‘Een gezonde democratie bestaat bij de gratie van de ruimte die gegeven wordt aan de minderheid.’
26 oktober 2017
Vrijheid, volwassenheid en democratie. Hoe verhouden die drie begrippen zich tot elkaar? En wat betekent dit voor het onderwijs dat we willen? Hartger Wassink legt verbanden en duidt het werk van Iliass el Hadioui aan de hand van andere bronnen, zoals Gert Biesta en Hannah Arendt. ‘Waar het om gaat in het grote project dat opvoeding heet - en waar onderwijs onlosmakelijk deel van uitmaakt - is zodanig te (leren) handelen dat we de vrijheid van anderen mogelijk maken.’
Op scholen is vrijheid een thema–bewust of onbewust. Bijvoorbeeld bij leerlingen: hoe vrij zijn zij om hun eigen keuzes te maken? De controverses waarmee ‘vernieuwend’ onderwijs omgeven zijn, maken duidelijk dat de meningen daarover verdeeld zijn. En ook is vrijheid bij leraren een thema: hoe vrij zijn zij om het onderwijs te ontwikkelen dat zij belangrijk vinden? Alleen al het al dan niet afschaffen van de schoolbel leidt in dat verband tot interessante gesprekken. Tot slot is er op maatschappelijk niveau veel te doen over vrijheid. Er zijn mensen die bang zijn dat de vrijheid die we in ons land en in de westerse wereld verworven hebben in de afgelopen eeuwen, bedreigd wordt door mensen die deze vrijheid niet zouden weten te waarderen.
Vrijheid is een belangrijke voorwaarde voor een vitale democratie. Op de Onderwijsavond van 5 oktober 2017 verbond Iliass El Hadioui de democratie in de samenleving met de democratie in de school, met de democratie in de klas als mini-samenleving. En, zegt hij, als we daar willen voorleven hoe je omgaat met verschillen, vraagt dat in de eerste plaats dat we onze eigen ‘sociale pijn’ kunnen herkennen en hanteren. Doen we dat niet, dan strijden leraren onder elkaar en met hun leerlingen om erkenning voor hun eigen verlangens en behoeften. Dan ontstaat er een ‘giftige cultuur’.
Zijn pleidooi sluit aan op de inleiding van het nieuwe boek van Gert Biesta, The rediscovery of teaching. Zijn boek laat zien dat we op het snijvlak van onderwijs en samenleving wellicht een oplossing kunnen vinden voor de crisis in de democratie, Daarbij trof me dit citaat in het bijzonder: ‘The challenge is to exist in the world, without considering oneself as the centre.’ Het gaat erom actief de vrijheid van anderen mogelijk te maken.
De vrijheid van anderen
Pluraliteit is, zo ontleent Biesta aan Hannah Arendt, een voorwaarde voor het menselijk samenleven. Waar het om gaat in het grote project dat opvoeding heet – en waar onderwijs onlosmakelijk deel van uitmaakt – is zodanig te (leren) handelen dat we de vrijheid van anderen mogelijk maken. De vrijheid voor hun ander-zijn, dat altijd in meer of mindere mate ook een anders-zijn inhoudt.
Als we leerlingen willen voorbereiden op een rol als 'verantwoordelijk burger in de samenleving’ zoals zoveel scholen zo mooi omschreven hebben, dan zullen we dat moeten voorleven. We zullen in onze vorming en opvoeding moeten laten zien dat we er niet komen als we allemaal eerst onze persoonlijke vrijheid opeisen. Als iedereen dat zou doen, dan staan we in no-time schreeuwend en dreigend tegenover elkaar. We kunnen alleen ruimte maken voor het anders-zijn van de ander door eerst zelf een stapje opzij te doen, onszelf niet in het centrum te plaatsen, de ruimte aan de ander te laten. En accepteren dat die ander dus anders is; niet hetzelfde, maar zichzelf; net als wij. En als die ander dat voorbeeld krijgt, en navolgt, krijgen wij ook vrijheid voor de ruimte die wij nodig hebben. Opvoeden kun je daarmee beschouwen als voortdurende wederzijdse afstemming, waarin we telkens te onderzoeken hebben, wat de ander nodig heeft om ruimte te ervaren voor zijn vrijheid.
De opgave van opvoeders
Dat is niet eenvoudig. Gert Biesta onderstreept dat door in zijn nieuwe boek het Nederlandse woord ‘opgave’ te gebruiken om uit te leggen wat hij bedoelt met de ‘pedagogical task’. Opgave klinkt nogal zwaar, wellicht zwaarder dan je zou willen voor het prachtige, voldoening gevende werk dat leraren en opvoeders doen. Want wie heeft niet de ervaring, waarin mooie dingen ontstaan als je een ander de ruimte, het vertrouwen geeft; de vrijheid om eigen keuzes te maken?
Wat het misschien zo zwaar maakt, valt me in, is dat het hier gaat om het innemen van de positie als volwassene. Dat betekent dat je je levenshouding verandert; dat je je oriëntatie verplaatst van wat anderen voor jou kunnen betekenen, naar wat jij voor anderen kunt betekenen. Er wordt niet langer (vooral) voor jou gezorgd. Nee, je realiseert je dat jij er bent om voor anderen te zorgen, verantwoordelijkheid voor anderen te nemen. En omdat goed te kunnen doen, zul je de ander moeten kunnen zien en erkennen in zijn of haar mens-zijn met de behoeften die daarbij horen.
Dat geldt voor de migrant die hier komt, en die niet anders wil dan als mens gezien worden. Een mens met een geschiedenis en een verhaal, afwijkend misschien van het onze. Door eerst erkenning voor ons verhaal te eisen, doen we het precies verkeerd om. We eisen onze vrijheid op, voordat we vrijheid geven. Maar zo werkt het niet. We zetten onszelf dan in het centrum van de wereld. Volgens Biesta is dat een onvolwassen positie. We hoeven maar naar de huidige president van de Verenigde Staten te kijken om te zien hoe die onvolwassenheid er uit kan zien.
En we hoeven maar in onze eigen geschiedenis terug te gaan om te weten dat het maken van onderscheid in ‘betere’ en ‘mindere’ vormen van anders-zijn de eerste stap is naar ontmenselijking van anderen.
De pijn van het niet-erkend zijn
Het besef dat jij als opvoeder in de eerste plaats voor iemand anders zorgt, geldt ook voor hoe we met kinderen en leerlingen omgaan. En zelfs (of misschien: vooral) hoe we als volwassenen in en om de school met elkaar omgaan. We zullen moeten uithouden dat we niet zelf onze eigen erkenning als eerste kunnen opeisen. We zullen eerst de ander moeten erkennen, in zijn mens-zijn, zijn verhaal, zijn vrijheid. Als we dat niet doen, geven we zoals Iliass el Hadioui het formuleert ‘slechts onze eigen pijn van het niet-erkend zijn door’. We eisen dan eerst onze vrijheid op, voordat we vrijheid geven.
Wat heeft dit nu met democratie te maken? Een gezonde democratie bestaat bij de gratie van de ruimte die gegeven wordt aan de minderheid. Hoewel je soms een andere indruk krijgt als je de kranten leest en tv kijkt, gaat het in een vitale democratie niet om wie de grootste partij wordt en vervolgens anderen z’n wil kan opleggen. Alweer: dat zou het opeisen van de eigen vrijheid zijn, terwijl je tegen de minderheid zegt: pech gehad, nu zijn wij eerst aan de beurt. Het gaat er juist om hoe de meerderheid ruimte geeft aan de minderheid om anders te zijn. Niet uit desinteresse, maar uit verantwoordelijkheid voor het mens-zijn van de ander.
Om dat te kunnen, om die volwassen positie in te nemen - waarbij je jezelf niet in het centrum zet; de vrijheid van anderen als eerste prioriteit neemt; de ander erkent voordat je erkenning van die ander vraagt - dat alles moet je geleerd hebben. Dat moet voorgeleefd zijn. Want als we het niet voorleven, op basis waarvan gaan we dan straks van die kinderen en leerlingen verwachten dat ze, als ze formeel volwassen zijn, zich ook plotseling ‘volwassen' gaan gedragen?
Een volwassen opvatting over mens-zijn
Dat betekent dat we leerlingen moeten leren wat het betekent om volwassen te zijn. ‘Laten verlangen om op een volwassen manier in de wereld te zijn.’ noemt Gert Biesta dat. Iemand moet eerst ervaren hebben wat het betekent om ‘vrij te zijn’, voor hij actief kan meedoen aan de democratie. Het is niet een vrijheid-van, maar een vrijheid-om te. Dat is geen gemakkelijke positie, dat is spannend. Het gaat om ‘ex-istentie’ zoals Biesta benadrukt; uit jezelf zijn, naar buiten treden.
Dat is dan wat we in onderwijs en opvoeding te doen hebben: leerlingen en kinderen naar buiten, naar voren te laten treden. Te ervaren wat het betekent om de ruimte in te nemen die je gegeven wordt, doordat anderen de verantwoordelijkheid voor jouw vrijheid nemen.
Als je dat ervaren hebt, dan pas kun je dat ‘terugdoen’ naar anderen. Als je dat nooit ervaren hebt, dan beschouw je de democratie niet als een plaats van pluraliteit, maar als een arena waar het erom gaat anderen je wil op te leggen. En in een arena staat per definitie centraal wie er wint: die is dan het centrum van de wereld. De vraag is nu: wat willen voorleven in de manier waarop we ons onderwijs, onze scholen vormgeven?
Hartger Wassink werkt voor NIVOZ en is verbonden aan NIVOZ denktank en NIVOZ podium.
Reacties