie. We kunnen er wat aan doen. Misschien is dat ‘gewone’ tweede jaar een mooi moment om gefocust te blijven op de individuele leerling. Misschien is dat tweede jaar wel het moment om ze te binden en boeien. Het is in ieder geval een poging waard, toch?
Henno Oldenbeuving is als onderwijsbegeleider actief bij YoungWorks.
Reacties