Gelijke kansen, een hele kunst
30 augustus 2018
‘Toen ik 9 jaar was, had ik verkering met Boy. We liepen samen naar school en we gingen bij elkaar eten. De basisschool organiseerde een playbackshow en wij playbackten een liedje van Elly en Rikkert, het duo dat al decennialang geliefd is in evangelisch-christelijke gezinnen – en uit zo’n gezin kom ik. Daarom was ik erg verrast tijdens de playbackshow, want ik hoorde muziek die ik nooit eerder gehoord had: de winnaar playbackte en danste op het nummer Bad van Michael Jackson. Cultuurclash? Behoorlijk. Een jarenlange inhaalslag verder kan ik nog altijd niet volledig meepraten over wat ‘mijn tijd’ zou zijn geweest, omdat ik geen toegang had tot popmuziek en bijvoorbeeld films en televisieprogramma’s die generatiegenoten wel zagen.’ Michelle van Dijk is inmiddels volwassen en docent Nederlands. Zij laat in dit artikel haar gedachten gaan over gelijke kansen voor elk kind en de rol daarbij voor cultuur(onderwijs).
Het gaat niet alleen om Elly en Rikkert thuis in plaats van Michael Jackson, er ontstaan net zo goed grote verschillen wanneer thuis alleen Turkse tv, of SBS 6, of géén tv gekeken wordt; of als er thuis geen boek in huis is, of als je vrienden alleen naar rap luisteren terwijl jij op vioolles zit. Of als je de Ramadan viert en niks hebt met Kerst. Is dat erg? Grote culturele verschillen hebben impact op de manier waarop kinderen zich ontwikkelen op school en in de samenleving. Opgroeien met zeer verschillende culturen kan pijnlijk en frustrerend, soms zelfs destructief zijn, zegt stadssocioloog Iliass El Hadioui. Door culturele verschillen kan er een mismatch ontstaan tussen groepen in de samenleving en kunnen gelijke kansen tegengewerkt worden.
Als we zien dat culturele verschillen minder gelijke kansen tot resultaat hebben, dan kan cultuureducatie de kansengelijkheid dus juist bevorderen. Barend van Heusden, hoogleraar Cultuur en Cognitie stelt: ‘Cultureel (zelf)bewustzijn is een vereiste om om te kunnen gaan met de veranderende werkelijkheid. Als je dat niet kan, ontstaat er angst en agressie.’ Als correspondent voor de Maand van Cultuuronderwijs heb ik me dus niet afgevraagd of cultuureducatie gelijke kansen kan bevorderen, maar hoe dan precies. Wat heeft de stad nodig? Wat hebben jongeren nodig?.
Toen ik naar het gymnasium ging, was er iemand die het nodig vond op te merken dat ‘zo’n meisje uit een arbeiderswijk’ het niet zomaar ging redden. Voor mij was de middelbare school de plek waar mijn horizon zich verbreedde tot een rijk cultureel landschap. Theater, muziek, film, literatuur: ik trok me eraan op. Minstens zo belangrijk was de plaatselijke bibliotheek, waar ik alle kasten en planken langsliep en leeg las. Maar dat is uitzonderlijk, zeiden mensen later, en inderdaad zag ik ook hoe andere kinderen uit arbeiderswijken worstelden om tot de eindstreep te komen. Inmiddels zijn er vanuit de Rotterdamse gymnasia initiatieven om iedereen een goede start te geven.
Gelijke kansen
Gelijke kansen ontstaan dus ook doordat de stad en haar mogelijkheden voor je openstaan, en doordat jij leert hoe je daarmee om moet gaan. Maar de wijkbibliotheken verdwenen en voor vele cultuurinitiatieven ging de subsidiekraan dicht. Een stadsbestuur met Leefbaar Rotterdam geloofde dat de stad beter werd van meer ‘bakfietswijken’, maar bezuinigde op mogelijkheden om de culturele horizon van armere gezinnen te verbreden. Hoe bevorder je dan gelijke kansen?
‘Gelijke kansen ontstaan door de vaardigheden om met de veranderende werkelijkheid om te gaan, door de vrijheid om dat op jouw manier vorm te geven, door het overdragen van gedeelde waarden en door te leren hoe je met cultuur kunt omgaan,’ stelde Barend van Heusden in het kader van de Maand van Cultuuronderwijs. De noodzaak ervan benoemde hij ook bij deze lezing: ‘Een samenleving zonder goed ontwikkeld cultureel bewustzijn verstart of wordt stuurloos, wordt een samenleving zonder samenhang. Wetenschap vertelt je niet wat je kunt, wilt en moet, hoe je je moet gedragen – hoe je moet omgaan met de veranderende werkelijkheid – helpt je niet bij denken over politiek. Daar heb je cultureel bewustzijn voor nodig.’
Hoe ontwikkel je die vaardigheden? Ervaren, was eigenlijk het eerste antwoord van Van Heusden. Ik zag deze maand vele projecten die daarin succesvol waren: de theaterdag WIRED op mijn eigen school, de Erasmus Experience en de voorstelling ‘I call my brothers’ van Maas theater en dans (Theater of the Now). Op de theaterdag zag ik hoe leerlingen opbloeiden die in de dagelijkse schoolpraktijk minder succeservaringen beleven. De Erasmus Experience in de centrale bibliotheek laat kinderen filosoferen over vriendschap. Marga Blokland leidt dit programma en deelde een interessante observatie: ze merkte dat kinderen van de meer welvarende scholen eigenlijk al heel goed wisten wat filosoferen was, maar daardoor ook al erg in de bekende kaders antwoorden gaven; minder spontaan dan een schoolklas van Zuid. Ook een thuiscultuur met hoogopgeleide ouders kan dus een beperkend kader vormen.
Stadssocioloog Iliass El Hadioui onderzoekt de mismatch bij grote verschillen in thuiscultuur, schoolcultuur en peergroup-cultuur. In het traject ‘de Transformatieve School’ leren docenten in het voortgezet onderwijs situaties te herkennen waarin de straatcultuur de school binnendringt, zodat zij beter hiermee om kunnen gaan. Toen ik bij Maas theater en dans de voorstelling ‘I call my brothers’ bezocht, tezamen met flink wat mbo-leerlingen, hadden we vooraf een podiumgesprek over hoe jongeren vaak met vooroordelen te maken hebben. Theatermaker en leraar Fadua El Akchuaoui stelde dat El Hadioui te streng oordeelt over de straatcultuur, waardoor leraren juist te negatief denken. ‘Straatcultuur is niet criminaliteit, het is ook creativiteit en vernieuwing. De straatcultuur heeft mij hiphop gebracht. Waar leraren mee zouden moeten beginnen, is ieder kind eens bij de juiste naam te noemen.”
Verwachtingen van docenten
In het gesprek deed een leerling van het Wolfert ook een duit in het zakje: hij kwam regelmatig leraren tegen die niets van hem verwachtten omdat hij bepaalde kleding droeg of één keer ergens iets niet goed deed. Hoewel het oordeel van El Hadioui over straatcultuur werd gerelativeerd, passen de andere opmerkingen wel in de aanpak die hij voorschrijft. De belangrijkste bouwstenen zijn volgens El Hadioui namelijk: hoge positieve verwachtingen van docenten ten aanzien van de prestaties van de leerlingen en ‘self-efficacy’ van docent en leerling, het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om het resultaat te bereiken.
De bouwstenen van El Hadioui zijn bedoeld voor onderwijs in brede zin, maar naar mijn idee zijn ze ook goed toe te passen in de smallere context van cultuuronderwijs. Jongeren moeten het vertrouwen hebben dat zij ook in andere culturen zichzelf kunnen ontwikkelen en docenten moeten daarin vertrouwen tonen en hoge verwachtingen hebben. Simpeler gezegd: jongeren moeten ervaren dat alle vormen van kunst en cultuur voor hen openstaan en zij moeten zelf leren voor al dat aanbod open te staan. Maar welk aanbod horen ze daarbij te krijgen? El Hadioui vindt het hoge aanbod op school essentieel: “Blijf vooral gedichten lezen in de klas en stap niet over op raps. Alle leerlingen hebben er recht op kennis te nemen van de hoge cultuur, maar denk erover na hoe je ze daar krijgt.”
Dit vraagt nog wel wat van het onderwijs, want hoe krijg je ze dan daar? Nu hebben wij in Rotterdam het geluk dat we geweldige theaters en cultuurgroepen hebben. Op mijn eigen school werd de theaterdag een groot succes omdat leerlingen zelf ook al in de voorbereiding een rol hadden, daarmee was aansluiting gegarandeerd. Toch wilde ik me nog wat verder verdiepen in deze kwestie. Wat is er nodig in het Rotterdams onderwijs om kinderen te laten profiteren van de culturele rijkdom in de stad? En kunnen we misschien ook een vruchtbare bodem vinden in vele verschillende culturen, in plaats van die negatieve aspecten te benadrukken?
De impact van creatieve ondernemingen
Met sociologe Jeannette Nijkamp van Hogeschool Rotterdam sprak ik over haar promotie-onderzoek uit 2016, waarin zij de impact van de komst van creatieve ondernemingen in de Afrikaanderwijk onderzocht. Er waren helaas juist geen positieve economische effecten; de creatieve ondernemers gingen niet de wijk in voor een lunch, woonden er niet, werkten er alleen. Er ontstond wel een sociaal effect bij het project Freehouse, waar bijvoorbeeld modeontwerpers mensen uit de buurt zochten voor samenwerking. Daar moesten ze moeite voor doen. Een van de ondernemers zocht aansluiting bij een naaigroepje in de Turkse moskee, zij sprak de Turkse taal een beetje, leerde mensen kennen en vroeg hen als naaisters bij dit project. Sommige initiatieven overstijgen dus wel de cultuurverschillen, maar daarbij moet je aansluiting zoeken bij die kleinere projecten en groepen die al in de wijk bestaan.
Voor jongeren zou ik daarin een kans zien. Een mismatch is kleiner als kinderen van jongs af een gemengdere peergroup hebben, zodat de culturele verschillen kleiner zijn. Als tieners zijn ze ontzettend gevoelig voor hun sociale ontwikkeling, ze doen alles in relatie tot de ander. Het is de leeftijd waarop je je muzikale smaak ontwikkelt, waarop je verliefd wordt op iemand omdat hij dezelfde films goed vindt… Maar een ‘gemengde peergroup’ laat zich niet forceren, zo werd mij duidelijk in gesprek met Nijkamp, en ook een recenter rapport (‘Nieuwe Buren’, Erasmus Universiteit (pdf)) bevestigt dat bakfietswijken nog geen gemengde wijken zijn. De aanpak van de gemeente om wijken tot vooruitgang te brengen door meer dure huizen in de wijk te plaatsen, onder meer door goedkope huurwoningen te slopen, heeft risico’s, zo vertelde Nijkamp: de oude bewoners met een smallere beurs worden geconfronteerd met voorzieningen die zij niet kunnen betalen en hun eigen sociale netwerk, waarin zij economisch zelfredzaam zijn, wordt doorbroken wanneer buren moeten verhuizen.
Verbindingen bieden kans op vooruitgang, maar daar moet je actief naar op zoek gaan, zoals in het voorbeeld van project Freehouse. Daar zou de gemeente tijd en geld in moeten investeren, misschien in de geest van de Britse ‘Good Things Foundation’, waar men in beeld heeft gebracht welke maatschappelijke instellingen klaarstaan voor iedereen die een stapje vooruit wil komen (dankzij toegang tot een computer met internet, in dit geval), zodat de resultaten van deze instellingen gezamenlijk nog groter kunnen zijn. Buurtinitiatieven in Rotterdam klaagden onlangs juist over het gebrek aan continuïteit in het opbouwwerk (Algemeen Dagblad, 27 april 2018). Maar dat moeten de sterke schakels zijn en scholen moeten nog dichterbij die kleinere initiatieven staan, dichterbij ouders, zodat de kennismaking met hogere kunst en kennis voor kinderen niet vervreemdend is, maar in een breder perspectief past. Op die manier komt alles voor jongeren open te staan. En als daarbij hoge verwachtingen en self-efficacy het uitgangspunt zijn, zodat zij voor alles open durven te staan, zullen ze groeien in hun cultureel bewustzijn.
Michelle van Dijk is teamleider bovenbouw vwo en docent Nederlands op het Libanon Lyceum in Rotterdam. Daarnaast is ze de auteur van Darko’s lessen.
Het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR) is de brug die onderwijs en cultuur met elkaar verbindt in één van de meest dynamische steden van ons land. KCR inspireert, stimuleert en motiveert het onderwijs, culturele instellingen, beleidsmakers en bestuurders, om zoveel mogelijk Rotterdamse kinderen en jongeren in contact te laten komen met krachtig cultuuronderwijs. Sinds 2017 organiseert KCR in maart de jaarlijkse Rotterdamse Maand van Cultuuronderwijs. Tijdens ‘de Maand’ gaan drie correspondenten op pad langs onderwijs- en cultuurgerelateerde activiteiten in de stad, met een actueel thema dat zij op persoonlijke wijze uitdiepen. De opbrengsten zetten zij in een artikel uiteen: een vinger aan de pols van cultuuronderwijs. De voorbeelden zijn Rotterdams, maar de thema’s zijn universeel: in maart 2018 waren dit Gelijke Kansen, Persoonsvorming en Perspectieven. |
Reacties
Rob van der Poel
Mooi Michelle dat je jouw ervaringen deelt, je vragen stelt en ziet dat je via kunst- en cultuureducatie ruimte maakt voor verschillen en gelijke kansen bevordert. Nog los van de principes die de kunsten bieden om te integreren in onderwijs in zijn algemeen. Dank!!