Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Gertine Vorstelman: ‘Mijn directeur leerde mij ‘janligtharten’: wat kun je doen om een ondernemende houding te stimuleren?

23 augustus 2023

Je bent een groot pedagoog als je naam een eeuw na je dood nog met eerbied uitgesproken wordt. Sommigen schoppen het zelfs tot een bijvoeglijk naamwoord: ‘Montessoriaans leiderschap’ of een ‘Steineriaans model’. Maar misschien is de grootste eer die je ten deel kan vallen wel wanneer je naam tot een werkwoord wordt. ‘Ik ben nu aan het janligtharten’, zei de directeur van de school waar KPZ-docente Gertine Vorstelman haar onderwijsloopbaan begon. Het was dezelfde school waar ze ook als kind opgezeten had, en nu was Gertine er terug als beginnend stamgroepleider. Maar wat is 'janligtharten' dan precies en hoe kan het je helpen als leerkracht?

‘Wat hij deed was een paar goede vragen stellen aan een kind of de groep. Daarna stak hij zijn handen in zijn broekzak en keek wat zich ontvouwde. Dat was ‘janligtharten’.’ Van de onderwijsvernieuwer Jan Ligthart (1859-1916) zijn mooie pedagogische grondslagen bekend. De notie dat opvoedkunde vereist dat ‘de opvoeder zichzelf opvoedt’ en dat, wil je kinderen goed opvoeden, je bereid moet zijn zelf open en eerlijk van je fouten te leren. Op zijn grafsteen in het Gelderse Dieren staat: De heele opvoeding is een kwestie van liefde, geduld en wijsheid en de laatste twee groeien waar de eerste heerst. Geduld, wijsheid – dat spreekt uit de terugtrekkende, ruimte latende houding van Gertines directeur.

Maar Gertine relateert dat ‘janligtharten’ vooral aan een ander aspect van diens pedagogiek: ‘Laat het kind vrij’ – niet om te doen waar het zin in heeft, maar om binnen georganiseerde kaders zelf het heft in handen te mogen nemen, om te komen tot spel, tot zelfstandig onderzoek, tot het uitzoeken waar de eigen grenzen liggen en of je daar al voorbij durft te gaan. Kortom: tot het mogen oefenen van een nieuwsgierige, explorerende, ondernemende houding. Precies zo staat Ligthart geportretteerd op een foto, die Gertines directeur na aan het hart lag.

Het lef om afstand te nemen
Toen het JOG-onderzoeksproject[1] langskwam, voelde Gertine meteen een klik en was ze terug bij haar eerste directeur en bij zijn favoriete foto van Ligthart: nieuwsgierig, de handen losjes op de rug of in de zakken, kijkend naar het werk van zijn kinderen. ‘Die aanpak vormt mijn beeld bij het bevorderen van een ondernemende houding bij kinderen: de juiste vragen op het juiste moment en dan het lef hebben om afstand te nemen en te zien wat zich ontvouwt. Wel in nabijheid, maar met het vertrouwen in wat het kind kan en is.’ Af en toe, zo herinnert Gertine zich, werden die weggestopte handen weer actief om iets scheppends, iets activerends neer te leggen in de groep. ‘Nog een prikkelvraag en dan die hand terug in de broekzak en weer naar achteren stappend.’

‘In het begin vond ik het lastig zo in de groep te staan’, verklapt Gertine: ‘Ik was net afgestudeerd. Wat was precies die juiste vraag om de boel aan te zwengelen? Ik stapel vaak vragen en dat was niet helpend. Maar ik groeide erin en toen de directeur de school verliet, mocht ik hem opvolgen. Ik heb ook altijd geprobeerd ook veel te janligtharten – naar de kinderen, maar ook door een voorbeeld te zijn voor mijn team. Want het is de Jan Ligthart-houding van de stamgroepleider die maakt dat er bij de kinderen ruimte ontstaat om zich te ontplooien.’

Gertine herinnert zich een collega die glunderend meldde dat ze alle projecten voor het hele jaar al uitgewerkt had: de werkjes lagen klaar, de boeken in de bibliotheek waren alvast gereserveerd. Dat ze zo voortvarend bezig was, vond Gertine prijzenswaardig, maar ze had ook een vraag: ‘Hoe kan dat nou? Je weet toch nog niet welke vragen de kinderen aan de projectstof gaan stellen?’ Anders gezegd: ja, je mag – je moet – kaders bieden. Maar dichttimmeren is niet de bedoeling. Er moet voldoende ruimte blijven voor de kinderen om hun eigen onderzoeksreis te ondernemen. En dus was het aan Gertine om ook bij haar collega te janligtharten: wat kun je aanpassen? Hoe bewandel je het fijne pad tussen ‘de boel de boel laten’ en ’alles vastzetten’?

Doodshoofd en Boeddhabeeld
Uit de literatuur onderzocht Gertine onder andere de ‘Pedagogische minima’, zoals opgesteld door Suus Freudenthal. Met name het achtste en laatste onderdeel daarvan trof haar als voorwaardelijk voor een ondernemende houding: ‘Stimuleren en scheppen van mogelijkheden voor creativiteit’. Precies dat intuïtieve, open aspect van het leraarschap raakte haar in de anekdotes die stamgroepleiders haar vertelden: ‘Het is gaaf als stamgroepleiders een project of aanbod voor ogen hebben, maar zich laten bijsturen door de activerende vragen die ze stellen en wat er vervolgens uit de groep komt.’

Neem de Utrechtse jenaplanschool De Brug, waar het project ‘Samenleven’ van start ging. ‘De stamgroepleider had daar al allemaal ideeën over tot bij de observatiekring een kind binnenkwam met een doodshoofd uit Mexico’, herinnert Gertine zich: ‘Je kunt dan denken: ‘Ja, maar dáár wilde ik niet heen’, maar opeens ging het over verschillende culturen. Iemand anders kwam een dag later met een Boeddhabeeld en zo begon het ook te gaan over wat het betekent als groep mensen ‘samen te leven’.’ Zoiets is mogelijk, stelt Gertine, als je als stamgroepleider janligthartend met de handen in je broekzakken durft te gaan staan – vragen droppend, ruimte gevend, kaders biedend, en zelf ook op-het-puntje-van-je-stoel nieuwsgierig naar wat zich zal ontvouwen. /Geert Bors

Lessen uit het onderzoek

Wat kun je als stamgroepleider doen om een ondernemende houding te stimuleren?

  • Stel enkele activerende vragen en geef daarna ruimte;
  • Wees nieuwsgierig naar de koers van de groep, vanuit een sterk inlevingsvermogen;
  • Stimuleer en bestendig momenten dat kinderen hun autonomie verkennen;
  • Verbind leerstof, interesses en verwondering;
  • Een ondernemende houding aannemen is niet beperkt tot een thema of project. Juist ook de blokperiode is een mooi moment om kinderen te helpen zelfstandig en ondernemend te werken: denk aan het plannen, afwerken en evalueren van je eigen werk;
  • Wees de schijnbaar ‘luie stamgroepleider’: het lijkt of je niets doet, maar met jouw aangereikte kaders en het vertrouwen dat je hebt in je groep, durf je achteruit te stappen en zeg je: ‘Ik weet dat jullie het zelf kunnen’.
  • Zorg dat je ‘er bent’: trek je nooit achteloos terug. Jij bent nabij als het nodig is en stapt, vertrouwen gevend, naar achteren als dat kan.

 

Dit artikel is overgenomen uit het themanummer ‘JOG-Special: De ondernemende houding' van Mensenkinderen, met toestemming van de NJPV. 

Voetnoot
[1]
Ondernemen werd in de afgelopen twee decennia een van de jenaplanessenties. En dat mocht wel eens nader beschouwd worden, vond voormalig NJPV-directeur Jaap Meijer. Hij stelde aan de jenaplanachterban de vraag: wie wil er met mij, ondersteund door Saxion Hogeschool, op een onderzoeksreis naar ‘de ondernemende houding’ in het Jenaplan? Een groep enthousiaste stamgroepleiders, ib’ers en opleiders meldde zich en zo werd de JOG, JenaplanOnderzoeksGroep, geboren.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief