Een wettelijk verbod op mobieltjes in de klas?
20 maart 2023
Er is de laatste tijd enig rumoer over een mogelijk wettelijk verbod van mobieltjes op scholen. De voorstanders van zo’n verbod beroepen zich op de wetenschap die zou hebben aangetoond dat het gebruik van mobiele telefoons schadelijk is voor het leerproces. Zo schreef de Financial Times: “Smartphones and social media are destroying children’s mental health; evidence of the catastrophic effects of increased screen-time is now overwhelming.” Zulke alarmerende uitspraken vragen erom kritisch te worden getoetst. En dat deed docent en filosoof Dick van der Wateren, waarbij hij uiteraard ook kijkt naar de pedagogische kant van het verhaal.
Dan blijkt dat de aanwijzingen voor ‘catastrofale effecten’ lang niet zo overweldigend zijn als voorstanders van een wettelijk verbod suggereren. Het zijn vaak de oudere leraren (en onderzoekers?) die moeite hebben met ICT-gebruik (inclusief smartphones) in de klas. Wanneer we naar individuele jongeren kijken, blijkt maar een kleine groep schadelijke effecten te ondervinden. Daarbij is de vraag of dat wordt veroorzaakt door mobieltjesgebruik of dat er al eerder sprake was van depressie of andere psychische klachten. Het is bovendien verstandig te overwegen dat als we mobieltjes in scholen verbieden, we de nieuwe generatie niet kunnen leren hoe ze er verantwoordelijk mee omgaan.
In deze discussie mengde zich onlangs het RED Team Onderwijs, dat zich tot doel stelt de problemen in het onderwijs te analyseren, en plannen, maatregelen en wetgeving voor het onderwijs te beoordelen met een groene, gele of rode kaart. De leden van het team zijn afkomstig uit de wetenschap en de praktijk.
Hier geen kwaad woord over deze intiatiefgroep. Verschillende van hun standpunten onderschrijf ik, al krijg ik bij andere de indruk dat ze vanuit een eenzijdige, conservatieve vooringenomenheid zijn ontstaan. Zie de uitspraak “Traditioneel is het nieuwe progressief,” een lekker bekkende kreet waarvan men de consequenties eens goed tot zich moet laten doordringen.
Onlangs gaf het RED-Team een groene kaart aan scholen die leerlingen verbieden hun mobieltjes tijdens de lesuren te gebruiken. Op de website staat deze uitspraak:
Op basis van een inventarisatie van de relevante onderzoeksliteratuur concludeert het RED-Team Onderwijs dat de schadelijkheid van mobieltjes voor het leren en voor de sociale ontwikkeling van de leerlingen als een paal boven water staat. Ook voor de meeste leraren zijn de mobieltjes een grote stoorzender.
Die uitspraak bevat twee beweringen: 1) De schadelijkheid staat, op basis van onderzoek, als een paal boven water, en 2) Het is storend voor leraren.
Vanuit mijn eigen ervaring — als leraar en als coach van gedemotiveerde leerlingen — kijk ik hier iets anders tegenaan. Dat bewijst natuurlijk niets, maar zo’n stellige uitspraak prikkelt mijn nieuwsgierigheid naar met name de geldigheid van bewering 1. Spoiler alert: bewering 1 blijkt minder hard te zijn dan het RED-Team ons wil doen geloven. Ik vraag me dan ook af in hoeverre bewering 2 hier de bril van de teamleden heeft gekleurd.
Ik belicht de kwestie hier van drie kanten, vanuit een wetenschappelijk, een praktisch en een pedagogisch standpunt. Ik nodig de lezer uit mijn overwegingen met een onbevangen blik te lezen en daarbij voor even alle vooronderstellingen en gekoesterde zekerheden los te laten. Ik sta open voor een dialoog op dit podium.
1. Wetenschappelijk
Het RED-Team en andere voorstanders van een algeheel verbod blijken nogal selectief te zijn in de keuze van literatuur die ze aanvoeren om hun standpunt te ondersteunen; ‘cherry picking’ met andere woorden. Een zoektocht op Google Scholar met de zoekterm “Harmful effect mobile phones in the classroom” levert veel artikelen op die een ander beeld van het probleem geven. Allereerst wat publicaties die de schadelijkheid lijken te ondersteunen.
Sommig onderzoek volgt redeneringen als: ‘Gebrek aan concentratie gaat ten koste van de leerprestaties. Mobieltjes geven voortdurend afleiding. Dat gaat ten koste van de concentratie. Daarom is mobieltjesgebruik schadelijk.’ Of: ‘Online sociale contacten zijn geen echte sociale contacten en staan daardoor de sociale ontwikkeling van tieners in de weg.’ Dat is de argumentatie van het RED-Team. Heel aannemelijk, maar zo’n argumentatie is niet hetzelfde als onderzoek dat onomstotelijk – “als een paal boven water” – het oorzakelijke verband tussen deze redeneerstappen aantoont. Het verbaast mij dat de RED-Team-wetenschappers zo weinig nieuwsgierig zijn naar de vraag: Hoe werkt het echt? Het lijkt alsof ze het al weten.
Er wordt gezegd dat het werkgeheugen maar beperkte opnamemogelijkheid heeft. Dat wil ik wel aannemen, maar hoeveel ruimte neemt mobieltjesgebruik dan precies in en hoeveel blijft er nog over voor leren? Is dat te meten, en zo ja, wie heeft dat gedaan?
Een andere belangrijke vraag is: Hoeveel jongeren ondervinden echt schade van intensief schermgebruik, waaruit bestaat die schade, en is die blijvend of gaat het over als ze ouder worden?
Om de vraag naar de precieze mechanismen (Hoe werkt het?) te kunnen beantwoorden is veel diepgravender onderzoek nodig, bij voorkeur multidisciplinair. Om te beginnen zou ik als wetenschapper willen weten wat er precies gebeurt met leerlingen die in de klas op hun smartphones zitten. Wat doen ze precies, hoe vaak, alleen of met anderen, hoeveel nemen ze op van de les, enzovoort. Dat vraagt om zorgvuldig waarnemen tijdens lessen, formatief werken en gesprekken met individuele leerlingen. Er is enig, ook Nederlands, onderzoek dat daarmee een begin maakt. Ik kom daar hierna op terug.
Veel onderzoek naar de schadelijkheid van mobieltjes in de klas baseert zich op enquetes onder leraren. Interessant, maar meningen zijn nog geen bewijs, laat staan dat ze inzicht geven in de oorzaken van de veronderstelde schadelijkheid. Eén onderzoek liet, heel opmerkelijk, zien dat oudere leraren meer moeite hebben met het mobieltjesgebruik van hun leerlingen dan hun jongere collega’s.1 De roep om een algeheel verbod zou ook in Nederland wel eens een generatiekwestie kunnen zijn. Ik ben dan ook benieuwd naar de resultaten van het AOb-onderzoek. Overigens is het niet zo interessant of leraren er last van hebben, het gaat erom in welke mate leerlingen er last van hebben. Want dat was het argument voor een verbod, immers.
Er is enig, kortdurend, experimenteel onderzoek, vaak in een gesimuleerde lessituatie. Bijvoorbeeld een waarin kleine groepen studenten blootgesteld werden aan ringtones van hun smartphones.2 Studenten die die berichten ontvingen en erop reageerden, scoorden slechter op een surprise quiz dan studenten die niet waren blootgesteld.
Correlatie, geen causaliteit
De studies die schadelijke effecten van screen time suggereren, laten vooral correlaties zien, geen oorzakelijke verbanden. Bijvoorbeeld de Amerikaans sociaal-psycholoog Jean Twenge:
[…] we found several much larger relationships than previously reported. In particular: among girls, there is a consistent and substantial association between mental health and social media use […]. These associations were stronger than links between mental health and binge drinking , sexual assault, obesity, and hard drug use, suggesting that these associations may have substantial practical significance as many countries are experiencing rising rates of depression, anxiety, and suicide among teenagers and young adults.
“Op zoek naar een centrale oorzaak stelt Twenge een tweeledige test: het moet negatief gecorreleerd zijn met geestelijke gezondheid, en het moet in dezelfde tijd en richting veranderd zijn als geluk,” schrijft New York Magazine in een review van Twenges boek iGen.3 “Maar dat beschrijft nog steeds slechts een correlatie tussen twee variabelen; schermtijd en iGen-ongeluk kunnen beide worden veroorzaakt door de beweging van een derde, niet erkende variabele.”
Er zijn ook andere verbanden mogelijk. Denk aan het verband tussen enerzijds een laag zelfbeeld en welbevinden met anderzijds de kwaliteit van de lessen op school, het gebrek aan perspectief, economische onzekerheid, opgroeien in een wereld die op allerlei manieren in haar voortbestaan wordt bedreigd.4 Het is bovendien de vraag of ‘iGen-ongeluk’ wordt veroorzaakt door mobieltjesgebruik of dat er al eerder sprake was van depressie of andere psychische klachten.
Deze figuur is een voorbeeld van het soort verbanden dat Twenge in haar boek legt. In 2007 kwam de iPhone op de markt. In datzelfde jaar veranderen de grafieken die een indicatie zijn voor ‘iGen-ongeluk’. Alweer selectief gebruik van het bewijsmateriaal: er wordt gezocht naar bewijs voor een vooringenomen standpunt, niet naar een verklaring van de oorzaken. Zie voor een uitgebreide kritiek op Twenges werk het artikel in New York Magazine.5
Als leerlingen helemaal niets uitvoeren, leren ze niets, zegt een grote studie.
Niet al het onderzoek naar de effecten van mobieltjesgebruik is van zo slechte kwaliteit als dat van Jean Twenge. Een degelijk uitgevoerde metastudie6 kwam tot de volgende, voorzichtig geformuleerde conclusie:
The results of this meta-analysis showed that smartphone addiction has negative effects on students’ academic performance. When students spend time on their phones to the extent of neglecting their practices of daily life, engaging in excessive smartphone use, or excessively texting on their phones, there is a tendency to develop behavioral addiction to smartphone use, thereby experiencing a decline in academic performance. Given this, active engagement in exercising control and minimal smartphone use may be beneficial for student learning and academic performance.
Met andere woorden, als leerlingen helemaal niets uitvoeren, leren ze niets. Dát wisten we nog niet.
Een andere, grootschalige meta-analyse over een periode van 10 jaar7 laat zien dat het negatieve effect op de leerprestaties klein is. De auteurs waarschuwen ervoor verbanden met oorzaken te verwarren:
[…] it should be noted that the effects observed could be indicative of an association rather than causation. For example, those who are predisposed to overuse mobile devices may simply be less likely to achieve academically in the first place.
Onderzoek is niet eenduidig
Er is heel interessant Spaans onderzoek naar de effecten van een algeheel mobieltjesverbod op scholen.8 Daaruit blijkt dat de leerprestaties, gemeten naar PISA scores, op scholen waar mobieltjes verboden zijn, beter zijn dan op scholen waar dat niet het geval is. Zweeds onderzoek, daarentegen, laat geen effect zien.9 Dat maakt mij nieuwsgierig: waarom in Spanje wel en in Zweden niet?
Een recente studie onder 12 duizend Oostenrijkse jongeren vond weer geen enkel verband van sociale mediagebruik met de intelligentie, spellingvaardigheid en woordenschat van jongeren.10
Een publicatie in Nature Human Behaviour over de methodologie waarmee grote hoeveelheden data over smartphonegebruik worden geanalyseerd, is zeer kritisch over de conclusies van veel meta-analyses:11
Though these datasets provide a valuable resource for highly powered investigations, their many variables and observations are often explored with an analytical flexibility that marks small effects as statistically significant, thereby leading to potential false positives and conflicting results. […]
The association we find between digital technology use and adolescent well-being is negative but small, explaining at most 0.4% of the variation in well-being. Taking the broader context of the data into account suggests that these effects are too small to warrant policy change.
Allerminst “overwhelming evidence of catastrophic effects” dus, en geen wetenschappelijke basis voor een algeheel verbod.
Individuele verschillen
Een ander probleem bij dit soort onderzoeken is dat niemand echt een idee heeft hoe het digitale leven van jongeren eruitziet. Er bestaan allerlei cliché’s over, maar precies in kaart brengen wat ze in cyberspace uitspoken, doet nog bijna niemand. Steevast zijn het oudere mensen, die zich moeilijk kunnen inleven in het mediagebruik van jongeren en jongvolwassenen, die over datzelfde mediagedrag allerlei (voor)oordelen debiteren. Dat blijkt al uit de inleidingen van veel publicaties.
De meeste onderzoeken gooien de gegevens over grote groepen jongeren op een hoop en leggen statistische verbanden tussen mobieltjesgebruik en leerprestaties. Maar welke leerlingen schade ondervinden en hoe groot die schade is, blijkt niet uit die grootschalige meta-studies.
Een uitzondering is het werk van de onderzoeksgroep van professor Patti Valkenburg van de Universiteit van Amsterdam.12 De groep onderzoekt de sterke individuele verschillen tussen jongeren in de gevoeligheid voor de effecten van sociale mediagebruik. De UvA-onderzoekers vinden dat het welzijn van de meeste jongeren niet verandert door hun sociale mediagebruik, en dat het op sommigen zelfs een gunstige invloed heeft.13 Maar ook ondervindt ongeveer tien procent er wel degelijk schade van. Professor Valkenburg in De Volkskrant:14
Op basis van onze bevindingen verwacht ik dat ook de schoolprestaties van een kleine groep jongeren terugloopt door hun telefoon- en socialmediagebruik binnen en buiten de klas.
Ook bij de algemene uitspraak dat ‘passief’ gebruik van sociale media schadelijk is voor het welbevinden van jongeren kunnen we grote vraagtekens zetten. Alles bij elkaar nog steeds geen overweldigend bewijs voor de schadelijkheid voor de leerprestaties van jongeren in het algemeen.
Ik wil hiermee allerminst zeggen dat we alles maar goed moeten vinden in de klas. Integendeel, zie de paragrafen ‘Praktisch’ en ‘Pedagogisch’. Wel dat enige nuance op zijn plaats is en dat de wetenschap minder eenduidig is dan het lijkt.
2. Praktisch
“In dit lokaal doen we aan natuurkunde,” zeg ik tegen mijn leerlingen. “Al het andere mag je ergens anders doen.” Alles wat mijn leerlingen bij mij in de klas doen, heeft tot doel natuurkunde te begrijpen. Dus ook smartphones of andere digitale hulpmiddelen gebruiken. Mijn natuurkundecollega’s en ik laten leerlingen hun mobieltjes gebruiken om zelf uitgevoerde experimenten te filmen om ze later te analyseren. Ze kunnen hun mobieltje gebruiken om uitwerkingen van opdrachten op te zoeken. Als ze geen boek bij zich hebben, downloaden ze de digitale versie. Ze zoeken allerlei interessante zaken op het internet waarover we interessante gesprekken kunnen hebben. Als ze rustig aan het werk zijn, kunnen ze hun oortjes indoen en naar muziek luisteren. Ze kunnen voor klasgenoten die ziek zijn aantekeningen fotograferen. Er zijn allerlei handige apps waarmee ze lesstof kunnen oefenen. En zo zijn er nog veel meer toepassingen waarvoor smartphones handig zijn.
Gaat dat nooit eens mis? Natuurlijk, en dat is aanleiding voor een goed gesprek. De vraag is: ‘Gaat dit jou helpen natuurkunde te begrijpen?’ Dan mag iemand de telefoon bij mij in bewaring geven, of anders in de mediatheek aan de slag te gaan. En wanneer ik de volledige aandacht van de klas nodig heb bij de uitleg van een lastig onderwerp, blijven de mobieltjes in de rugzak.
Intussen hebben scholen vaak de hele communicatie met leerlingen online staan. Het rooster, roosterwijzigingen, cijfers, afspraken. Dat gaat lastig worden als er een algeheel verbod op mobiele telefoons komt. Natuurlijk hoeven leerlingen niet elke minuut te reageren op allerlei mededelingen van de schoolorganisatie. Als de smartphones niet nodig zijn in de les, kunnen we ze aan het begin van het lesuur in een telefoontas laten doen die bij de ingang van het lokaal hangt.
3. Pedagogisch
‘Ja, maar dan moet ik steeds in discussie met mijn leerlingen.’ Dat klopt. Dat heet opvoeding en ook als vakdocent hebben we een opvoedende taak. Wanneer we menen dat onderwijs meer is dan alleen de overdracht van kennis, en dat die kennisoverdracht in dienst staat van de ontwikkeling van kinderen tot volwassen wereldburgers, aanvaarden we daarmee een pedagogische opdracht.
Sommige scholen verbieden petjes, als onderdeel van het beleid om de straatcultuur buiten de deur te houden. Daarover is goed nagedacht en de resultaten zijn dan ook vaak goed zichtbaar. Dat betekent niet dat alle scholen dit beleid moeten volgen. Iedere school kan zelf bepalen welke doelen ze nastreven en welke regels daarvoor nodig zijn – liefst in overleg met de leerlingen.
Mobieltjes kunnen afleiden van de taak waarmee leerlingen bezig zijn. Daarover kunnen we het eens zijn. Als ik de leerlingen in mijn klas, of de leerlingen die ik coach, vraag wat ze kunnen doen om slimmer te leren, komen ze meestal zelf met een oplossing. ‘Als ik een toets heb en niet afgeleid wil worden, leg ik mijn telefoon weg, doe hem uit, of geef hem aan iemand in huis.’ Zo leren ze op een verantwoordelijke manier omgaan met hun mobieltje.
Ouders kunnen daarin ook een rol spelen. Laat (in goed overleg) je kind door de week de telefoon inleveren als het bedtijd is, spreek een maximaal aantal schermuren af en geef zelf het goede voorbeeld. Dus zit niet elke minuut met je neus in je scherm, zeker niet tijdens de gezamenlijke maaltijd. En, alsjeblieft, bel je kind niet tijdens de les. Als er iets heel dringends of ernstigs is, bel de administratie of de schoolleiding. Die kunnen dan beslissen of een kind uit de les gehaald moet worden. Al het andere kan wachten tot de pauze.
Kennisnet zegt hierover:15
Smartphones zijn inmiddels een onlosmakelijk onderdeel van onze leefwereld geworden, en leerlingen moeten leren hoe ze daarmee om moeten gaan. Dat kán door smartphones toe te staan tijdens de lessen, maar ook door er gesprekken over te voeren. Of door op andere manieren te oefenen met impulscontrole.
Onze taak als opvoeders is kinderen executieve vaardigheden bij te brengen. Daarbij hoort de hier genoemde impulscontrole, maar ook concentratie, time-management, plannen en doorzettingsvermogen. Dat zijn vaardigheden die de meeste kinderen niet vanzelf aanleren. Daarvoor hebben ze volwassenen nodig. Dwang en straf zijn daarvoor niet de aangewezen weg.
Zelfdeterminatie en motivatie
Afgelopen week had ik een interessanter ervaring. Ik was met een groep van 70 leerlingen van 4V naar de TU Delft. Daar volgden ze een aantal workshops: vliegtuigjes bouwen en testen, bruggen bouwen, robotjes programmeren. Er was geen verbod op mobieltjes, maar ik heb ze de hele dag amper gezien. De leerlingen waren urenlang enthousiast, bijna fanatiek, in de weer. Heel geconcentreerd en in goede samenwerking.
Hetzelfde zien we als we in onze natuurkundelessen leerlingen in groepjes zelf laten experimenteren met zelfgebouwde autootjes, blijdes, parachutes, enzovoort. Ze gebruiken hun smartphones om filmpjes te maken en berekeningen uit te voeren. Voor TikTok en YouTube hebben ze dan geen tijd.
Bij de lessen van mijn collega’s geschiedenis zie ik iets vergelijkbaars. Als ze met de klas gesprekken hebben over onderwerpen die de leerlingen interessant vinden, bijvoorbeeld over heldenmoed en verraad in WOII, zit niemand op zijn mobieltje. Leerlingen doen mee met het gesprek, luisteren naar elkaar, stellen goede vragen en maken aantekeningen.
Wat leren we daarvan? De activiteit wordt als zinvol ervaren en de leerlingen doen dingen samen. Dat zijn elementen van zelfdeterminatie. Zie de boekbesprekingen van Leerlingen intrinsiek motiveren en 4 wegen naar motivatie. Er is sprak van verbondenheid, tussen de leerlingen onderling en met de leraar. Leerlingen hebben een gevoel van competentie: de opdracht is moeilijk maar met flinke inspanning uitvoerbaar. Leerlingen hebben autonomie: ze bepalen zelf hoe ze een opdracht uitvoeren.
Ten slotte
Het zal duidelijk zijn dat een wettelijk verbod op mobieltjes in scholen mij onwenselijk lijkt. Ik ben prima in staat mijn lessen te organiseren zoals mij dat goeddunkt zonder de steun van een wettelijk verbod. Een aantal zaken is al prima wettelijk geregeld; geweld in de klas is niet toegestaan, net als roken, alcohol en drugs. Het is voor iedereen duidelijk waarom.
Een wettelijk verbod op mobieltjes in scholen maakt zinvol gebruik in de les onmogelijk. Ik wil graag zelf bepalen hoe ik lesgeef en niet worden belemmerd door de wetgever. Het wordt ook lastig voor de schoolorganisatie. Als het bij wet verboden is, welke sanctie staat er dan op overtreding? Een boete? Wie gaat die innen?
Of scholen zelf mobieltjes willen weren, is aan hen. Ze kunnen daarmee een groene kaart winnen van het RED-Team. Wel doen ze er goed aan de praktische consequenties zorgvuldig te overwegen voor zowel de communicatie met leerlingen als bepaalde lesactiviteiten waarvoor mobieltjes handig zijn. Telefoontassen bij de ingang van de klas zijn een goed alternatief voor een algeheel verbod. Daarmee hebben de leraren de vrijheid mobieltjes zinvol in te zetten voor de les.
Als we gemakzuchtig mobieltjes in scholen verbieden, leren we de nieuwe generatie niet hoe ze er op een verstandige manier mee omgaan. Overigens zou het omgekeerde ook kunnen gelden, en doen wij ouderen er goed aan van jongeren te leren hoe zij digitale media gebruiken, en welke rol die in hun leven spelen.16 Onderwijsonderzoekers kan ik aanraden zelf eens met jongeren te praten.
Zoals Patti Valkenburg in haar commentaar in De Volkskrant aangeeft, doen scholen er beter aan hun beleid te baseren op de richtlijn van Kennisnet over gebruik van telefoons op scholen in plaats van op een wettelijk verbod.17 Voor die scholen heeft Kennisnet Vijf Onmisbare Tips, waaruit een grote pedagogische betrokkenheid spreekt:
- Tip 1: Besteed aandacht aan zelfregulatie.
- Tip 2: Besteed aandacht aan zelfreflectie.
- Tip 3: Kijk verder dan de smartphone.
- Tip 4: Houd rekening met de invloed van smartphones op het schoolklimaat.
- Tip 5: Bevorder de ict-bekwaamheid van het team.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van Blogcollectief Onderzoek Onderwijs
Voetnoten
- 1
O’Bannon, B. W., & Thomas, K. (2014). Teacher perceptions of using mobile phones in the classroom: Age matters! Computers & Education, 74, 15–25. https://doi.org/10.1016/j.compedu.2014.01.006
- 2
Shelton, J. T., Elliott, E. M., Eaves, S. D., & Exner, A. L. (2009). The distracting effects of a ringing cell phone: An investigation of the laboratory and the classroom setting. Journal of Environmental Psychology, 29(4), 513–521. https://doi.org/10.1016/j.jenvp.2009.03.001
- 3
De volledige titel van haar boek luidt iGen: Why Today’s Super-Connected Kids Are Growing Up Less Rebellious, More Tolerant, Less Happy — and Completely Unprepared for Adulthood — and What That Means for the Rest of Us.
- 4
Zie het artikel in De Groene over protesterende jongeren https://www.groene.nl/artikel/we-moeten-wel-de-straat-op
- 5
Harris, M. (2017, August 28). Are Smartphones Destroying a Generation, or Are Consultants? https://nymag.com/intelligencer/2017/08/jean-m-twenges-igen-review.html
- 6
Sunday, O., Adesope, O., & Maarhuis, P. (2021). The effects of smartphone addiction on learning: A meta-analysis. Computers in Human Behavior Reports, 4, 100114. https://doi.org/10.1016/j.chbr.2021.100114
- 7
Kates, A.W., Wu, H. & Coryn, C.L.S. (2018). The effects of mobile phone use on academic performance: A meta-analysis. Computers & Education, 127(1), 107-112. Elsevier Ltd. https://www.learntechlib.org/p/200474/
- 8
Beneito, P. and Vicente-Chirivella, Ó. (2022), “Banning mobile phones in schools: evidence from regional-level policies in Spain”, Applied Economic Analysis, Vol. 30 No. 90, pp. 153-175. https://doi.org/10.1108/AEA-05-2021-0112
- 9
Kessel, Dany; Lif Hardardottir, Hulda; Tyrefors, Björn (2019). The impact of banning mobile phones in Swedish secondary schools, IFN Working Paper, No. 1288, Research Institute of Industrial Economics (IFN), Stockholm. http://hdl.handle.net/10419/210929
- 10
Stieger, S., & Wunderl, S. (2022). Associations between social media use and cognitive abilities: Results from a large-scale study of adolescents. Computers in Human Behavior, 135, 107358. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0747563222001807
- 11
Orben, A., Przybylski, A.K. (2019). The association between adolescent well-being and digital technology use. Nature Human Behaviour 3, 173–182 https://doi.org/10.1038/s41562-018-0506-1
- 12
- 13
Patti M Valkenburg, Ine Beyens, J Loes Pouwels, Irene I van Driel, Loes Keijsers, Social Media Browsing and Adolescent Well-Being: Challenging the “Passive Social Media Use Hypothesis”, Journal of Computer-Mediated Communication, Volume 27, Issue 1, January 2022, zmab015, https://doi.org/10.1093/jcmc/zmab015
- 14
Patti Valkenburg (1 maart 2023). Opinie: Liever maatwerk en een leidraad dan een wettelijk verbod op mobieltjes in klas. De Volkskrant. https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-liever-maatwerk-en-een-leidraad-dan-een-wettelijk-verbod-op-mobieltjes-in-klas~bb9f4e62/
- 15
- 16
Van der Wal, A., Valkenburg, P. M., & van Driel, I. I. (2022, October 28). In their own words: How adolescents differ in their social media use and how it affects them. Psyarxiv. https://doi.org/10.31234/osf.io/mvrpn
- 17
Pijpers, R., & van Bruggen, W. (2019). Schoolbeleid voor smartphones. Zoetermeer: Kennisnet. https://www.kennisnet.nl/app/uploads/kennisnet/publicatie/Schoolbeleid_voor_smartphones.pdf Overigens merkt Kennisnet aan het begin van dit beleidsstuk op: het smartphonebeleid is maar één aspect van omgaan met de manier waarop digitalisering de school binnenkomt. Voor een (pedagogisch georiënteerd) totaalbeeld, zie het Handboek Digitale Geletterdheid van Kennisnet.
Reacties