Getraumatiseerde kinderen met gedragsproblematiek? Zet in op ‘connectie in plaats van correctie’
26 november 2014
Docent en auteur Willem de Jong is vooral bekend van zijn boek ‘Het verwende kind syndroom’. Hier bespreken hij en collega Dory Dekkers het lot van kinderen aan de ándere kant van het spectrum: kinderen die een gebrek aan aandacht en hechting hebben ervaren. En hoe dergelijke kinderen gevoelens van stress en onveiligheid vaak op zichzelf betrekken: ‘Schaamte is desastreuzer dan schuld. Bij schuld gaat het om gedrag dat niet deugt; bij schaamte gaat het om het ‘zelf’ dan niet deugt. Wanneer een kind niet veilig is, kan het niet leren en niet luisteren.’ Dat vraagt veel van jou als leraar, van je empathie én van je eigen psychische stabiliteit: ‘In het werken met getraumatiseerde kinderen worden leerkrachten geconfronteerd met de rafelranden in hun eigen hechting.’
Samenvatting: connectie in plaats van correctie
Nieuwe inzichten, gebaseerd op de hechtingstheorie, kunnen behulpzaam zijn in het onderwijs aan leerlingen met trauma en hechtingsproblematiek. In dit artikel komen o.a. aan de orde: de effecten van trauma op de ontwikkeling van leerlingen, het begrip intersubjectiviteit, de PACE-methodiek, het gedrag van leerlingen met trauma-ervaringen en de rol van schaamte daarin.
Effecten van trauma op ontwikkeling
‘Er zijn veel getraumatiseerde leerlingen in het onderwijs, die niet aan hun leermogelijkheden toe komen, ondanks geschoolde en ervaren leerkrachten. Het heeft geen zin om hier met kritiek of verwijten te komen. Het is van belang dat de gedreven en geschoolde leerkrachten geholpen worden in het ontwikkelen en onderhouden van relaties met die leerlingen die bij voortduring laten blijken daar geen prijs op te stellen. Hoe hard ze die relaties ook nodig hebben!’, schrijven Bomber en Hughes (2013). Het is daarom van belang dat leerkrachten kennisnemen van de nieuwste theorieën over hechting en neurobiologie. Bij opvallend gedrag of probleemgedrag zal een shift gemaakt moeten worden van de soms rigide gedragsmanagementroute, naar een aanpak waarin er meer aandacht is voor de relaties tussen leerlingen en leerkrachten.
Getraumatiseerde kinderen praten bijna nooit spontaan over hun angsten en trauma’s. Ze hebben meestal ook weinig inzicht in de relatie tussen wat ze doen, wat ze voelen en wat hun is overkomen! Hughes (2014) maakt zich samen met o.a. Van der Kolk (2005) hard voor het specifieker benoemen van trauma in de kinderleeftijd, omdat de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) geen recht doet aan de desastreuze effecten die trauma heeft op de ontwikkeling van jonge kinderen. Ze benoemen daarbij specifiek de volgende effecten:
· complexe ontregelingen van de gevoelsregulatie (bijvoorbeeld driftbuien)
· verstoorde hechtingspatronen
· plotselinge achteruitgang in gedrag
· wisselende stemmingen
· verlies van streven naar autonomie
· agressief gedrag naar zichzelf en de omgeving
· het ontstaan van ontwikkelingsachterstanden
· ontregeling van lichaamsregulaties (slaap, voeding, zelfverzorging)
· veranderd zicht op de wereld
· gebrekkig proactief gedrag
· veel somatische problemen; van darmklachten tot hoofdpijn
· gebrek aan alertheid voor gevaar, zich begeven in gevaarlijke situaties
· zelfhaat en zich schuldig voelen
· chronisch gevoel van onbekwaamheid
Kinderen die blootgesteld zijn geweest aan beschadigende traumatische ervaringen hebben specifieke hulp nodig, zowel van hun directe omgeving als behandelaars en leerkrachten. Dit vergt kennis van zaken, inzicht en training. Helaas is de noodzaak hiertoe in het onderwijs nog lang niet altijd bekend. In veel gevallen ervaren deze kinderen de goedbedoelde interventies van leerkrachten, zoals regels en beschermende maatregelen, als straf. Bovendien zien ze de leerkracht die voor veiligheid probeert te zorgen als een bedreiger of dader. De reactie in de schoolomgeving triggert herbelevingen en retraumatisering. Onbedoeld verzanden leerling en leerkracht in een negatieve spiraal. Gedragspatronen Leerlingen met trauma- en hechtingsproblematiek laten symptomen zien die het gevolg zijn van een falende differentiatie en integratie in hun ontwikkeling tijdens de eerste drie levensjaren. Het gaat dan om thema’s als lichaamsbesef, zelfbeeld, gedrag en cognitie. Die symptomen houden verband met een combinatie van een gebrekkige gevoelsafstemming, het ervaren van extreme angst als gevolg van een verkeerde hechting, mishandeling of misbruik en een extreem gevoel van schaamte. ‘Het zijn zeer eenzame kinderen; ze weten niet hoe het is om gekend te worden.’
‘Sally and Mike (ouders) wisten niet dat het voor baby’s en kleine kinderen een noodzakelijk levensbehoefte is om vastgehouden en warm gehouden te worden, dat je naar ze glimlacht, ze aanraakt, met ze speelt en ze kietelt.’ Dat is niet eens zo verbazingwekkend. Wanneer de ouders dat in hun jeugd niet zelf hebben ervaren, weten ze niet hoe ze moeten verbinden.
Hughes (2014) onderscheidt de volgende symptomen bij deze leerlingen:
· een allesoverheersend gevoel van angst en schaamte
· een overdreven behoefte aan controle
· oppositioneel opstandige gedragingen
· ontregeling van gevoelens: woede, extreme angst, wanhoop
· emotionele en fysieke (zelf)beschadiging
· slechte reactie op discipline, frustratie en verantwoordelijkheid
· leugens, excuses, beschuldigingen
· zwart-wit denken, ondermijnend, eisend gedrag
· slachtofferschap, destructiviteit, stelen en oppotten
· schijnheilig gedrag, dissociaties, verhoogde waakzaamheid
· vermijding van specifieke gedachten, gevoelens, gedragingen
· geen woorden hebben voor hun innerlijk leven
Leerlingen die op jonge leeftijd trauma(’s) hebben ervaren en daardoor onveilig gehecht zijn, worden geconfronteerd met toxische schaamtegevoelens. Dit is het gevolg van een ernstig beschadigd, zo niet vernietigd, zelfbeeld (‘ik ben slecht, ik ben niet de moeite waard’, ‘ik ben een ongeluk’, ‘ik ben waardeloos’, ‘ik ben een fout’, ‘ik ben een stuk stront’). 2 Hughes, 2014.3 Hughes, 1998, p 121.
Schaamte is de krachtige en pijnlijke emotie die gevoelens van waardeloosheid, onbetamelijkheid, machteloosheid, ongemak en walging over zichzelf combineert. Schaamte is desastreuzer dan schuld. Bij schuld gaat het om gedrag dat niet deugt; bij schaamte gaat het om het ‘zelf’ dat niet deugt. Daardoor heeft schaamte een diep beschadigend langetermijneffect op het zelfbeeld van het kind. Het kind walgt van zichzelf, terwijl het niet precies weet waarom.
'Schaamte vergezelde Katie op haar weg. Schaamte doordrong haar gevoel over zichzelf... Schaamte is geen warme kameraad... Schaamte etst haar boodschap in haar spieren, haar hart, haar gedachten: Jij bent fout. Jij doet anderen geen plezier. Je bent slecht en zonder verdienste. Het schreeuwt: Ja ik heb geen waarde. Ik ben waardeloos.’
Golding & Hughes (2012) beschrijven de reacties die deze getraumatiseerde leerlingen in spannende schoolsituaties laten zien als een shield against shame; een effectieve manier om zich te beschermen tegen de overweldigende invloed van schaamte. Wanneer een kind niet veilig is, kan het niet luisteren en niet leren.
De leerling reageert met een overreactie aan emoties zoals: ontkenning, kleineren, anderen de schuld geven en woedeaanvallen. Vervolgens verliest de leerling het overzicht, kan niet meer reflecteren en kan niet tot oplossingen komen. De hopeloosheid en machteloosheid, de emoties die door de toxische schaamte worden getriggerd, nemen de regie. Het is van belang te onderkennen dat onder die schaamte de vaak onbekende en ongekende woede zit. Leerkrachten die getuige of het mikpunt zijn van de reacties van de leerling, raken vaak zelf ontregeld en daarmee ook hun reflectievermogen.
Angst verandert ons denken
Zoals hiervoor al benadrukt, speelt naast schaamte ook angst een grote rol bij het gedrag van deze leerlingen. Veel van het onbeholpen, onverwachte en ongewenste gedrag van leerlingen wordt veroorzaakt door die angst, ook al ziet het er soms anders uit. Het is goed je te realiseren dat angstreacties vaak autonoom en primitief zijn. Leerlingen hebben daar geen controle over en zijn overgeleverd aan de oeroude ‘vecht-vlucht-reacties’. De leerling wordt als het ware overstemd door zijn eigen angst. Bruce Perry (2004) merkt daar het volgende over op:
Kinderen die in een staat van angst verkeren, verwerken informatie op een andere manier dan kinderen die kalm zijn. In de fase waarin we ons veilig voelen en rustig zijn, gebruiken we de hogere en meer complexe delen van onze hersenen om informatie te verwerken en erop te reageren. Wanneer we ons bedreigd voelen, gebruiken we de lagere en meer primitieve delen van onze hersenen. Wanneer de dreiging toeneemt, zullen kinderen minder weloverwogen en meer reactief handelen. De denkstijlen die kinderen dan gebruiken, worden geregeerd door emoties en reacties. Wanneer het stress- responssysteem van kinderen herhaaldelijk wordt geactiveerd, verandert het startniveau van hun alarm. Het resultaat is dan dat zelfs wanneer er geen sprake is van directe dreiging, hun alarmknop al op ‘vechten’ of ‘vluchten’ staat. Het getraumatiseerde kind leeft in een staat van continue waakzaamheid, waardoor het slecht voorbereid is op het leren van sociale, emotionele en andere ervaringen in het leven.
Eigen gehechtheid
In het werken met getraumatiseerde kinderen worden leerkrachten geconfronteerd met de rafelranden in hun eigen hechting. Het is belangrijk dit te onderkennen. Om professioneel met deze leerlingen te werken, moeten leerkrachten getraind worden in het reflecteren op hun eigen gevoelens, sensaties, defensiemechanismen, stressoren en op wat hun positief beïnvloedt en kalmeert. Lees verder...
Willem de Jong en Dory Dekkers
Willem begon ruim 35 jaar geleden als leraar Duits en Aardrijkskunde in het VSO-LOM. Zijn loopbaan leidde hem langs het Ziekenhuis Onderwijs, onderwijs voor pubers en adolescenten in psychiatrische jeugdklinieken en het management van de kliniek-afdeling van een VSO-ZMOK school. Tien jaar geleden begon Willem ook als spreker op symposia en congressen. Hij geeft ook voorlichting op scholen over opvallend leerlinggedrag. Willem is onder andere de auteur van het ook hier besproken ‘Het verwende kind syndroom – Jongens en meisjes verwaarloosd door verwenning’
Dory Dekkers is orthopedagoog en andragoloog en is al 36 jaar actief op het gebied van onderwijs, begeleiding en training.
Reacties