Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Een wettelijk verbod op mobieltjes in de klas?

20 maart 2023

Er is de laatste tijd enig rumoer over een mogelijk wettelijk verbod van mobieltjes op scholen. De voorstanders van zo’n verbod beroepen zich op de wetenschap die zou hebben aangetoond dat het gebruik van mobiele telefoons schadelijk is voor het leerproces. Zo schreef de Financial Times: “Smartphones and social media are destroying children’s mental health; evidence of the catastrophic effects of increased screen-time is now overwhelming.” Zulke alarmerende uitspraken vragen erom kritisch te worden getoetst. En dat deed docent en filosoof Dick van der Wateren, waarbij hij uiteraard ook kijkt naar de pedagogische kant van het verhaal.

Dan blijkt dat de aanwijzingen voor ‘catastrofale effecten’ lang niet zo overweldigend zijn als voorstanders van een wettelijk verbod suggereren. Het zijn vaak de oudere leraren (en onderzoekers?) die moeite hebben met ICT-gebruik (inclusief smartphones) in de klas. Wanneer we naar individuele jongeren kijken, blijkt maar een kleine groep schadelijke effecten te ondervinden. Daarbij is de vraag of dat wordt veroorzaakt door mobieltjesgebruik of dat er al eerder sprake was van depressie of andere psychische klachten. Het is bovendien verstandig te overwegen dat als we mobieltjes in scholen verbieden, we de nieuwe generatie niet kunnen leren hoe ze er verantwoordelijk mee omgaan.

In deze discussie mengde zich onlangs het RED Team Onderwijs, dat zich tot doel stelt de problemen in het onderwijs te analyseren, en plannen, maatregelen en wetgeving voor het onderwijs te beoordelen met een groene, gele of rode kaart. De leden van het team zijn afkomstig uit de wetenschap en de praktijk.

Hier geen kwaad woord over deze intiatiefgroep. Verschillende van hun standpunten onderschrijf ik, al krijg ik bij andere de indruk dat ze vanuit een eenzijdige, conservatieve vooringenomenheid zijn ontstaan. Zie de uitspraak “Traditioneel is het nieuwe progressief,” een lekker bekkende kreet waarvan men de consequenties eens goed tot zich moet laten doordringen.

Onlangs gaf het RED-Team een groene kaart aan scholen die leerlingen verbieden hun mobieltjes tijdens de lesuren te gebruiken. Op de website staat deze uitspraak:

Op basis van een inventarisatie van de relevante onderzoeksliteratuur concludeert het RED-Team Onderwijs dat de schadelijkheid van mobieltjes voor het leren en voor de sociale ontwikkeling van de leerlingen als een paal boven water staat. Ook voor de meeste leraren zijn de mobieltjes een grote stoorzender.

Die uitspraak bevat twee beweringen: 1) De schadelijkheid staat, op basis van onderzoek, als een paal boven water, en 2) Het is storend voor leraren.

Vanuit mijn eigen ervaring — als leraar en als coach van gedemotiveerde leerlingen — kijk ik hier iets anders tegenaan. Dat bewijst natuurlijk niets, maar zo’n stellige uitspraak prikkelt mijn nieuwsgierigheid naar met name de geldigheid van bewering 1. Spoiler alert: bewering 1 blijkt minder hard te zijn dan het RED-Team ons wil doen geloven. Ik vraag me dan ook af in hoeverre bewering 2 hier de bril van de teamleden heeft gekleurd.

Ik belicht de kwestie hier van drie kanten, vanuit een wetenschappelijk, een praktisch en een pedagogisch standpunt. Ik nodig de lezer uit mijn overwegingen met een onbevangen blik te lezen en daarbij voor even alle vooronderstellingen en gekoesterde zekerheden los te laten. Ik sta open voor een dialoog op dit podium.

1. Wetenschappelijk

Het RED-Team en andere voorstanders van een algeheel verbod blijken nogal selectief te zijn in de keuze van literatuur die ze aanvoeren om hun standpunt te ondersteunen; ‘cherry picking’ met andere woorden. Een zoektocht op Google Scholar met de zoekterm “Harmful effect mobile phones in the classroom” levert veel artikelen op die een ander beeld van het probleem geven. Allereerst wat publicaties die de schadelijkheid lijken te ondersteunen.

Sommig onderzoek volgt redeneringen als: ‘Gebrek aan concentratie gaat ten koste van de leerprestaties. Mobieltjes geven voortdurend afleiding. Dat gaat ten koste van de concentratie. Daarom is mobieltjesgebruik schadelijk.’ Of: ‘Online sociale contacten zijn geen echte sociale contacten en staan daardoor de sociale ontwikkeling van tieners in de weg.’ Dat is de argumentatie van het RED-Team. Heel aannemelijk, maar zo’n argumentatie is niet hetzelfde als onderzoek dat onomstotelijk – “als een paal boven water” – het oorzakelijke verband tussen deze redeneerstappen aantoont. Het verbaast mij dat de RED-Team-wetenschappers zo weinig nieuwsgierig zijn naar de vraag: Hoe werkt het echt? Het lijkt alsof ze het al weten.

Er wordt gezegd dat het werkgeheugen maar beperkte opnamemogelijkheid heeft. Dat wil ik wel aannemen, maar hoeveel ruimte neemt mobieltjesgebruik dan precies in en hoeveel blijft er nog over voor leren? Is dat te meten, en zo ja, wie heeft dat gedaan?

Een andere belangrijke vraag is: Hoeveel jongeren ondervinden echt schade van intensief schermgebruik, waaruit bestaat die schade, en is die blijvend of gaat het over als ze ouder worden?

Om de vraag naar de precieze mechanismen (Hoe werkt het?) te kunnen beantwoorden is veel diepgravender onderzoek nodig, bij voorkeur multidisciplinair. Om te beginnen zou ik als wetenschapper willen weten wat er precies gebeurt met leerlingen die in de klas op hun smartphones zitten. Wat doen ze precies, hoe vaak, alleen of met anderen, hoeveel nemen ze op van de les, enzovoort. Dat vraagt om zorgvuldig waarnemen tijdens lessen, formatief werken en gesprekken met individuele leerlingen. Er is enig, ook Nederlands, onderzoek dat daarmee een begin maakt. Ik kom daar hierna op terug.

Veel onderzoek naar de schadelijkheid van mobieltjes in de klas baseert zich op enquetes onder leraren. Interessant, maar meningen zijn nog geen bewijs, laat staan dat ze inzicht geven in de oorzaken van de veronderstelde schadelijkheid. Eén onderzoek liet, heel opmerkelijk, zien dat oudere leraren meer moeite hebben met het mobieltjesgebruik van hun leerlingen dan hun jongere collega’s.1 De roep om een algeheel verbod zou ook in Nederland wel eens een generatiekwestie kunnen zijn. Ik ben dan ook benieuwd naar de resultaten van het AOb-onderzoek. Overigens is het niet zo interessant of leraren er last van hebben, het gaat erom in welke mate leerlingen er last van hebben. Want dat was het argument voor een verbod, immers.

Er is enig, kortdurend, experimenteel onderzoek, vaak in een gesimuleerde lessituatie. Bijvoorbeeld een waarin kleine groepen studenten blootgesteld werden aan ringtones van hun smartphones.2 Studenten die die berichten ontvingen en erop reageerden, scoorden slechter op een surprise quiz dan studenten die niet waren blootgesteld.

Correlatie, geen causaliteit

De studies die schadelijke effecten van screen time suggereren, laten vooral correlaties zien, geen oorzakelijke verbanden. Bijvoorbeeld de Amerikaans sociaal-psycholoog Jean Twenge:

[…] we found several much larger relationships than previously reported. In particular: among girls, there is a consistent and substantial association between mental health and social media use […]. These associations were stronger than links between mental health and binge drinking , sexual assault, obesity, and hard drug use, suggesting that these associations may have substantial practical significance as many countries are experiencing rising rates of depression, anxiety, and suicide among teenagers and young adults.

“Op zoek naar een centrale oorzaak stelt Twenge een tweeledige test: het moet negatief gecorreleerd zijn met geestelijke gezondheid, en het moet in dezelfde tijd en richting veranderd zijn als geluk,” schrijft New York Magazine in een review van Twenges boek iGen.3 “Maar dat beschrijft nog steeds slechts een correlatie tussen twee variabelen; schermtijd en iGen-ongeluk kunnen beide worden veroorzaakt door de beweging van een derde, niet erkende variabele.”

Er zijn ook andere verbanden mogelijk. Denk aan het verband tussen enerzijds een laag zelfbeeld en welbevinden met anderzijds de kwaliteit van de lessen op school, het gebrek aan perspectief, economische onzekerheid, opgroeien in een wereld die op allerlei manieren in haar voortbestaan wordt bedreigd.4 Het is bovendien de vraag of ‘iGen-ongeluk’ wordt veroorzaakt door mobieltjesgebruik of dat er al eerder sprake was van depressie of andere psychische klachten.

Deze figuur is een voorbeeld van het soort verbanden dat Twenge in haar boek legt. In 2007 kwam de iPhone op de markt. In datzelfde jaar veranderen de grafieken die een indicatie zijn voor ‘iGen-ongeluk’. Alweer selectief gebruik van het bewijsmateriaal: er wordt gezocht naar bewijs voor een vooringenomen standpunt, niet naar een verklaring van de oorzaken. Zie voor een uitgebreide kritiek op Twenges werk het artikel in New York Magazine.5

Als leerlingen helemaal niets uitvoeren, leren ze niets, zegt een grote studie.

Niet al het onderzoek naar de effecten van mobieltjesgebruik is van zo slechte kwaliteit als dat van Jean Twenge. Een degelijk uitgevoerde metastudie6 kwam tot de volgende, voorzichtig geformuleerde conclusie:

The results of this meta-analysis showed that smartphone addiction has negative effects on students’ academic performance. When students spend time on their phones to the extent of neglecting their practices of daily life, engaging in excessive smartphone use, or excessively texting on their phones, there is a tendency to develop behavioral addiction to smartphone use, thereby experiencing a decline in academic performance. Given this, active engagement in exercising control and minimal smartphone use may be beneficial for student learning and academic performance.

Met andere woorden, als leerlingen helemaal niets uitvoeren, leren ze niets. Dát wisten we nog niet.

Een andere, grootschalige meta-analyse over een periode van 10 jaar7 laat zien dat het negatieve effect op de leerprestaties klein is. De auteurs waarschuwen ervoor verbanden met oorzaken te verwarren:

[…] it should be noted that the effects observed could be indicative of an association rather than causation. For example, those who are predisposed to overuse mobile devices may simply be less likely to achieve academically in the first place.

Onderzoek is niet eenduidig

Er is heel interessant Spaans onderzoek naar de effecten van een algeheel mobieltjesverbod op scholen.8 Daaruit blijkt dat de leerprestaties, gemeten naar PISA scores, op scholen waar mobieltjes verboden zijn, beter zijn dan op scholen waar dat niet het geval is. Zweeds onderzoek, daarentegen, laat geen effect zien.9 Dat maakt mij nieuwsgierig: waarom in Spanje wel en in Zweden niet?

Een recente studie onder 12 duizend Oostenrijkse jongeren vond weer geen enkel verband van sociale mediagebruik met de intelligentie, spellingvaardigheid en woordenschat van jongeren.10

Een publicatie in Nature Human Behaviour over de methodologie waarmee grote hoeveelheden data over smartphonegebruik worden geanalyseerd, is zeer kritisch over de conclusies van veel meta-analyses:11

Though these datasets provide a valuable resource for highly powered investigations, their many variables and observations are often explored with an analytical flexibility that marks small effects as statistically significant, thereby leading to potential false positives and conflicting results. […]

The association we find between digital technology use and adolescent well-being is negative but small, explaining at most 0.4% of the variation in well-being. Taking the broader context of the data into account suggests that these effects are too small to warrant policy change.

Allerminst “overwhelming evidence of catastrophic effects” dus, en geen wetenschappelijke basis voor een algeheel verbod.

Individuele verschillen

Een ander probleem bij dit soort onderzoeken is dat niemand echt een idee heeft hoe het digitale leven van jongeren eruitziet. Er bestaan allerlei cliché’s over, maar precies in kaart brengen wat ze in cyberspace uitspoken, doet nog bijna niemand. Steevast zijn het oudere mensen, die zich moeilijk kunnen inleven in het mediagebruik van jongeren en jongvolwassenen, die over datzelfde mediagedrag allerlei (voor)oordelen debiteren. Dat blijkt al uit de inleidingen van veel publicaties.

De meeste onderzoeken gooien de gegevens over grote groepen jongeren op een hoop en leggen statistische verbanden tussen mobieltjesgebruik en leerprestaties. Maar welke leerlingen schade ondervinden en hoe groot die schade is, blijkt niet uit die grootschalige meta-studies.

Een uitzondering is het werk van de onderzoeksgroep van professor Patti Valkenburg van de Universiteit van Amsterdam.12 De groep onderzoekt de sterke individuele verschillen tussen jongeren in de gevoeligheid voor de effecten van sociale mediagebruik. De UvA-onderzoekers vinden dat het welzijn van de meeste jongeren niet verandert door hun sociale mediagebruik, en dat het op sommigen zelfs een gunstige invloed heeft.13 Maar ook ondervindt ongeveer tien procent er wel degelijk schade van. Professor Valkenburg in De Volkskrant:14

Op basis van onze bevindingen verwacht ik dat ook de schoolprestaties van een kleine groep jongeren terugloopt door hun telefoon- en socialmediagebruik binnen en buiten de klas.

Ook bij de algemene uitspraak dat ‘passief’ gebruik van sociale media schadelijk is voor het welbevinden van jongeren kunnen we grote vraagtekens zetten. Alles bij elkaar nog steeds geen overweldigend bewijs voor de schadelijkheid voor de leerprestaties van jongeren in het algemeen.

Ik wil hiermee allerminst zeggen dat we alles maar goed moeten vinden in de klas. Integendeel, zie de paragrafen ‘Praktisch’ en ‘Pedagogisch’. Wel dat enige nuance op zijn plaats is en dat de wetenschap minder eenduidig is dan het lijkt.

2. Praktisch

“In dit lokaal doen we aan natuurkunde,” zeg ik tegen mijn leerlingen. “Al het andere mag je ergens anders doen.” Alles wat mijn leerlingen bij mij in de klas doen, heeft tot doel natuurkunde te begrijpen. Dus ook smartphones of andere digitale hulpmiddelen gebruiken. Mijn natuurkundecollega’s en ik laten leerlingen hun mobieltjes gebruiken om zelf uitgevoerde experimenten te filmen om ze later te analyseren. Ze kunnen hun mobieltje gebruiken om uitwerkingen van opdrachten op te zoeken. Als ze geen boek bij zich hebben, downloaden ze de digitale versie. Ze zoeken allerlei interessante zaken op het internet waarover we interessante gesprekken kunnen hebben. Als ze rustig aan het werk zijn, kunnen ze hun oortjes indoen en naar muziek luisteren. Ze kunnen voor klasgenoten die ziek zijn aantekeningen fotograferen. Er zijn allerlei handige apps waarmee ze lesstof kunnen oefenen. En zo zijn er nog veel meer toepassingen waarvoor smartphones handig zijn.

Gaat dat nooit eens mis? Natuurlijk, en dat is aanleiding voor een goed gesprek. De vraag is: ‘Gaat dit jou helpen natuurkunde te begrijpen?’ Dan mag iemand de telefoon bij mij in bewaring geven, of anders in de mediatheek aan de slag te gaan. En wanneer ik de volledige aandacht van de klas nodig heb bij de uitleg van een lastig onderwerp, blijven de mobieltjes in de rugzak.

Intussen hebben scholen vaak de hele communicatie met leerlingen online staan. Het rooster, roosterwijzigingen, cijfers, afspraken. Dat gaat lastig worden als er een algeheel verbod op mobiele telefoons komt. Natuurlijk hoeven leerlingen niet elke minuut te reageren op allerlei mededelingen van de schoolorganisatie. Als de smartphones niet nodig zijn in de les, kunnen we ze aan het begin van het lesuur in een telefoontas laten doen die bij de ingang van het lokaal hangt.

3. Pedagogisch

‘Ja, maar dan moet ik steeds in discussie met mijn leerlingen.’ Dat klopt. Dat heet opvoeding en ook als vakdocent hebben we een opvoedende taak. Wanneer we menen dat onderwijs meer is dan alleen de overdracht van kennis, en dat die kennisoverdracht in dienst staat van de ontwikkeling van kinderen tot volwassen wereldburgers, aanvaarden we daarmee een pedagogische opdracht.

Sommige scholen verbieden petjes, als onderdeel van het beleid om de straatcultuur buiten de deur te houden. Daarover is goed nagedacht en de resultaten zijn dan ook vaak goed zichtbaar. Dat betekent niet dat alle scholen dit beleid moeten volgen. Iedere school kan zelf bepalen welke doelen ze nastreven en welke regels daarvoor nodig zijn – liefst in overleg met de leerlingen.

Mobieltjes kunnen afleiden van de taak waarmee leerlingen bezig zijn. Daarover kunnen we het eens zijn. Als ik de leerlingen in mijn klas, of de leerlingen die ik coach, vraag wat ze kunnen doen om slimmer te leren, komen ze meestal zelf met een oplossing. ‘Als ik een toets heb en niet afgeleid wil worden, leg ik mijn telefoon weg, doe hem uit, of geef hem aan iemand in huis.’ Zo leren ze op een verantwoordelijke manier omgaan met hun mobieltje.

Ouders kunnen daarin ook een rol spelen. Laat (in goed overleg) je kind door de week de telefoon inleveren als het bedtijd is, spreek een maximaal aantal schermuren af en geef zelf het goede voorbeeld. Dus zit niet elke minuut met je neus in je scherm, zeker niet tijdens de gezamenlijke maaltijd. En, alsjeblieft, bel je kind niet tijdens de les. Als er iets heel dringends of ernstigs is, bel de administratie of de schoolleiding. Die kunnen dan beslissen of een kind uit de les gehaald moet worden. Al het andere kan wachten tot de pauze.

Kennisnet zegt hierover:15

Smartphones zijn inmiddels een onlosmakelijk onderdeel van onze leefwereld geworden, en leerlingen moeten leren hoe ze daarmee om moeten gaan. Dat kán door smartphones toe te staan tijdens de lessen, maar ook door er gesprekken over te voeren. Of door op andere manieren te oefenen met impulscontrole.

Onze taak als opvoeders is kinderen executieve vaardigheden bij te brengen. Daarbij hoort de hier genoemde impulscontrole, maar ook concentratie, time-management, plannen en doorzettingsvermogen. Dat zijn vaardigheden die de meeste kinderen niet vanzelf aanleren. Daarvoor hebben ze volwassenen nodig. Dwang en straf zijn daarvoor niet de aangewezen weg.

Zelfdeterminatie en motivatie

Afgelopen week had ik een interessanter ervaring. Ik was met een groep van 70 leerlingen van 4V naar de TU Delft. Daar volgden ze een aantal workshops: vliegtuigjes bouwen en testen, bruggen bouwen, robotjes programmeren. Er was geen verbod op mobieltjes, maar ik heb ze de hele dag amper gezien. De leerlingen waren urenlang enthousiast, bijna fanatiek, in de weer. Heel geconcentreerd en in goede samenwerking.

Hetzelfde zien we als we in onze natuurkundelessen leerlingen in groepjes zelf laten experimenteren met zelfgebouwde autootjes, blijdes, parachutes, enzovoort. Ze gebruiken hun smartphones om filmpjes te maken en berekeningen uit te voeren. Voor TikTok en YouTube hebben ze dan geen tijd.

Bij de lessen van mijn collega’s geschiedenis zie ik iets vergelijkbaars. Als ze met de klas gesprekken hebben over onderwerpen die de leerlingen interessant vinden, bijvoorbeeld over heldenmoed en verraad in WOII, zit niemand op zijn mobieltje. Leerlingen doen mee met het gesprek, luisteren naar elkaar, stellen goede vragen en maken aantekeningen.

Wat leren we daarvan? De activiteit wordt als zinvol ervaren en de leerlingen doen dingen samen. Dat zijn elementen van zelfdeterminatie. Zie de boekbesprekingen van Leerlingen intrinsiek motiveren en 4 wegen naar motivatie. Er is sprake van verbondenheid, tussen de leerlingen onderling en met de leraar. Leerlingen hebben een gevoel van competentie: de opdracht is moeilijk maar met flinke inspanning uitvoerbaar. Leerlingen hebben autonomie: ze bepalen zelf hoe ze een opdracht uitvoeren.

Ten slotte

Het zal duidelijk zijn dat een wettelijk verbod op mobieltjes in scholen mij onwenselijk lijkt. Ik ben prima in staat mijn lessen te organiseren zoals mij dat goeddunkt zonder de steun van een wettelijk verbod. Een aantal zaken is al prima wettelijk geregeld; geweld in de klas is niet toegestaan, net als roken, alcohol en drugs. Het is voor iedereen duidelijk waarom.

Een wettelijk verbod op mobieltjes in scholen maakt zinvol gebruik in de les onmogelijk. Ik wil graag zelf bepalen hoe ik lesgeef en niet worden belemmerd door de wetgever. Het wordt ook lastig voor de schoolorganisatie. Als het bij wet verboden is, welke sanctie staat er dan op overtreding? Een boete? Wie gaat die innen?

Of scholen zelf mobieltjes willen weren, is aan hen. Ze kunnen daarmee een groene kaart winnen van het RED-Team. Wel doen ze er goed aan de praktische consequenties zorgvuldig te overwegen voor zowel de communicatie met leerlingen als bepaalde lesactiviteiten waarvoor mobieltjes handig zijn. Telefoontassen bij de ingang van de klas zijn een goed alternatief voor een algeheel verbod. Daarmee hebben de leraren de vrijheid mobieltjes zinvol in te zetten voor de les.

Als we gemakzuchtig mobieltjes in scholen verbieden, leren we de nieuwe generatie niet hoe ze er op een verstandige manier mee omgaan. Overigens zou het omgekeerde ook kunnen gelden, en doen wij ouderen er goed aan van jongeren te leren hoe zij digitale media gebruiken, en welke rol die in hun leven spelen.16 Onderwijsonderzoekers kan ik aanraden zelf eens met jongeren te praten.

Zoals Patti Valkenburg in haar commentaar in De Volkskrant aangeeft, doen scholen er beter aan hun beleid te baseren op de richtlijn van Kennisnet over gebruik van telefoons op scholen in plaats van op een wettelijk verbod.17 Voor die scholen heeft Kennisnet Vijf Onmisbare Tips, waaruit een grote pedagogische betrokkenheid spreekt:

  • Tip 1: Besteed aandacht aan zelfregulatie.
  • Tip 2: Besteed aandacht aan zelfreflectie.
  • Tip 3: Kijk verder dan de smartphone.
  • Tip 4: Houd rekening met de invloed van smartphones op het schoolklimaat.
  • Tip 5: Bevorder de ict-bekwaamheid van het team.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van Blogcollectief Onderzoek Onderwijs

Voetnoten

Reacties

5
Login of vul uw e-mailadres in.


Erik Ex
1 jaar en 4 maanden geleden

Beste meneer Van Wateren,

U heeft een interessant artikel geschreven, goed onderbouwd met bronnen en logische redeneringen. Maar u zit er echt naast. Ik heb er al vaak over geschreven en veel over gezegd, maar door dit artikel ben ik geneigd om wat dieper in te gaan op de vraag: welke conclusies kan je trekken uit de wetenschap? Zeker als je zelf geen wetenschapper bent, maar een leraar.

Ja, u heeft gelijk: het bewijs is niet eenduidig. Er zijn studies naar mobiele telefoons in school die het ene zeggen en studies die het andere zeggen. Dat is niet uitzonderlijk in de onderwijswetenschap. Er zijn studies die directe instructie steunen en studies die het afkraken. Er zijn studies die stellen dat cijfers geven een goed idee is en studies die het afraden. Dit geldt natuurlijk ook voor allerlei andere wetenschapsgebieden (er zijn studies die de opwarming van de aarde ontkennen). Maar toch even over die telefoonstudies: er zijn studies die stellen dat een verbod op mobiele telefoons een goed idee is en er zijn studies die stellen dat het niet zoveel uitmaakt. Géén studies die beweren dat leerlingen meer gaan leren, socialer zijn of gelukkiger zijn geworden door mobiele telefoons. Dat lijkt me vrij essentieel. Zeker omdat het gaat over een betrekkelijk nieuw en veranderlijk studieobject waar geen consensus over kan bestaan.

Nou ja, er is natuurlijk het onderzoek van Nadira Saab uit 2023. Haar conclusie is dat inzet onder goede omstandigheden kán bijdragen aan de ontwikkeling van kennis. Maar vraag je Saab vervolgens naar waar dit ook werkelijk gebeurt (zoals werd gedaan door de vaste Kamercommissie onderwijs in de rondetafel over telefoons in de klas), dan zegt ze: 'nergens'.

En dit is ook direct mijn belangrijkste conclusie: vrijwel geen enkele school in Nederland weet op een goede manier de mobiele telefoon in te zetten als leermiddel, te reguleren, leerlingen te leren omgaan met de mobiele telefoon.

Dat verbaast me eigenlijk ook niet, want uit allerlei onderzoek blijkt dat leerlingen uren spenderen op hun telefoon. Ook blijkt dat kinderen verslavingsgedrag vertonen in relatie tot hun telefoon. En misschien ook wel belangwekkend: elke leraar en ouder kan dit bevestigen. Uit de ene na de andere poll blijkt dat heel veel mensen zich zorgen maken over mobiele telefoons.

Maar het bewijs was toch niet eenduidig? In Spanje werkte het telefoonverbod niet! Wat moeten leraren nu vinden? Leraren zijn geen uitvoerders van dingen die wetenschappers bedenken. Leraren moeten handelen in complexe situaties. Leraren staan dagelijks aan het front en kunnen niet gaan wachten tot de wetenschap eruit is. We moeten handelen. Daarbij laten we ons informeren door de wetenschap, maar nemen we eigen beslissingen. Beslissingen gebaseerd op ons pedagogisch en didactisch vernuft. De 'virtuositeit van de leraar' schreef Biesta ooit.

Daar heeft u het ook over. Maar daarbij valt me iets op: u heeft het vooral over uw klas en uw leerlingen. Bij u in de klas gaat het goed want u bent een goede leraar. Voor jonge, onervaren leraren is dit een ellendige redenering. Er zijn namelijk een heleboel leraren die wél elke dag tegen gedoe met telefoons aanlopen en leraren die er wél moeite mee hebben dat kinderen verslaafd zijn aan die dingen. Ik weet niet op welke school u werkt, maar ik durf te wedden dat dat bij u op school ook zo is. In alle lerarenkamers waar ik kom is dit onderwerp van gesprek. In die van u niet?

Collectief handelen werkt het best. Ook daar is genoeg onderzoek naar gedaan. Maar elke leraar weet het ook. Als petjes in elk klaslokaal verboden zijn, dat tegen leerlingen wordt gezegd en er een duidelijke consequentie volgt zijn petjes binnen de kortste keren verdwenen uit de school. Maar mobieltjes zijn anders dan petjes, ze zijn de grootste verandering voor jongeren in de afgelopen tien jaar. Het is een illusie te denken dat het geen invloed heeft.

Mijn school en een groot aantal andere scholen gaat vanaf het nieuwe schooljaar telefoonvrij. Vooral mijn jonge collega's zijn er blij mee. We gaan het samen doen. We gaan onze leerlingen vragen wat al die schermtijd met ze doet en uitdagen elkaar te ontmoeten in het echt. We gaan met onderwijzend en ondersteunend personeel het verbod handhaven. En collega's die een online quiz willen doen of hun boeken op internet hebben kunnen nog altijd gebruik maken van laptops. Maar die laptops zijn veel gemakkelijker te reguleren. Of het gaat werken is onzeker, ik vind het ook spannend. Maar wat ik wel weet: als we zo doorgaan wordt het alleen maar erger.

Ik wens elke leerlingen, elke leraar een mobielvrije school toe. Er is geen school in Nederland die geen problemen ervaart met telefoons (met uitzondering van scholen waar het al verboden is), maar er zijn wel scholen waar een klein groepje leraren 'die er zelf geen last van hebben' de boel domineren. Of scholen waar een schoolleiding denkt dat het allemaal wel meevalt omdat ze zelf geen les geven. Of waar leraren werken die denken 'dat het aan hen ligt, niet aan de telefoons'.

Mijn school en een aantal andere scholen gaan pionieren. We gaan telefoonvrij. Ik hoop dat er nog velen volgen en ik nodig alle wetenschappers van harte uit om te zien hoe wij dat doen en zelf conclusies te trekken. U bent ook welkom. Voor mij staat het als een paal boven water dat dit moet gebeuren. Ik heb er groot vertrouwen in.

Met hartelijke groet,

Erik Ex
Leraar geschiedenis op het Cygnus Gymnasium in Amsterdam

Login of vul uw e-mailadres in.



Dick van der Wateren
1 jaar en 4 maanden geleden

Beste Erik Ex,
Mijn stuk kwam voort uit de ergernis over met name de stelligheid waarmee de onderzoekers, verenigd in het RED Team Onderwijs, uitspraken doen als “De schadelijkheid staat, op basis van onderzoek, als een paal boven water.” Dat prikkelt mij om daarvoor een bevestiging of weerlegging te vinden in de literatuur. Falsificatie dus, op basis van bronnen. Het zal je als historicus aanspreken.
Je stelt in je reactie de belangrijke vraag: “[W]elke conclusies kan je trekken uit de wetenschap? Met die vraag houden we ons al 12 jaar bezig op de groepsblog OnderzoekOnderwijs.net, waar dit stuk eerder verscheen. Zie bijvoorbeeld Over Onderwijsonderzoek https://onderzoekonderwijs.net/2022/10/19/over-onderwijsonderzoek/.
Richard Feynman schreef: “Science is the organized skepticism in the reliability of expert opinion.” Daarmee bedoelde hij niet dat we geen enkele wetenschapper moeten vertrouwen, maar dat wetenschappers voortdurend vragen moeten stellen over de betrouwbaarheid van iemands argumenten en de feiten controleren waarop die argumenten zijn gebaseerd. Dat is de wetenschappelijke methode. Precies wat ik in mijn stuk doe.
Zoals je hebt kunnen lezen, blijkt er op dit gebied weinig ‘als een paal boven water’ te staan. Dat betekent dat er geen wetenschappelijke consensus is, niet over de schadelijkheid van mobieltjesgebruik, niet over verslaving, niet over de effecten op het leerproces en ook over de terminologie zijn de onderzoekers het niet eens.
Terzijde: je voorbeeld van de opwarming van de aarde is in dit verband wat ongelukkig gekozen. Daarover bestaat nu juist een grote mate van consensus op basis van waarneembare feiten en de kennis van het klimaatsysteem. Over de oorzaken bestaan verschillen van opvatting. Maar wie de bronnen opzoekt, vindt dat wetenschappers die ontkennen dat fossiele brandstofgebruik de belangrijkste oorzaak van de huidige opwarming is, bijna zonder uitzondering betaald worden door de olie- en kolenindustrie.
Zulke consensus als bestaat in de exacte en natuurwetenschappen komen we in het onderwijsonderzoek zelden tegen. Jan Bransen stelt dan ook terecht dat het voor leraren onverstandig is blind te varen op ‘evidence-based’ onderwijs (https://onderzoekonderwijs.net/2022/11/15/vermijd-bewijsmateriaal-over-onderwijs-en-evidence-1/ en https://onderzoekonderwijs.net/2022/11/25/vermijd-bewijsmateriaal-over-onderwijs-en-evidence-2/).
Je doet in je reactie een paar uitspraken die je niet met cijfers onderbouwt:
“[V]rijwel geen enkele school in Nederland weet op een goede manier de mobiele telefoon in te zetten als leermiddel, te reguleren, leerlingen te leren omgaan met de mobiele telefoon.” En, even verderop nog stelliger: “Er is geen school in Nederland die geen problemen ervaart met telefoons.”
“[E]lke leraar en ouder kan dit bevestigen. Uit de ene na de andere poll blijkt dat heel veel mensen zich zorgen maken over mobiele telefoons.”
Ik wil die beweringen hier niet bestrijden. Best mogelijk. Interessanter, lijkt mij, is te luisteren naar leraren en scholen die hiermee geen of minder problemen ervaren. Ik mis nieuwsgierigheid naar hun aanpak. Wat kunnen we daarvan leren? Domweg verbieden sluit deze interessante leermogelijkheid af.
Je zegt “Leraren staan dagelijks aan het front.” Ik zie mijn beroep toch anders. Voor mij is lesgeven geen strijd met mijn leerlingen maar een samen op zoek gaan naar kennis. Daarbij ga ik uit van vertrouwen. Ik vertrouw erop dat mijn leerlingen hun best doen en daarbij hebben ze een grote mate van autonomie. Als cijfers het criterium zijn, spreken de resultaten van mijn leerlingen voor zich. Maar ik verbeeld mij dat ik met mijn aanpak meer bereik dan alleen het overbrengen van kennis en goede toetscijfers.
Ik begrijp heel goed dat het voor onervaren leraren niet eenvoudig is om een manier van omgaan te vinden met leerlingen die tijdens de les dingen doen die ze niet zouden moeten doen. Dat heb ik ook pas na jaren geleerd. Ervaren leraren zouden er dan ook goed aan doen hun minder ervaren collega’s daarbij te helpen. En ik haal het niet in mijn hoofd om tegen hen uitspraken te doen als: “Ik heb nergens last van.”
Overigens zie ik om mij heen ook jongere collega’s die relaxt omgaan met hun leerlingen. Dat zijn steevast de docenten die leerlingen noemen als betrokken en inspirerend, en voor wie ze graag hun best doen.
Ik zeg nergens dat het gebruik van mobiele telefoons geen invloed heeft. Ik zie heel goed dat het onze manier van omgaan met informatie veranderd heeft. Ik stel vragen bij de bewering dat die invloed alleen maar schadelijk is en dat daarvoor wetenschappelijk onweerlegbaar bewijs is. Ik geef aan hoe je dit hulpmiddel kan inzetten voor goed onderwijs, en wel op twee manieren. Voor het snel opzoeken van informatie die de les kan ondersteunen. En als een middel om verantwoord te leren omgaan met technologie. En ook nog een derde manier: als communicatiemiddel in de school.
Ik kan hier alle argumenten uit mijn stuk nog eens herhalen, maar het lijkt me handiger om het nog eens onbevooroordeeld door te lezen.
Ik ben heel benieuwd naar jullie ervaringen met een verbod. Als de leerlingen de redelijkheid van een telefoonverbod op jullie school zien, kan het een succes worden. Overigens, geldt dat verbod ook voor de leraren? Je zegt immers “We gaan telefoonvrij.” Houd me op de hoogte.
Vriendelijke groet
Dick van der Wateren

Login of vul uw e-mailadres in.



Erik Ex
1 jaar en 4 maanden geleden

Beste meneer Van der Wateren,

Ik wil toch nog wat zeggen over de evidentie, het wetenschappelijk 'bewijs'. Wellicht zijn er meelezers die nu toch het idee hebben dat het allemaal nog onduidelijk is met dat bewijs voor het beperken van mobiele telefoons op school.

Het bewijs zou ik indelen in drie categorieën:

1. Onderzoek over afleiding en concentratie. Na afleiding duurt het even (sommige onderzoeken zeggen wel 5 minuten) om de concentratie weer terug te krijgen. Concentratie is essentieel voor leren. De wetenschap is hierover glashelder. Niemand zal dit ontkennen (het staat toch echt 'als een paal boven water'). Leraren die zien dat telefoons hun leerlingen afleiden zouden mijns inziens de conclusie moeten trekken dat telefoons gereguleerd moeten worden. Vervolgens moeten ze ook bedenken op welke manier dat het beste werkt.

2. Onderzoek over smartphones en onderwijs. Daarover schrijft u hierboven. Smartphones veranderen nogal snel (wifi of 4G, Blackberry of iPhone, Facebook of Snapchat; het maakt veel uit), dat maakt oud onderzoek lastig. Daarnaast doet de handhaving nogal ter zake. Doen leraren ook wat het beleid zegt? Zijn laptops vrij beschikbaar in de school? Mijn vermoeden (en van vele anderen) is dat daar het verschil zit in Zweden, Oostenrijk en Spanje. Ik voorspel dat hier nog meer onderzoek in een Nederlandse context over bekend wordt de komende tijd. Wat mij betreft zijn er verschillende dingen om naar te kijken: het leren, het welzijn van leerlingen en personeel, de handhaafbaarheid (lukt het bijvoorbeeld op het waterbedeffect tegen te gaan). Mocht dit onderzoek mij nu totaal tegenspreken dat kom ik graag op mijn mening terug.

3. Onderzoek over wat smartphonegebruik voor effect heeft op kinderen. Er is een schrikbarende afname van het welzijn van kinderen in de laatste tien jaar. Een aantal onderzoekers denkt dat het hier om social media-gebruik gaat. Dat is natuurlijk correlatie, echte zekerheid gaat er voorlopig niet komen natuurlijk. Nu is er ook het onderzoek van Patti Valkenburg dat u ook aanhaalt. Zij heeft kinderen bevraagd en gevolgd rond hun social media-gebruik. In de Volkskrant pleitte Valkenburg voor 'maatwerk' en een 'leidraad van de overheid', maar tegen een verbod (https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-liever-maatwerk-en-een-leidraad-dan-een-wettelijk-verbod-op-mobieltjes-in-klas~bb9f4e62/?referrer=https://www.google.com/). In feite is die leidraad van de overheid er nu. Het enige probleem is dat Valkenburg geen lerares is en dus geen verstand heeft van wat het beste werkt in scholen. Ze denkt bijvoorbeeld dat een verbod niet kan omdat het tegen de vrijheid van onderwijs zou indruisen. Dat lijkt me onzin.

Leraren weten wel wat werkt. Ik stel dan ook voor dat leraren (samen met bestuurders, ouders en leerlingen) bedenken op welke manier dit het beste kan worden aangepakt.

Net als Patti Valkenburg zijn veel wetenschappers het er overigens over eens dat er íets moet gebeuren. De petitie smartphonevrije scholen is niet voor niets ondertekend door topwetenschappers als Jelle Jolles en Paul Kirschner. Mijn favoriete onderwijswetenschapper, Daniel Willingham (Why students don't like school), is ook een groot voorstander van het beperken van smartphones.

Voor iedereen die meeleest: natuurlijk is er onzekerheid. We begeven ons op nieuw terrein. De school smartphonevrij maken zal in ieder geval helpen bij het leren, wellicht ook bij het welbevinden van de kinderen. En wat verliezen we ermee? Dat leerlingen weer naar roosterwijzigingen moeten kijken op schermen in de gang? Dat leerlingen informatie moeten opzoeken op hun laptop in plaats van hun telefoon? Dat leerlingen iets anders moeten bedenken om te doen in de pauze?

Ik wens iedereen in dit vraagstuk veel wijsheid toe.

Met hartelijke groet,

Erik Ex

PS om nog antwoorden te geven op uw vragen:
- ik heb inderdaad niet overal verwijzingen bij gezet, daar heb ik nu even geen tijd voor. Mijn excuus, maar ik denk dat mensen zaken zoals polls van de AOb ook zelf kunnen opzoeken.
- wij gaan smartphonevrij voor leerlingen, van collega's vragen we voorbeeldgedrag (dus zo min mogelijk telefoons in de buurt van leerlingen). Leraren zijn op school om een andere reden dan leerlingen en hebben andere verantwoordelijkheden. Leraren zijn aan het werk en moeten soms hun zieke kind ophalen van de opvang. Dit leggen we leerlingen natuurlijk ook uit. Dat is erg belangrijk denk ik.
- iedereen die meer wil weten kan mij volgen op LinkedIn. Daar zal ik ons proces verder beschrijven en kan iedereen het volgen.

Login of vul uw e-mailadres in.



Dick van der Wateren
1 jaar en 4 maanden geleden

Beste Erik Ex,
Dank voor je reactie.
Even voor alle duidelijkheid, ik verzet me niet tegen het weren van mobieltjes in de klas. Dat moet iedere leraar zelf beslissen, met steun van collega's en schoolleiding. Mijn bezwaar gaat over de slordige argumentatie en de agressieve manier waarop een wettelijk verbod wordt aangeprezen op twijfelachtige wetenschappelijke gronden. Het is een wetenschapper onwaardig om zijn autoriteit op zo'n manier te gebruiken om het publiek te beïnvloeden.
Bij punt 2 heb je het over een vermoeden van veel onderzoekers. Vermoedens zijn geen bewijs en de hele argumentatie van het RED Team is gebaseerd op vermoedens en cherry picking van bewijsmateriaal. Ook de polls van o.a. de AoB zijn niet meer dan meningen en geen wetenschappelijk bewijs. Nuttige meningen om beleid op te baseren, maar niet meer dan dat.
Je schrijft bij punt 3: "Er is een schrikbarende afname van het welzijn van kinderen in de laatste tien jaar. Een aantal onderzoekers denkt dat het hier om social media-gebruik gaat." En voegt eraan toe dat het hier om correlatie gaat.
Dat is nou precies het probleem. Er zijn nog heel wat meer mogelijke oorzaken en die noem ik ook: "[H]et verband tussen enerzijds een laag zelfbeeld en welbevinden met anderzijds de kwaliteit van de lessen op school, het gebrek aan perspectief, economische onzekerheid, opgroeien in een wereld die op allerlei manieren in haar voortbestaan wordt bedreigd." Bovendien kan overmatig mobielgebruik ook het gevolg zijn van een depressie. Dan is er dus een omgedraaide correlatie.
"Het enige probleem is dat Valkenburg geen lerares is en dus geen verstand heeft van wat het beste werkt in scholen." Hetzelfde geldt voor de geleerden die voor een wettelijk verbod pleiten.
Het feit dat 'topwetenschappers' voor een verbod zijn, betekent niet. Evenveel topwetenschappers zijn er tegen. En bovendien vind ik dat wij in het leerlingen moeten leren kritisch te zijn op iedereen die wat beweert. Een autoriteit heeft niet zonder meer gelijk.
Verder vind ik het prima zo. Iedere leraar en iedere school moet hier zelf over nadenken. Dat lijkt me winst.
Wat verliezen we ermee? Niet wat jij noemt. Wel de mogelijkheid om met leerlingen een volwassen manier van omgaan met mobiele devices te vinden. (Die ik overigens bij veel volwassenen mis.)
"De school smartphonevrij maken zal in ieder geval helpen bij het leren, wellicht ook bij het welbevinden van de kinderen." Daar ben ik oprecht benieuwd naar. Ik zal jullie experiment met belangstelling volgen. Ik nodig je uit over een jaar verslag te doen op OnderzoekOnderwijs.net.
Vriendelijke groet. Dick

Login of vul uw e-mailadres in.


Sarina Hoogendam
1 jaar en 4 maanden geleden

Geweldig Dick! Goed gefundeerd artikel. Ik hoop dat veel mensen er notie van nemen. Ik kon zelf nog even geen woorden geven aan waar het 'wrong', dat heb jij nu gedaan! Thanxxxx

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief