Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Eva’s briefje aan haar bezorgde klasgenoot Stijn: ‘Hij is nog wel jou friend’

2 maart 2020

Maartje Janssens wil graag voor de klas. Ze is bezig met het zij-instroomtraject en werkt twee dagen per week in groep 5. Een voorval uit haar klas met een briefwisseling tussen Eva en Stijn kwam weer boven, toen ze een tekst van Gert Biesta aan het lezen was. ‘Best een abstract stuk, met een hoge dichtheid aan begrippen: subjectificatie, wereld, ontmoeten, reality check. Maar door Eva en Stijn veranderde de abstractie in een concreet moment met een hoge dichtheid aan gebeurtenissen.’

Afgelopen donderdag was mijn eerste werkdag op basisschool IKC De Wieken in Nijmegen, een daltonschool en integraal kindcentrum. Ik sta er in groep 5 als aankomend zij-instromer. Dat ‘aankomend zij-instromer’ maakte voor de kinderen niet uit, voor hen was ik meteen ‘juf’. Ik stond dan ook als een heuse juf bij een groepje kinderen om hen te helpen met de vraag hoe ze het onderwerp in een zin kunnen vinden, toen de echte juf me bij zich riep. ‘Moet je lezen…’ Ze liet me een briefwisseling tussen twee leerlingen zien. Een van hen was even apart van zijn vriend gezet omdat hij zich niet goed kon concentreren op zijn werk. Hij was verdrietig geworden en de juf had hem gevraagd wat er was, maar hij wilde er niet over praten. Het meisje achter hem vroeg hem ook wat er was. Daarop volgde een briefwisseling (juf heeft de kinderen eerder gezegd dat wanneer ze het moeilijk vinden om te vertellen wat er in hen omgaat, ze dit ook op kunnen schrijven, en dat doen de kinderen regelmatig).

S: Ik was verdrietig omdat ik niet meer naast Jonas zit. Ik ben bang dat hij niet meer mijn beste vriend is.
E: Hij is nog wel jou friend. Alleen is hij en jij opgeschoven.
S: Maar nu gaat hij praten met andere kinderen en dan ben ik bang dat hij andere vrienden krijgt en mij vergeet.
E: Hij vergeet jou niet want hij is nog steeds jou beste friend.
S: Niet waar want hij krijgt nu andere vrienden.

Ik sta inmiddels bij Eva en ze geeft aan dat ze niet zo goed meer weet wat ze ermee moet en dat Stijn hiervoor eigenlijk bij Jonas moet zijn. Ik zeg haar dat ze dat misschien op papier aan Stijn kan vragen.

E: Mag ik het aan Jonas vragen
S: Ja

Een voorbeeld van kwalificatie, socialisatie en subjectificatie?
Ik was onder de indruk van dit gebeuren. Allereerst onder de indruk van de kinderen. Van Stijn omdat het hem lukte om zijn gevoelens op papier te zetten en deze te delen met Eva. Van Eva omdat zij zo opmerkzaam, betrokken en bemoedigend was voor Stijn. Van de juf vond ik het mooi dat zij ruimte liet voor dit proces, dat zij het toeliet dat het taalwerk onderbroken werd voor, of misschien beter: verbonden werd met, ‘persoonsvormend werk’. Immers ze waren, elkaar schrijvend, nog steeds met taal bezig, maar dan direct verbonden met hun ‘mens zijn’. Ze kregen ruimte om zich te verhouden tot zichzelf, elkaar, en tot het gebeuren met Jonas. Niet alleen waren ze verbonden met hun ‘mens zijn’, ook met het ‘sociale verkeer’. Ze hebben eerder al van juf geleerd dat je, wanneer je het moeilijk vindt om te vertellen wat er in je omgaat, je dit ook op kunt schrijven. Met andere woorden, ze zijn ingewijd in bepaalde sociale omgangsvormen. Zou deze gebeurtenis een voorbeeld van Biesta’s drieslag kwalificatie, socialisatie en subjectificatie kunnen zijn?

Subjectificatie: hoe meningen en gevoelens de wereld ontmoeten
Enkele dagen na dit gebeuren in de klas zit ik gebogen over een tekst van Biesta, getiteld ‘Risking ourselves in education: Qualification, socialisation and subjectification revisited’ (Biesta, 2019). Ik pak op waar ik gebleven was, namelijk bij zijn uitleg wat subjectificatie – kortweg: aandacht voor het persoon-zijn van de leerling – volgens hem allemaal niet is. Ik blijf hangen bij een passage waarin hij uitlegt dat ‘subject-zijn’, waarmee hij kortgezegd ‘persoon-willen-zijn’ bedoelt, niet over het subjectieve of het persoonlijke gaat.

Biesta legt in die passage uit dat subjectificatie in een bepaald opzicht zelfs het tegenovergestelde van het subjectieve of het persoonlijke is, omdat het over ons bestaan in en met de wereld gaat, in plaats van iemands persoonlijke of subjectieve meningen, gedachten en overtuigingen. Volgens Biesta betekent dit ook dat subjectificatie niet over het uitdrukken van iemands persoonlijke mening of innerlijke gevoelens gaat, maar over hoe zulke meningen en gevoelens de wereld ‘ontmoeten’. Onderwijs opgevat als subjectificatie gaat daarom volgens Biesta niet over het vragen van studenten om hun meningen, of over het hen voorzien van mogelijkheden om zichzelf ‘grenzeloos’ uit te drukken. Hiermee bedoelt hij niet dat subjectificatie gaat over het verbieden van studenten om zichzelf uit te drukken, schrijft hij. Het gaat er eerder om ervoor te zorgen dat wat studenten uitdrukken de wereld kan ‘ontmoeten’, zodat een reality check mogelijk wordt – aldus Biesta.

Het ‘subjectiverende’ in de briefwisseling tussen Stijn en Eva
Best een abstract stukje, met een hoge dichtheid aan begrippen: subjectificatie, wereld, ontmoeten, reality check. Maar door mijn ontmoeting met Eva en Stijn verandert de abstractie in een concreet moment met een hoge dichtheid aan gebeurtenissen. Het lezen van deze passage doet me denken aan hun briefwisseling. Biesta’s uitleg helpt me in het scherper proberen te krijgen van waar het ‘subjectiverende’ van dat moment hem preciezer in zou kunnen zitten. Ik zoom nu dus even in op ‘subjectificatie’ en laat de ‘kwalificatie’ en ‘socialisatie’ die naar mijn indruk ook in dat moment vervat zaten, even voor wat ze (zouden kunnen) zijn. Ik zoom bovendien in op de passage over subjectificatie waarin Biesta dat contrasteert met ‘het subjectieve’ of ‘het persoonlijke’. Er zijn vele andere aspecten van subjectificatie te belichten – daarvoor verwijs ik graag naar het betreffende artikel.

In het voorbeeld drukt Stijn zijn verdriet en angst uit. Maar het blijft niet bij een uitdrukking van gevoelens. Zijn gevoelens ontmoeten de wereld, namelijk het papier, Eva, en uiteindelijk ook Jonas. Het op papier zetten van zijn gevoelens is al een eerste verhouding tot zichzelf – een reality check, zou je kunnen zeggen. Stijn valt immers niet meer met zijn gevoelens samen; ze staan dáár en hij kan zich ertoe verhouden. Door het delen van zijn gevoelens op papier met Eva komt hij via Eva in relatie tot zichzelf te staan – een tweede reality check. Eva kan er zus of zo op reageren, en Stijn heeft zich daartoe te verhouden. Dat gaat zo ook een poosje heen en weer. Uiteindelijk komt het hele vraagstuk ook bij Jonas terecht, een derde reality check.

Maar niet alleen bij Stijn, ook bij Eva gebeurt er in dit proces iets ‘subjectiverends’. Haar persoonlijke kijk op de situatie ontmoet ook de wereld, namelijk het papier en Stijn. Haar gevoel van het even niet meer weten, en haar idee om bij Jonas te rade te gaan, ontmoet mij als ‘juf’. En ook Eva ontmoet uiteindelijk Jonas.

Je zou kunnen zeggen dat in dit voorbeeld het papier, Stijn, Eva en Jonas in zekere zin ‘grenzen’ zijn aan de zelfexpressie.

Het ‘subjectiverende werk’ vond hier zowel ondanks als dankzij de juf plaats. Ondanks, omdat het in dit moment uit de kinderen zelf kwam en zij degenen waren die elkaar onderbraken. Dankzij, omdat de juf eerder in het jaar al aan de kinderen verteld heeft dat zij op deze manier met hun meningen en gevoelens om kunnen gaan, en omdat zij in dit moment de ruimte liet dat deze ontmoeting kon plaatsvinden, in plaats van hen weer aan hun geplande taalwerk te zetten.

Tot slot
Toen ik na deze eerste schooldag wat met mijn collega heen en weer appte schreef ik haar: ‘Die wetenschappelijke wereld en die praktijk zijn zo mijlenver van elkaar vandaan. Ik heb echt nul keer aan pedagogiek als betrokken handelingswetenschap of subjectificatie gedacht vandaag.’ Waarop zij reageerde: ‘Haha en dat is waarschijnlijk maar goed ook.’ Inderdaad, heel mijn zijn was die dag bij de kinderen, tijd om na te denken was er niet. Maar ik heb die eerste dag dan wel niet aan subjectificatie gedacht – dat betekent niet dat het er niet was. Doordat ik nu Biesta weer las, kwam deze gebeurtenis naar boven, kon ik er taal aan geven, en het voorval verder uitpluizen. En zo zijn de wetenschappelijke wereld en de praktijk misschien dichterbij elkaar dan ik aanvankelijk dacht.

Maartje Janssens is filosoof en als wetenschappelijk medewerker verbonden aan stichting NIVOZ.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief