Een mooie aarde, filosoferen met kinderen en de rol van het onderwijs
23 februari 2017
Frederike de Jong staat een ‘ethisch gefundeerde onderwijspraktijk’ voor ogen. Filosofielessen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Zie haar essay: “Wat is kennis en hoe komen we eraan?” Dit artikel laat zien hoe dat in de praktijk kan.
De hier beschreven filosofieles ‘Een mooie aarde’ is eerder verschenen in het katern van de Vereniging van Filosofische Praktijk in Filosofie & Praktijk, september 2016, p. 107 – 111. Het heeft in het kader van de Berrie Heesen Prijs, uitgereikt door het Centrum Kinderfilosofie Nederland, een eervolle vermelding gekregen vanwege ‘het originele en goed uitgewerkte idee en de kans die deze les biedt om grote maatschappelijke thema’s op een speelse en tegelijk indringende manier aan de orde te stellen’.
In mijn lessen wissel ik af tussen kennisoverdracht (over filosofen en filosofische vaardigheden), de verwerking daarvan in een praktische werkvorm (de leerlingen noemen dat een ‘spelletje’) en een klassengesprek over een filosofische vraag die door mij of door de leerlingen is geformuleerd. De leerlingen leren kritisch denken, vragen stellen, gesprekken voeren en reflecteren op actuele onderwerpen en hun eigen binnenwereld. Dat gebeurt in een veilige setting waarin ze worden uitgedaagd hun eigen gedachten onder woorden te brengen en hun vooronderstellingen te onderzoeken, daarbij vooral door elkaar aan het denken gezet. Ik zie mijn rol als docent als aangever van onderwerpen en af en toe een kritische vraag die de leerlingen verder kan helpen in hun denkproces. Mijn streven is om de leerlingen zoveel mogelijk eigenaar te laten zijn van dat proces, door ze sturingsmogelijkheden in handen te geven.
Een mooie aarde
Het is de laatste van een reeks filosofielessen voor leerlingen uit de tweede klas havo/vwo (13-14 jaar). Ze hebben een halfjaar lang wekelijks filosofie gehad in lessen van 100 minuten. De lessen pasten in een keuzeprogramma in aanvulling op het reguliere programma. Hieronder schets ik het verloop van de les. Daarna geef ik aan hoe de les aansloot bij het eerdere programma. Vervolgens geef ik een aantal schriftelijke reflecties van leerlingen die ze hebben gegeven in het kader van een afsluitende toets. Ik eindig met een terugblik en een voornemen ter verbetering van het programma voor volgende klassen.
Een sociaal experiment. De leerlingen kregen een rond tafelkleed als aarde, viltstiften en de opdracht om van de aarde iets moois te maken. Ze togen aan het werk. Eerst een boom, mensen in verschillende kleuren, ook groen, want ook zieke mensen hoorden op een mooie aarde thuis, een walvis die uit een Pokémonbal(1) kwam, uiteindelijk was de hele aarde een Pokémonbal, zuurstof in het midden en een zon, een koe met een kruis erdoor, want er moest minder vlees worden gegeten, bloemen, computers, telefoons en voorzieningen voor groene stroom en de woorden liefde, respect en vriendschap.
We reflecteerden op het proces. Ieder had maar wat gedaan, werd er gezegd, zonder overleg. Ik vroeg aan de klas of dat zo was, want ik meende toch overlegmomenten te hebben waargenomen. En ja hoor, twee maal twee leerlingen hadden samen overlegd. Ik vertaalde het proces naar wereldniveau en vroeg of het mogelijk zou zijn om op wereldschaal overleg te voeren over de inrichting van de aarde, of dat het toch om kleinere overlegverbanden zou gaan. Je zou één leider moeten hebben, werd er geopperd. De jongens wezen T als leider aan. Van de meisjes wilde L wel leider zijn en de meisjes schaarden zich achter haar. Zo was er een spontane verdeling tussen jongens en meisjes opgetreden. Dat bracht mij ertoe op te merken dat de meisjes zich steeds meer hadden teruggetrokken, nadat eerst alle leerlingen zich op het tafelkleed hadden gestort, terwijl de jongens juist steeds fanatieker werden. De leerlingen herkenden dat en een meisje opperde dat de meisjes meer geneigd waren dan de jongens om eerst in overleg een plan te maken, alvorens aan de slag te gaan. Een jongen verdedigde zich en zei dat de jongens niks verkeerd hadden gedaan en dat de meisjes zichzelf hadden teruggetrokken. Een herkansing op de achterkant van het tafelkleed en nu met één leider, was het voorstel van de leerlingen.
Democratisch besloten de jongens dat T de leider was. De meisjes, die in de minderheid waren, waren daar niet gelukkig mee, maar tegen een democratisch proces was toch weinig in te brengen. De jongens schaarden zich om de leider, die in het midden van het tafelkleed een rondje begon te tekenen. Een meisje zei: ‘We moeten in opstand komen.’ De leider draaide zich om en elimineerde haar virtueel. Dat vonden de jongens een goede actie. Ik sprak er mijn verbazing over uit dat alleen de leider aan het tekenen was en de jongens hem vol ontzag het werk lieten doen. ‘Dat was zo afgesproken,’ verklaarden ze, ‘we waren het er allemaal mee eens geweest dat er in het midden van het kleed een Pokémonbal moest komen.’ De jongens begonnen de viltlaag van het tafelkleed te plukken, omdat dat niet lekker tekenen was. Er bleef een aardig verwoeste aarde over. Ik gaf nu L de gelegenheid het leiderschap over de aarde over te nemen. Ze begon met de macht te verdelen. Drie meisjes kregen nu de leiding, en het overleg over hoe de aarde aan te kleden startte. De jongens negeerden het leiderschap van de meisjes en gingen door met plukken aan het vilt.
Filosofisch kader
De les vormde de afsluiting van een lessenserie waarin, aan de hand van de inzichten van de filosoof Arnold Cornelis (1934-1999), de drieslag in de geschiedenis van prehistorie (‘natuurlijk systeem’), huidige tijd (‘sociaal regelsysteem’) en toekomende tijd of ‘nu’ (‘communicatieve zelfsturing’) besproken was.
Tijdens een gastles van Academie Pansophia was een ander dan gebruikelijk beeld van de prehistorie geschetst, namelijk dat we van de mensen uit de prehistorie verschillende lessen kunnen leren die voor nu relevant zijn. Zo waren volgens de visie van Academie Pansophia in de Oude Steentijd en bij de vroege landbouwculturen in de Nieuwe Steentijd het mannelijke en het vrouwelijke in balans. Het ging om relatief vredelievende samenlevingsstructuren en iedereen mocht meedoen. In de lessen die volgden, maakten de leerlingen kennis met de eerste filosofen en leerden ze hoe het denken in termen van geborgen zijn in een orde van god en goden had plaatsgemaakt voor wat we nu kennen als ‘rationeel denken’ en wat de kenmerken daarvan zijn.
We hadden de ideeën van Cornelis besproken, die vooronderstelde dat we nu een overgang doormaken die qua impact vergelijkbaar is met de axiale tijd (600-500 v.C.) waarin we de overgang maakten van het mythische denken naar het rationele denken. De overgang die we nu doormaken, wordt volgens hem daardoor gekenmerkt dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor wat ze zeggen en doen: ‘De filosofie van de toekomst is geen filosofie meer van blinde groei en “more of the same”, maar een filosofie van sturing, meer bepaald van communicatieve zelfsturing, omdat de garantie van geldigheid voortaan is dat mensen het zelf met de sturing eens zijn en er hun menselijke capaciteit en creativiteit in kunnen ontplooien.’ (Arnold Cornelis: De logica van het gevoel, p. 54).
Filosoferen over het goede leven
Een rode draad door de bespreking van de eerste filosofen was de vraag geweest hoe de leerlingen dachten over wat ‘goed leven’ betekent. Een leerling vond dat het goed was om je aan de regels te houden, ongeacht de vraag of de regels goed waren of niet. Het was de jongen die had ingebracht dat ‘de jongens niks verkeerd hadden gedaan’. Een ander vond dat je gewoon lol moest hebben, dat was ‘goed leven’. Veel leerlingen waren van mening dat iedereen anders denkt over de vraag wat ‘goed leven’ is: ‘IS vindt wat zij doen goed, en wij denken daar anders over.’
Zoals gezegd vormde deze lessenserie de achtergrond ten opzichte waarvan de leerlingen reflecteerden op het proces waarin ze ‘van de aarde iets moois mochten maken’.
Een meisje: Je ziet goed dat meisjes eigenlijk al wat volwassener zijn in dit soort dingen. Je ziet wel dat er op de echte aarde vaak ook dingen ondoordacht worden gedaan die grote gevolgen hebben. Ook de democratie: de jongens waren hier in de meerderheid waardoor er alleen maar naar hen werd geluisterd. Dat was wel democratisch, maar niet eerlijk voor de vrouwen. Als ik het opnieuw zou doen, zou ik zeggen dat er evenveel jongens en evenveel meisjes moeten zijn, want zo is het eerlijker..
Een jongen: In het begin waren de jongens aan de macht. De meisjes werden uitgesloten. Dat gebeurt helaas veel op aarde. Terwijl mannen en vrouwen gelijk horen te zijn. Ook de verwoeste aarde is een overeenkomst met hoe het in het echt gaat, want zoals de mens nu leeft wordt de aarde verwoest. We gaan er niet goed mee om
De jongen die de leiding kreeg: Als ik het over moest doen, zou ik weer een greep naar de macht doen en democratisch laten stemmen wat er moet gebeuren, omdat ik vind dat het beter is als de meerderheid beslist.
Het meisje dat zichzelf als leider voorstelde: Ik zou me weer als leider hebben voorgesteld. Ik zou dan niet winnen, want de jongens zouden niet op mij stemmen, maar ik zou wel meer hebben gedaan om een goede wereld te creëren en de andere meisjes hebben aangespoord hun best te doen om een verschil te maken.
De jongen die ‘goed leven’ hetzelfde vond als ‘je aan de regels houden’: Ik vind dat de jongens goed bezig waren, totdat er opeens andere regels kwamen. De mannen beginnen met actie en de vrouwen raken geintimideerd en trekken zich terug.
Een meisje: Ik heb het gevoel dat de meisjes zich niet zomaar terugtrokken, maar dat dat onder andere kwam omdat de jongens gingen duwen en stiften uit handen trekken. Ik denk dat de meisjes zich een stuk volwassener hebben gedragen. De overeenkomst met de echte wereld is dat de vrouwen in grote delen van de wereld onderdrukt worden en ik snap nu ook wel hoe zich dat zo voordoet. Een verschil is dat het er in de echte wereld niet zo hardhandig aan toe gaat. Het geweld zou zich in de echte wereld vertalen in oorlogen of bijvoorbeeld een bloedbad van een groep vrouwen. Ik zou het wel proberen anders te doen. Bijvoorbeeld iets dominanter worden en staan voor mijn rechten, maar ik denk eigenlijk niet dat dat zin zou hebben, omdat de jongens in de meerderheid waren en gewoon niet goed zijn in overleggen. Ik denk dat je op zulke momenten gewoon een beetje moet geven en nemen, maar daar zijn de jongens (deze jongens) niet toe in staat, ben ik bang.
Een jongen: In het groot zou er hetzelfde gebeuren, want er werd democratisch besloten wie de leider was en er waren ook mensen die het er niet mee eens waren. Die gaan dan protesteren. Ik zou iedereen laten stemmen op een (anonieme) leider die zijn standpunt heeft opgeschreven. Hierdoor kun je kiezen wat je zelf het beste voor de aarde vindt en is er geen vriendjespolitiek.
Het meisje dat in opstand kwam: Toen ik in opstand kwam, zetten de jongens mijn naam op het kleed met een streep erdoor. Ik denk dat een overeenkomst met de echte wereld is dat mannen over het algemeen meer macht en aanzien hebben dan vrouwen. Het verandert wel, maar vrouwen krijgen voor dezelfde banen wel minder betaald dan mannen bijvoorbeeld. Het verschil is dat de meeste mannen wel beter kunnen overleggen dan deze jongens. Dit kun je zien aan de aarde, hij is er nog steeds. Als ik het opnieuw zou doen, zou ik nog meer in opstand komen en mijn plaats meer hebben verdedigd. Dan had ik er wel voor gezorgd dat de aarde niet zo vernield was met Pokémonballen en zo. Als het dan nog zo was gegaan, had ik gewoon een stift gepakt en een groot kruis op de aarde getekend, want op zo’n aarde zou ik niet willen leven.
Een jongen: Ik moest op z’n minst vijf keer lachen toen ik het verhaal las om hoe stom we eigenlijk zijn geweest (de Pokémonbal, jongens versus meisjes, het plukken van de stof). Nu ik het verslag heb gelezen, zou ik een volgende keer geen dingen meer maken die geen nut hebben, zoals de Pokémonbal.
Reflectie
Als docent heb ik er vooral van geleerd dat het sociale experiment misschien iets is voor vroeg in de lessenserie om er vervolgens ook mee af te sluiten. Dan zijn de leerlingen enerzijds minder beïnvloed door de lessenserie (want hoe groot is de invloed ervan geweest op het verloop van het sociale experiment?) en is het anderzijds wellicht duidelijker welke lessen de leerlingen hebben geleerd als ze ze toepassen in de ‘herkansing’.
In de presentatie van Academie Pansophia was aandacht geweest voor de vernietiging van de samenleving van het oermatriarchaat, wat met bloedvergieten gepaard is gegaan, maar er had geen accent op gelegen. Als het sociale experiment eerder in de lessenserie had plaatsgevonden, was er misschien een duidelijker kapstok geweest om het bloedvergieten uit het verleden te spiegelen aan de gebeurtenissen in de les.
Frederike de Jong, MA filosoof is docent aan het Bonaventuracollege, Mariënpoelstraat te Leiden. Zij geeft een cursus voor volwassenen Kennisontwikkeling in historisch perspectief: De groei naar spirituele volwassenheid.
(1) Een Pokémonbal is een fictief voorwerp in de spelreeksen en televisieserie Pokémon. Het wordt gebruikt om een Pokémon (een virtueel monstertje) te vangen. (Wikipedia)
Reacties