Corona biedt kansen, geeft nieuwe energie en brengt ook twijfels: ‘Ik denk nu wel eens: ben ik wel een goede leraar?'
18 mei 2020
Indrukwekkend, kansrijk en vermoeiend. Dat is in een paar woorden hoe Hans Brandwacht, docent wiskunde en coördinator van de Internationale Schakelklassen (ISK) bij scholengemeenschap Pantarijn in Wageningen de coronaperiode heeft ervaren en nog steeds ervaart. Want oh, wat gebeurde er veel tegelijk, en oh, wat zag en ervaarde hij daarbij veel moois. Lisette Bastiaansen, PhD-onderzoeker naar rol van aandacht en betrokkenheid in onderwijs, sprak Brandwacht en schreef over Brandwachts praktijk en ervaringen.
Merel Boon en Lisette Bastiaansen - twee pedagogen - nodigden leraren uit om te vertellen over hun praktijk. Het gesprek met vo-docent Hans Brandwacht - al 34 jaar verbonden aan SG Pantarijn - ontroerde. Hij vertelt liefdevol over 'zijn' ISK-leerlingen, over het belang van horen en gehoord worden in onderwijs en over zijn verlangen naar werken aan betekenisvol onderwijs, maar dan vooral samen. Deze tijd biedt kansen, geeft energie en brengt twijfels. Want Brandwacht spreekt ook over zijn angst, bijvoorbeeld om de leerling in de digitale omgeving te verliezen.
Als coördinator en wiskundedocent weet Hans Brandwacht als geen ander hoe belangrijk het is om als leraar aandachtig betrokken te zijn bij ‘zijn’ kinderen. Het houdt ze bij de les, het geeft ze de ruimte om zich te leren verhouden tot alles wat hen overkomt, en het zorgt ervoor dat ze beetje bij beetje nóg steviger op hun eigen voeten in de wereld komen te staan.
Stevig en krachtig, dat waren de kinderen vóór ze bij hem in de klas kwamen ook al. Meestentijds afkomstig uit vluchtelingengezinnen kende hun jonge leventje al vroeg onveiligheid en verdrietige gebeurtenissen, al lang voordat corona zijn intrede deed. Daarover vertelt Hans, die twee jaar terug teamleider werd op ISK, me allereerst: ‘Door hun geschiedenis, door de ervaringen die ze hebben meegemaakt, meestal heel verdrietig, zijn ze zo teruggeworpen geweest op zichzelf en hun eigen kracht. Dat is onvoorstelbaar. En wat is het dan prachtig om te zien dat ze met zo’n enorme passie en motivatie naar school komen.’
Door hun geschiedenis, door de ervaringen die ze hebben meegemaakt, meestal heel verdrietig, zijn ze zo teruggeworpen geweest op zichzelf en hun eigen kracht. Dat is onvoorstelbaar.''
Een passie die blijkbaar wederkerig is. In verschillende bewoordingen, maar steeds doorspekt met liefde en betrokkenheid bij ‘zijn’ leerlingen wijdt Hans – voor hij ingaat op de coronatijd – eerst nog even in algemene zin uit over zijn prachtige werk. Over hoe belangrijk het is dat kinderen op ‘zijn’ school de tijd krijgen om te aarden, over hoe het leertempo dan tijdelijk wordt teruggedraaid en over hoe fantastisch het is om te zien dat leerlingen in die rust en warmte in Nederland hun plek beetje bij beetje leren vinden.
Een babbelmaatje
Zo’n vijfenzeventig ISK-kinderen hebben Hans en zijn team in het ‘schooltje’ onder hun hoede. Twee jaar lang krijgen ze er de tijd om Nederlands te leren, waarna ze doorstromen naar het reguliere onderwijs. Van analfabeet tot gymnasiast. Van vluchtelingenkind tot student van een bij Wageningen University werkende hoogleraar. Allemaal samen in één klas. Dat wil zeggen: toen er nog ‘fysieke’ klassen waren, want door corona liep dat plots allemaal helemaal anders en zaten ook de ISK-leerlingen thuis. Een groot probleem, want hoe thuis het Nederlands te oefenen als daar niemand is die Nederlands spreekt?
Een en een is twee, zeker voor een wiskundeleraar. En dus gebruikte Hans het feit dat de schoolexamens geen doorgang vonden in zijn voordeel. ‘Ik heb toen de eindexamenleerlingen mavo, havo en vwo gevraagd om ‘maatje’ te worden van een van de kinderen in de schakelklas. Ik heb nu veertig eindexamenleerlingen die maatje zijn. Ze bellen een paar keer per week met één van de ISK-kinderen. Tuurlijk vonden ze het contact leggen in het begin eng, maar dat vinden wij ouderen soms toch ook? Maar ze praten nu honderduit. Zo zie je maar. Corona schept afstand, maar brengt ook mensen bij elkaar. Ik vind dat zó mooi.’
Ik heb nu veertig eindexamenleerlingen die maatje zijn geworden. Ze bellen een paar keer per week met één van de ISK-kinderen.''
Pedagogische stiel
Verbinding (leren) maken, contact houden en met regelmaat in meer of mindere mate wat ‘wrijving’ opzoeken. Het valt me in het gesprek op dat precies dit de ingrediënten zijn die vóór, maar ook tijdens coronatijd, Hans’ zijn pedagogische stiel lijken te kenmerken. Bijvoorbeeld toen hij samen met collega’s bij alle leerlingen in de regio Wageningen langs hun huis reed om bij iedere leerling, persoonlijk, een studiepakket te bezorgen. ‘Sta ik daar midden op een parkeerplaats met een Turkse vader en zijn zoon. Zegt die vader dat hij zijn zoon ‘s ochtends niet meer zijn bed uit krijgt. Tja, wat zeg je dan tegen zo’n jongen? Ik vraag dan op zo’n moment: hoe komt het dat je in zo’n stand komt? En ik vertel hem dat we echt niets liever willen dan dat hij weer op de rails komt. Kijk, ik was blijer om hem te zien dan dat ik hem zo wilde toespreken. Maar dat toespreken hoort er dan toch ook bij. Die kinderen vinden het zo lastig om zich thuis, in hun eentje, te verhouden tot de situatie waar ze op dat moment in zitten. Thuis heb je tig vluchtmogelijkheden en afleidingen. Waar haal je dan de moed en zin vandaan? Juist in zo’n situatie heb je een leraar nodig.’
Thuis heb je tig vluchtmogelijkheden en afleidingen. Waar haal je dan de moed en zin vandaan? Juist in zo’n situatie heb je een leraar nodig.''
Lichamelijk contact
We zullen het er in ons gesprek nog vaker over hebben. De thuisontmoetingen met de ISK-kinderen. Het maakt indruk, het ontroert Hans tot in zijn ziel. ‘Overal waar we aanbelden kwamen de gezinnen naar buiten. Wauw, wat mooi, de hele familie erbij. Die hechtheid in die families is nu heel belangrijk. Sommige kinderen willen je om de hals vliegen, terwijl ze afstand moeten houden. Een Chinees meisje konden we bijna niet tegenhouden, zo erg miste ze die verbinding met het fysieke.’
Het lichaam. Ook dat vraagt – naast de geest – in coronatijd om aandacht, zo bespreken we samen. Hoe daarmee om te gaan nu - als gevolg van het virus - stoeien, met elkaar vechten en aanrakingen uit den boze zijn? Hans: ‘Het ligt zo voor de hand. Je moet met aandacht met je hoofd, maar ook met je lijf omgaan. Ontmoeten dat doe ik ook fysiek. Ik wil ze letterlijk kunnen vastpakken en op die manier vragen “zijn we bij elkaar in beeld?”. Het gaat juist om dat fysieke ervaren: je bent niet alleen. Soms heb je kinderen die denken: als het hier niet lukt, dan ga ik toch naar een huiswerkinstituut. Maar hoe verhoud je je dan als kind tot die kinderen die dat niet kunnen betalen? We zijn hier toch met elkaar?’
De digitale leraar
Het was voor Hans geen sinecure, de overstap naar het afstandsonderwijs. Het deed wat met zijn zelfbeeld en ook – in ieder geval tijdelijk – met zijn zelfvertrouwen. ‘In deze tijd merk je voortdurend dat het allemaal nieuw is. Ik denk nu wel eens: ben ik wel een goede leraar? Terwijl als ik gewoon voor de klas sta, dan weet ik: ik ben een knettergoede leraar. Maar ben ik dat ook via afstandsonderwijs? Je moet je zelf als het ware opnieuw uitvinden. Daar heb je wel anderen bij nodig. Een knipoog, een gebaar, iemand die zegt: het is oké wat je doet.’
Wat het lastig maakt, zegt Hans Brandwacht, is dat kinderen digitaal al vaak veel verder zijn. Die kloof overbruggen, dat is moeilijk. Maar hij ziet tegelijk ook echt kansen. ‘Het helpt mij om dichter bij de kinderen te komen. Het is belangrijk dat je als docent het lef hebt om te vragen: leg me dat eens uit, hoe moet dat? In plaats van dat je denkt dat ze je belazeren. Want dat doen ze natuurlijk ook, haha. Ik heb al eens een kwartier staan lesgeven, terwijl mijn microfoon uit stond.’
Samen betekenisvol onderwijs maken
Samenspraak met collega’s en daarbij de moed hebben om open en eerlijk te bespreken wat er in je omgaat. Dat is wat helpt, zo denkt Hans Brandwacht. ‘Het is belangrijk om het met elkaar over je onzekerheid te hebben, zeker daar waar andere leraren wél digitaal opbloeien. Het daagt alle leraren uit om nieuwe wegen te vinden. Als je die bal niet oppakt, tja. Er is moed voor nodig om te zeggen: dit en dit is volgens mij erg belangrijk, laten we dat proberen. Dat je weet dat het niet erg is als je ook eens op je gezicht gaat.’ Daarbij is het belangrijk om het kind en het onderwijs - en dus niet de protocollen - leidend te laten zijn. Brandwacht: ‘Laten we de regels en de protocollen nu eens allemaal loslaten. Dat is allemaal angst. Laten we juist nu kijken naar wat kinderen beweegt en verbindt.’
In de samenwerking en het vertrouwen zit wat Hans Brandwacht betreft in alle opzichten ‘de ruimte’, zeker in tijden van crises. ‘En wat ik nog meer dan anders heb ervaren, is hoe belangrijk het is dat je je teamleden het vertrouwen en een mandaat geeft, zodat ze kunnen excelleren in datgene waar ze goed in zijn. Ook moet er ruimte gemaakt worden om iedereen te horen en te zien. Vanuit die betrokkenheid bij elkaar kan je samen betekenisvol onderwijs maken.’
En wat ik nog meer dan anders heb ervaren, is hoe belangrijk het is dat je je teamleden het vertrouwen en een mandaat geeft, zodat ze kunnen excelleren in datgene waar ze goed in zijn.''
Aandacht voor de relatie
En zo brengt het coronavirus, behalve een hoop narigheid, ook veel moois met zich mee. In de vorm van vernieuwingen, creativiteit en herwonnen aandacht voor onderlinge relaties. Toch is Hans Brandwacht blij dat een aantal van de meer kwetsbare ISK-kinderen de weg naar de fysieke school inmiddels ook weer hebben teruggevonden. Thuis, alleen aan het werk, dat is voor sommige kinderen te moeilijk. Een aantal komt nu drie keer per week twee uur naar school, anderen weer iets minder. Allemaal volgens de veiligheidsrichtlijnen. Hans: ‘Het is een feest om ze weer met elkaar te zien werken en genieten.’
Nu nog zorgen dat de boel helemaal weer ‘corona-proof’ op gang komt. Dat biedt kansen, weet hij, maar geeft ook wat zorgen. Hoe daar goed mee om te gaan? ‘Normaal wist ik op een dag, hier zit de intensiteit, daar vind ik de ontspanning. Nu moet ik nadenken over de zomerschool, over een zachte landing als de leerlingen terugkomen, over nieuwe aanmeldingen… Ik heb het idee en het gevoel dat er ook zoveel mogelijkheden liggen dat het ook voor een soort onrust zorgt. Doe ik wel genoeg? Doe ik het wel goed genoeg? Tegelijk geeft het feit dat ik alleen maar bezig hoef te zijn met de vraag ‘hebben we het als team goed met elkaar en met de kinderen’ me enorm veel ruimte. Dat we elkaar nu geregeld vragen “hoe is het met jou?”, dat is heel bijzonder.’
Lisette Bastiaansen doet onder leiding van Gert Biesta promotieonderzoek naar pedagogische dimensies van onderwijs en is als docent/begeleider verbonden aan de Masteropleiding Pedagogiek van de HAN. Haar onderzoeksthema is ‘de pedagogische betekenis van aandachtige betrokkenheid in de relatie leraar-leerling’.
Reacties