De meester en de agent
21 juni 2018
Volwassen willen zijn is een onderdeel van de volwassenheid. Dat geeft natuurlijk niet direct de handvatten om te bepalen wat je wanneer precies moet doen. Als een meester zijn reactie op een volwassene uitstelt, kost hem dat zoveel moeite, dat hij op dat moment geen 'ruimte' meer heeft om zich te verhouden tot de leerlingen. Maar zijn openheid om daarover te spreken, is misschien dat wat maakt dat hij volwassen in de wereld wil staan. Jasja van den Brink begeleidt een schoolteam en hoort deze casus aan.
De onderwijzer zal het kind geduldig moeten vergezellen op de weg van het leren uitstellen: hij zal het kind moeten leren om niet impulsief direct op alles te reageren met geweld of frustratie. Hij zal het kind moeten leren de tijd te nemen om zichzelf vragen te stellen, te anticiperen, te reflecteren, zijn impulsen te beheersen en zo zijn wilskracht op te bouwen. - Philippe Meirieu, Pedagogiek, de plicht om weerstand te bieden. Uitgeverij Phronese, 2016.
Met een kop op drie dagen onweer komt hij het lokaal binnen. Meester Tim, de anders altijd zo positief ingestelde meester die tot nu een onschatbare bijdrage leverde aan het traject ‘Samen Werken’. Een hippe meester, net van de pabo: wilde bos met krullen, hipsterbaardje, houthakkersblouse.
Nijdig ploft hij op zijn stoel. De collega ernaast kijkt hem besmuikt grinnikend aan. Die weet duidelijk wat er speelt. ‘Ja, lach er maar om.’ Sneert hij: ‘Nou, ik kan er nog helemáál niet om lachen. Misschien over een paar maanden met carnaval. Meester Tim in een gevangenispak! Haha, wat een lol. Typisch onderwijs! Altijd hetzelfde gelazer! Ik ben er helemáál klaar mee!’
Hij vouwt z’n armen voor z’n borst. Benen gekruist. Kijkt weg, naar niks in het bijzonder. Zijn ongeduldig wippende voet maakt duidelijk dat ik kan beginnen, zodat hij snel weg kan.
Ik twijfel, kijk om mij heen naar de rest van de groep: Voornamelijk vraagtekens op de gezichten. Ik ben dus niet de enige die geen idee heeft waar dit over gaat. Ik kan er natuurlijk voor kiezen om aan deze uitbarsting voorbij te gaan. Wellicht scheelt dat tijd en er is meer te doen. Maar ik werk graag met wat er zich aandient en er is overduidelijk iets voorgevallen. Want dit is nou juist waar het bij een goede samenwerking om draait: Dat er tijd en ruimte is om je verhaal te doen, verstoringen op te ruimen zodat je weer open kunt staan voor de ander. Dat je je hart kunt luchten, zodat je daarna weer mee kunt doen. ‘Indien het vat niet schoon is, verzuurt alles wat erin zit’, zei Horatius al bondig.
Mijn besluit is genomen: ‘Ok Tim, het is helder dat je ergens mee zit. Zou je ons willen vertellen wat er speelt? Wellicht lucht het op. Het hoeft niet, het is aan jou.’
Het valt stil. Hij kijkt weg, zegt niks. Ik wacht, het is aan hem.
Dan haalt hij diep adem en kijkt me aan. ‘Ok, ik zal het wel vertellen. Dan weten jullie het meteen allemaal.’ Zijn kaken zijn gespannen, de irritatie is duidelijk te hoorbaar.
‘Ik ging dus vanmiddag met mijn klas (groep 4/5) naar gym.’ Begint hij. ‘Daar moet je de weg oversteken bij een stoplicht met een vluchtheuvel in het midden. En terwijl ik overstak, sprong het licht voor het tweede gedeelte op rood. Ik wilde niet met mijn hele groep op de vluchtheuvel blijven staan, dat vond ik onveilig. Dus keek ik of er iets aankwam. Dat was niet het geval. En zei tegen de kinderen dat ze even snel door moesten lopen zodat iedereen veilig aan de overkant zou komen. Tot zover niks aan de hand.’
Hij valt even stil. Zijn kaak verstrakt weer, hij knijpt zijn ogen samen en sist: ‘En toen stond daar dus die agent…’
Z’n collega naast hem begint te grinniken en krijgt een vuile blik toegeworpen. Ik ben inmiddels razend nieuwsgierig hoe dit verder gaat lopen. ‘Nou, en die houdt mij dus doodleuk tegen mét mijn hele klas. ‘Heeft u niet gezien dat het licht op rood stond? Dat is toch heel gevaarlijk, om met een groep kinderen door het rode licht te lopen? U bent meester, U zou beter moeten weten en het goede voorbeeld moeten geven…’ Bla bla bla! En zo ging de preek maar door. En alle kinderen stonden erbij, dus ik kon niks terug zeggen. ‘Ja, agent, dat begrijp ik agent. Maar ik wilde niet dat ze op de vluchtheuvel…’ ‘Rood licht betekent stóppen meneer, wat moet ik daaraan uitleggen?’.
‘Woest was ik. Dus toen hij eindelijk klaar was met zijn preek, ben ik met de kinderen naar school terug gelopen. En daar heb ik een fout gemaakt, want ik was zó nijdig, dat ik de kinderen zonder er nog iets over te zeggen naar huis heb gestuurd. Ik kon het gewoon nog niet opbrengen om het hier nu al met ze over te hebben, ik was zo kwaad! Dat doe ik morgen wel, dacht ik. Dus nu krijg ik de hele tijd telefoontjes/ mails en langskomende ouders die ongerust zijn omdat hun kind thuis heeft verteld dat ‘Meester Tim misschien wel naar de gevangenis moet’. Doodziek word ik ervan!
Sorry, zeg ik nagrinnikend om dit goede verhaal, ik moet hier inderdaad om lachen. En ik snap ook heel goed dat jij er enorm van baalt. Volgens mij heb jij een goed besluit genomen om die kinderen niet op de vluchtheuvel te laten staan, en dan word je zo voor je groep voor schut gezet door die agent. Ik zou ook woest zijn. ‘Ja, zegt hij, nog wat bozig rondkijkend, ik hoop dat jullie er allemaal erg van genieten, want ik kan het echt nog niet grappig vinden.’
We praten in de groep nog wat na over het gebeurde. Dat de actie van Tim een hele logische was. Over de agent en wat hem in vredesnaam bezielde om dit zo aan te pakken. Over hoe lastig het kan zijn om het ‘goede voorbeeld’ te moeten geven terwijl je de ander het liefst een knal zou verkopen. Over hoe hij het gesprek morgen aan zou kunnen pakken en dat het misschien handig is hier straks nog even een mail aan te wijden. Een collega biedt aan te helpen. Ze werken fantastisch samen en denken heel betrokken met elkaar mee. Ik zie Tim steeds meer ontspannen. Gedeelde smart is halve smart.
Ik benoem wat ik zie gebeuren en complimenteer de groep voor hun betrokkenheid. Zo gaat de bijeenkomst langzaam over in de bijeenkomst zoals ik die voorbereid had. De blokkade is uit de weg, de emoties zijn gelucht, en er kan verder gebouwd worden aan een nog betere samenwerking.
Jasja van den Brink is pedagoog, onderwijstrainer en –coach en moeder van drie kinderen in de basisschoolleeftijd. Meer op de website van Raafels.
Reacties