Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De pen als bevrijding

20 juni 2024

Universitair docent Milio van de Kamp, die zelf opgroeide in armoede (zowel financieel als cultureel), pleit ervoor om ons schrijfonderwijs opnieuw in te delen, om achtergestelde groepen nog meer een stem te geven en te leren hoe belangrijk het is dat zij schrijven. De realiteit is namelijk dat juist deze groepen vaker te maken krijgen met ongelijkheid in het onderwijs en we op die manier de pen uit hun handen trekken. Ze krijgen vaker te maken met onderadvisering, minder goede leraren en structureel lage verwachtingen. Het is een hardnekkige cyclus die we gezamenlijk moeten doorbreken. Dit maakt (de mogelijkheid tot) schrijven een fundamenteel onderdeel van een samenleving die streeft naar gelijkheid. In de onlangs verschenen bundel ‘Opdat wij schrijven’ (Uitgeverij Pica, 2024) beschrijft Milio in zijn bijdrage zijn levensloop en hoe het schrijven hem een stem gaf.

Eind 2016 was ik druk bezig met het tweede jaar van mijn studie sociale wetenschap aan de universiteit. Gezien mijn achtergrond (geboren in armoede in een huis zonder gas en licht, met ouders die allebei niet gestudeerd hebben) voelde ik me al sinds het begin van de opleiding een vreemde eend in de bijt. Aan alles merkte ik dat de universiteit, een oceaan van middenklasse, niet voor mij was gemaakt. Het maakte dat ik een andere verhouding had met mijn studie dan de meeste van mijn studiegenoten. Ik twijfelde aan mijn eigen kunnen en geloofde eigenlijk niet dat ik ooit een diploma zou kunnen halen. De twijfels en gevoelens maakten ook dat ik een zekere afstand bewaarde tot mijn medestudenten en docenten, want, zo zei mijn gevoel, ze zouden mij toch niet kunnen begrijpen. Hier liepen geen mensen rond die net als ik waren opgegroeid in armoede, die alle lagen van het onderwijs hadden doorlopen om op de universiteit te komen, te maken hadden gehad met kansenongelijkheid of huiselijk geweld of alle andere problemen die ik in mijn leven had ervaren.

Tegelijkertijd voelde ik ook een kloof met de plek waar ik vandaan kwam. Mijn ouders begrepen niet wat ik aan het doen was op de universiteit, en omdat ik door de afstand ook steeds minder zicht kreeg op hun levens, werden onze gesprekken gereduceerd tot een herhaling van dezelfde standaardvragen die varieerden van ‘hoe gaat het?’ tot ‘hoe is het op jullie werk?’ Doordat ik me op zowel de universiteit als bij mijn ouders niet thuis voelde, leefde ik met het gevoel in het midden van de kloof te hangen, voorzichtig balancerend op een koord. Het zorgde ervoor dat ik me alleen en onbegrepen voelde. Ik kon met niemand gesprekken voeren over het koorddansen omdat ze aan beide kanten van de kloof niet begrepen waar ik tegenaan liep.

Na een paar maanden werd het koorddansen dusdanig vermoeiend dat ik wanhopig besloot om tijdens een presentatie een klein tipje van de sluier op te lichten en iets over mijn achtergrond te vertellen, in de hoop dat er iemand zou zijn die zich zou herkennen in mijn verhaal. Er gebeurde niets. Althans, zo leek het, want een week later kwam een van mijn studiegenoten naar me toe met een krant in haar hand. ‘Moet je eens lezen,’ zei ze, ‘dit ben jij’.

Verbaasd nam ik de krant aan; het was een interview met de Franse schrijver Édouard Louis, wiens eerste boek net naar het Nederlands was vertaald. Op dat moment in mijn leven had ik nog nooit van hem of zijn werk gehoord. Sterker nog, ik wist überhaupt niets van literatuur. Bij ons thuis stond er geen boekenkast en mijn ouders lazen nooit. De enige boeken die ik als kind ooit had gelezen, waren een handjevol Harry Potter-boeken. Mensen zoals ik lezen namelijk niet en we schrijven ook geen boeken; er worden hoogstens boeken over ons geschreven, door mensen die geen idee hebben hoe het is om op te groeien in armoede.

Ik las het interview en werd tot in mijn kern geraakt. Vanaf de eerste zin voelde het alsof hij mijn eigen levensverhaal aan het vertellen was. Hij was net zo oud als ik, werd geboren in armoede en had een gewelddadige vader. Toen hij sociologie ging studeren had hij geen idee hoe hij zich moest verhouden tot beide werelden waarin hij zich begaf. Na het lezen staarde ik naar zijn foto en schoot er een vraag door me heen die uiteindelijk mijn leven zou veranderen: ‘Hoe kan het dat iemand zoals ik een boek schrijft?’ Een boek schrijven lag zo ver buiten mijn universum dat ik er niet eens over na durfde te denken, maar het lezen van het interview had de deur, zonder dat ik het wist, op een kier gezet.

Ruim vier jaar later had ik al zijn werk gelezen. Het voelde fijn en bevrijdend dat er iemand in de wereld was die mijn ervaring tot in de essentie begreep, ook al hadden we elkaar nog nooit ontmoet of gesproken en komt hij uit een ander land. De herkenbaarheid is de onzichtbare steun in mijn rug geweest die ik nodig had om mijn eigen levensverhaal op papier te zetten. Zijn werk bood me niet alleen perspectief; het stimuleerde me ook om mijn eigen ervaring in een grotere context te zien. Als je uit een gemarginaliseerde positie komt door je sociale klasse, religie, huidskleur, gender, seksualiteit of een combinatie hiervan, voel je dat je altijd buiten de norm beweegt, met als consequentie dat jouw ervaring wordt gereduceerd tot een losse anekdote geworteld in stereotypen. Dit noemt de Nigeriaanse schrijver Chimamanda Ngozi Adichi ‘het gevaar van een enkelvoudig verhaal’. Door het denken in stereotypen ontstaan er ‘enkelvoudige verhalen’ die het moeilijk maken om de gelaagdheid van (groepen) mensen te blijven zien, met als gevolg dat ze worden gereduceerd tot enkelvoudige anekdotes. Zo worden bijvoorbeeld arme mensen altijd gezien als dom en niet in staat om de juiste keuzes te maken, zijn mensen uit Afrika zielig en woonachtig in hutjes en moeten moslims zich constant verantwoorden voor terrorisme.

 

Dit constante reduceren van geleefde ervaringen maakt dat de strijd voor emancipatie bemoeilijkt wordt, omdat je als David tegen Goliath aan het vechten bent. Je bent namelijk niet alleen aan het vechten voor je eigen individuele vrijheid, maar ook tegen het heersende stereotype. De Braziliaanse pedagoog Paulo Freire beschreef dit idee in zijn meesterwerk The Pedagogy of the Oppressed. Daarin concludeerde hij dat een van de pijnlijkste taken van de onderdrukten is om de onderdrukkers te overtuigen van hun onderdrukking.

Binnen deze pijnlijke taak van Freire kunnen we de emanciperende rol van de pen vinden. De dominante groep heeft er namelijk baat bij als sociale problemen geïndividualiseerd worden, omdat ze op die manier de problemen aan individuele mensen kunnen toeschrijven en daardoor de overkoepelende structuren onzichtbaar worden. Via deze weg is het gemakkelijk de status quo in stand te houden. Zo heb je opgroeiend in armoede altijd het gevoel dat je de enige bent die in zulke omstandigheden leeft, met gevoelens van schaamte tot gevolg. Het is echter belangrijk om in te zien dat schaamte binnen deze context geen individuele, psychologische emotie is, maar een machtsmiddel. Schaamte individualiseert problemen en zorgt ervoor dat de structuren die deze problemen veroorzaken onzichtbaar blijven.

Exact om deze reden is het belangrijk dat mensen uit achtergestelde groepen schrijven. Édouard Louis liet mij zien dat mijn verhaal niet in isolatie bestond en dat er overkoepelende patronen en structuren bestaan die maken dat we nagenoeg dezelfde ervaring hebben. Het inzien van deze patronen en structuren zorgt voor de mogelijkheid tot collectieve actie en het doorbreken van onderdrukking. Tegelijkertijd kunnen schrijvers de taal bieden om de wereld beter te begrijpen en vormen ze op deze manier een brug tussen verschillende groepen mensen. Zo leerde ik van James Baldwin over de ervaring van racisme en van Anja Meulenbelt waarom feminisme zo ontzettend belangrijk is. De pen werkt dus emanciperend op drie manieren: ten eerste voor de persoon zelf, ten tweede voor het collectief en ten derde om de dominante groep inzicht te geven in de bestaande ongelijkheid.

Het is tijd dat we ons schrijfonderwijs opnieuw indelen en dat we hierbinnen ruimte maken om achtergestelde groepen te leren hoe belangrijk het is dat zij schrijven. De realiteit is namelijk dat juist deze groepen vaker te maken krijgen met ongelijkheid in het onderwijs en we op die manier de pen uit hun handen trekken. We krijgen vaker te maken met onderadvisering, minder goede leraren en structureel lage verwachtingen. Het is een hardnekkige cyclus die we gezamenlijk moeten doorbreken.

Wat mij betreft zou ons schrijfonderwijs niet alleen moeten gaan over allerlei regeltjes over tekstopbouw, spelling en grammatica, maar over het geven van een stem. Schrijven moet betekenis hebben, jongeren moeten zich aangespoord voelen om naar de pen te grijpen omdat ze het brandende gevoel hebben dat ze ergens iets over móeten zeggen. Dit vereist echter een nieuwe manier van kijken naar ons schrijfonderwijs, een die inziet dat schrijven geen geïsoleerd vak is, maar inherent verbonden is met bijvoorbeeld lezen en reflecteren. Deze nieuwe benadering ziet leerlingen niet, zoals Paulo Freire dat zo mooi verwoordt in Pedagogy of the Oppressed, als ‘lege containers’ die gevuld moeten worden door de leraar en docent, maar als kritische burgers wier bijdrage belangrijk is voor onze samenleving.

De bundel ‘Opdat wij schrijven’ verscheen onder redactie van Renske Bouwer, Micha Hamel, Suzanne van Norden, Jeroen Steenbakkers en Els Stronks. In dit boek schetsen docenten, leerlingen, lerarenopleiders, onderzoekers en schrijvers hoe het Nederlandse schrijfonderwijs heringericht kan worden, opdat het gaat draaien om wat schrijven leerlingen kan bieden. En dat is: taal gebruiken om de eigen gedachten en gevoelens te verkennen, te verdiepen en te uiten. Wie zo leert schrijven, wordt ook een betere lezer. Een lezer die nieuwsgierig is naar de gevoelens en gedachten van andere schrijvers. Het boek is te bestellen via deze link.

Milio van de Kamp (1991) is schrijver van het boek “Misschien moet je iets lager mikken” en als socioloog werkzaam als universitair docent aan de UvA. Opgegroeid in armoede geeft hij een unieke, persoonlijke blik op maatschappelijke ongelijkheid. Eerdere stukken over kansenongelijkheid en armoede zijn onder andere verschenen in de Volkskrant en Het Parool. Op 12 februari 2025 spreekt Milio op de Nivoz Onderwijsavond in Utrecht (toegangskaarten zijn nu al te bestellen).

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief