Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De gave van het onderwijs: leerlingen aan zichzelf teruggeven

12 oktober 2021

Gert Biesta sprak ook zelf op het symposium ‘Biesta in de praktijk’, tevens de titel van het gelijknamige boek dat deze zomer uitkwam. Daarin wordt de Biesta-taal en begrippen tegen de praktijkverhalen gelegd voor een beter verstaan van goed, pedagogisch onderwijs. Via een online verbinding tekende Rikie van Blijswijk Biesta’s relaas op. ‘Is onderwijs een kwestie van geven of nemen?’

Eerder tekende Rikie deel 1 van het symposium Biesta in de praktijk op, het gesprek met de auteurs. Lees hier.


Gert Biesta wil deze middag (woensdag 29 september 2021) drie dingen op tafel leggen en wel over koeien melken, over lesgeven en over de integriteit van het onderwijs. Hij biedt een aantal reflecties en schetst tevens zijn toekomstperspectief op het onderwijs. Tenslotte laat hij weten waartoe hij het onderwijs op dit moment zou willen uitnodigen.

Koeien melken

Boer A en B zijn melkveehouders. Boer A heeft 186 koeien, die elk 8000 liter melk per jaar opbrengen. Boer B heeft een kleinere veestapel, waarvan elke koe 7500 liter melk per jaar geeft. Er lijkt geen probleem, want het verschil in opbrengst is te verklaren uit het verschil tussen het aantal koeien.

Echter:

  1. In de Verenigde Staten blijkt de melkopbrengst veel groter. Nederlandse boeren kunnen te aardig zijn voor hun koeien en/of de boeren in Nederland maken onvoldoende gebruik van resultaten uit onderzoek, zo is te lezen in het zwartboek. De rantsoen-efficiëntie-calculator berekent immers precies welke koe hoeveel en welke topvoeding nodig heeft. De gezonde dieren moeten optimaal produceren, anders kan Nederland straks niet meer internationaal concurreren. Je zou kunnen zeggen dat Nederland zich meer om het welzijn van de koeien bekommert dan in de VS en dat deze vergelijking niet zo relevant voor NL is. Het verschil tussen opbrengsten per koe van boer A en van boer B valt echter niet te ontkennen.
     
  2. De 186 koeien van boer A zijn zwart bonte Holstein-Friesians, die gemiddeld 8000 liter melk per jaar produceren. Boer A haalt het gemiddelde voor het soort koeien dat hij heeft. Boer B heeft 50 Jersey koeien en 60 Holstein-Friesians. Gemiddeld zou boer B 7270 liter melk uit een koe moeten kunnen halen. Het echte probleem lijkt dus dat boer B onder het gemiddelde zit voor de populatie koeien die hij heeft en dat hij meer ambitie moet tonen om de opbrengst te verhogen.
     
  3. Evidence based werken wordt ondersteund door een financieel onderzoek over de kosten en baten per koe. Een Holstein-Friesian levert per jaar € 3274 per jaar op en een Jersey koe € 2984. Die evidence volgend moet boer B zo snel mogelijk zijn Jersey koeien inruilen voor Holstein-Friesian, want hij heeft gewoon de verkeerde koeien.

In Nederland zijn zorgen over goed onderwijs, maar de aanpak schiet alle kanten op. Op de website van de PO Raad staat: ‘Hoe weet je dat je het maximale uit jouw leerlingen hebt gehaald?’ Het is het verhaal van de boeren, maar nu gaat het over leerlingprestaties en referentieniveaus. Deze vraag zet de onderwijswereld op zijn kop, want het punt van onderwijs is niet dat wij het maximale uit onze leerlingen halen (de logica van het koeien melken) maar in het onderwijs hebben wij iets te geven.

Het punt van onderwijs is niet dat wij het maximale uit onze leerlingen halen, maar in het onderwijs hebben wij iets te geven.

Biesta laat met een paar voorbeelden zien dat dit geen toevallig incident is:

Michael Apple, een Amerikaanse onderwijsspecialist merkte jaren geleden al op: ‘We lijken niet langer te vragen wat de school voor zijn leerlingen kan doen, maar meer en meer wat de leerlingen kunnen doen voor hun school’. Deze kwestie speelt in het hoger onderwijs en de universiteiten in Groot Brittannië die ijveren om de ‘juiste’ studenten’ te krijgen. Dat zijn zij die geen schade aan de positie van de universiteit op de ranglijst toebrengen. Biesta: ‘Wie op zo’n manier over zijn studenten spreekt, heeft de wereld op zijn kop gezet en zijn geloof in onderwijs eigenlijk opgegeven. Zodra je dit ziet, zie je het eigenlijk overal’.

Een tweede voorbeeld is dit YouTube-filmpje van een paar jaar geleden waarin de Schotse minister van onderwijs jongeren oproept om goed te scoren op de PISA test, omdat ‘het gaat om de reputatie van het land’. Hij vergelijkt dit met meedoen aan de Olympische Spelen. Biesta: ‘Ook hier wordt de wereld op z’n kop gezet. De uitdaging is om, met alle goede bedoelingen die we hebben rond het onderwijs, nog in beeld te houden waar het in onderwijs over zou moeten gaan? Of komen we uit op manieren van denken die de boel compleet misvatten?’

‘Is onderwijs een kwestie van geven of nemen?’

Biesta’s zorg is dat er teveel gedacht wordt in termen van ‘nemen’. Fundamenteel is onderwijs een kwestie van geven, is zijn stelling. In het Nederlands is daar het prachtige woord – lesgeven - voor, dat de ‘geefkant’ van het onderwijs aanduidt. In - De terugkeer van het lesgeven - zegt hij dat als we onderwijs echt willen begrijpen het gebaar van het geven de toegang daartoe is.

Er is veel te geven in het onderwijs en in zijn meest recente boek World-Centred Education. A View for the Present (beschikbaar in het Nederlands in het voorjaar van 2022) benoemt Biesta er een drietal:

Gave 1: Een taak van onderwijs is elkaar en de nieuwe generatie te helpen om alles wat IK zou willen tegen het licht te houden en de vraag te stellen ‘Is dat wat je daar wenst? Is dat wat je zou moeten wensen? Gaat je dat helpen?’

Het curriculum opent de deuren naar de wereld door die dingen op tafel te leggen waar leerlingen zelf niet naar gezocht hadden, waar ze niet naar op zoek waren  en waar ze nog geen weet van hadden. Dat is wat in de traditie – liberal education - heet. Lees er meer over in Beyond the present and the particular.

Het ‘geven’ van het curriculum laat zien waar we als beschaafde samenleving van vinden dat iedereen de plicht heeft om daar mee in aanraking te komen, bijvoorbeeld met onderwijs over de Holocaust. Daar zoeken leerlingen niet naar, maar iedereen vindt dat niemand daar omheen zou mogen gaan. Dat betekent dat het ‘geven’ van onderwijs niet noodzakelijk prettig is, maar het mooie van een geschenk is dat het altijd een verrassing is.

Gave 2: In zijn nieuwe boek en ook in andere teksten staat het didactische idee van Kierkegaard over de dubbele waarheidsgeving. Leerlingen moeten niet alleen de waarheid horen, maar, belangrijker, de condities geleverd krijgen waaronder ze iets als waarheid kunnen (h)erkennen. ‘Toen ik dat las moest ik onmiddellijk terugdenken aan mijn wiskundeleraar op de middelbare  school, die bijzonder goed was in wiskunde en hele borden vol kon schrijven. Hij draaide zich om, keek de klas in en zag dan mijn verbaasde gezicht, want ik snapte het niet. Het enige dat hij toen kon doen was terugwijzen naar het bord en zeggen ‘ja maar, hier staat het allemaal’. Hij kon dus wel wiskundige kennis voor mijn neus zetten, maar hij vergat dat het zijn taak juist ook was om een kader aan te brengen, waarin dat wat op het bord stond voor mij betekenis kon krijgen.’

Die dubbele waarheidsgeving is een fundamenteel didactisch principe en gekend wordt als het onderscheid tussen kennis en inzicht. ‘Misschien is mijn zorg wel,’ zegt Gert Biesta, ‘dat in veel discussies tegenwoordig over kennis en korte en lange termijn geheugen, power for knowledge en meer, die dubbelslag wordt vergeten en dat in het hart van het didactisch werken die dubbele gave zit.

Gave 3: Een derde gave van het onderwijs, en daar komen we bij de pedagogiek, is, om het gek te zeggen, aan leerlingen zichzelf terug te geven. Daar is een onhandig, maar ook een heel precies woord voor: subjectificatie.

Het enige dat subjectificatie is en wat we daarmee doen in het onderwijs is het ZELF van de leerling in het spel brengen. Uiteindelijk moet iedere leerling zijn eigen IK vinden en uitvissen wat hij/zij met dat IK gaat doen. Onderwijs kan leerlingen helpen aandacht op dat – IK – te houden. Biesta heeft daarover veel geschreven en in het boek  - Wereldgericht onderwijs. Biesta in de praktijk- wordt dat helder uiteen gezet.

Het enige dat subjectificatie is en wat we daarmee doen in het onderwijs is het ZELF van de leerling in het spel brengen

Biesta vertelt over Homer Lane, een leraar die een school op het platteland van Engeland opricht in de jaren ‘20 van de 20e eeuw. ‘Hij werkt met moeilijke jongeren, pubers uit Londen en uit de gevangenis en wil pedagogisch met hen werken. Een jongen slaat in een bepaalde situatie serviesgoed van hem kapot. De uitdaging voor Lane is hoe daarop te reageren. Pedagogisch? Straf geven? Zeggen dat het slecht is dat hij doet? Dat hij zich aan de regels moet houden?

Lane doet iets heel anders. Hij legt zijn horloge op zijn hand, houdt het voor de jongen en zegt ‘Mijn horloge is mij even waardevol als dat kapot gemaakte servies. Wil je misschien dit horloge ook kapot maken?’ Biesta vervolgt ‘Dat is een gek, interessant en tegelijkertijd een puur pedagogisch gebaar, omdat hij de jongen herinnert aan zijn vrijheid en die vrijheid kan elke kant opgaan. Daarmee neemt hij ook het risico dat de jongen zegt: ‘Ja, dat wil ik ook kapotmaken, want mijn IK is hier in het geding’.

Dit is een klein voorbeeld van hoe het IK van de leerling in het spel kan worden gebracht, zonder dat de leerling te zeggen wat het met dat IK moet doen. Dit is het prachtige risico van onderwijs, want het is natuurlijk een risico, maar het is prachtig omdat het te maken heeft met de mogelijkheid voor het IK van de leerling om in de wereld  te verschijnen,’ aldus Gert Biesta.

Pedagogen zijn het erover eens dat onderwijs geen productieproces is dat beheerst kan worden, omdat het hier gaat om de vrijheid van die andere mens. David Böhm zegt: ‘Het Ik is het werk van het Zelf’ en daar zit meer in dan dat het slechts een definitie is. Dietrich Benner zegt: ‘Es ist Aufforderung zu Selbststatelichkeit’, een aanmoediging om Ik niet te vergeten, een verlangen te wekken om volwassen in de wereld te willen zijn’.

Biesta: ‘Je kunt zeggen dat we ons in het onderwijs niet bezig gaan houden met die dingen waarvoor we geen garanties hebben. Er is een column van een hoogleraar onderwijskunde die dat argument hanteert: “Omdat we het niet kunnen controleren, moeten we er niks mee”. Ik zou juist zeggen, omdat we het niet kunnen controleren moeten we er juist wat mee, want daar zit het pedagogische hart van het onderwijs, namelijk de aandacht van de leerling richten op diens eigen vrijheid. Dat moeten we niet voortdurend doen, maar we hebben wel gouden momenten waarin we daar iets kunnen doen.’

Andere drieslag

Dát is onderwijzen mét pedagogische kwaliteit. Een van de dingen die ik prachtig vind aan het boek Wereldgericht onderwijs. Biesta in de praktijk is dat het accent niet ligt op kwalificatie, socialisatie en subjectificatie, maar op een andere drieslag die praktischer is: onderbreken, vertragen, en ondersteunen, ofschoon daar het Engelse woord - sustenance - achter zit, dat steunen en voeden samenbindt,’ aldus Biesta.

Onder de pedagogische kwaliteit van onderwijzen worden kwaliteiten als het onderbreken, het met je zelf zijn, aandacht opwekken, wakker worden, wakker maken, verstaan. Daarnaast is het van belang leerlingen tijd en ruimte te geven om iets met hun aandacht te doen (vertragen) en vormen aan te bieden waarin leerlingen zichzelf en de wereld én zichzelf in relatie tot die wereld te ontmoeten. Soms is dat prachtig en levert dat veel energie op, maar jezelf tegenkomen is niet altijd prettig. Daarom is het steunen en voeden ook belangrijk. Ook díe ontmoeting is wezenlijk en daarom moeten we daar ook aanwezig zijn als pedagoog om leerlingen te helpen het uit te houden.

Onderbreken, vertragen en ondersteunen en voeden staat natuurlijk haaks op een onderwijscultuur die zegt: hoe sneller, hoe beter. Het is niet óf het een óf het ander. Soms is snel prettig en handig. Als het alleen snel op het doel af is, zonder enige vertraging, zonder enige waarheid en aandacht, dan wordt onderwijs zinloos.

Naast onderwijs met deze pedagogische kwaliteit van subjectificatie zijn ook socialisatie en kwalificatie deel van het belangrijke werk dat onderwijs te doen heeft. De zorg van Biesta is dat het hier al snel gaat over input en output en beheersingslogica. ‘Kwalificatie en subjectificatie zijn belangrijk, maar ze dienen altijd het hogere doel om de nieuwe generatie de stap in de wereld te kunnen laten zetten. Dát onderwijs heeft iets te geven en roept twee vragen op: wat geeft het recht op die positie en wat vraagt dat van ons?’

De integriteit van het onderwijs

Biesta is naar eigen zeggen niet altijd scherp, omdat hij het belangrijk vindt om in gesprek te blijven, maar nu moeten de dingen goed benoemd worden. Hij zoekt een antwoord op de vraag hoe onderwijs beschermd kan worden tegen goede bedoelingen, die uiteindelijk toch anders uitpakken. Biesta twijfelt niet  aan de goede bedoelingen van de PO Raad, maar hij is bang dat die leiden tot iets waarmee onderwijs op z’n kop wordt gezet. ‘We kunnen het onderwijs beschermen en op het spoor te houden door duidelijk te zijn over de agenda’s en de ambities,’ en vervolgt. ’als PISA daar staat, ben ik minder enthousiast dan wanneer daar duurzaamheid staat. We moeten goed in beeld houden waartoe onderwijs er is. In Nederland is de vrijheid van onderwijs een bijzondere situatie, omdat we iedere maatschappelijke groep de kans willen geven om die waartoe op eigen manier in te vullen.’

Er is nog een andere optie, die te maken heeft met de integriteit van onderwijs en onderwijzen. In het boek van Verus, getiteld - Van vrijheid van onderwijs naar vrijheid voor onderwijs - probeert hij in een bijdrage te zeggen: ‘Laten we ervoor zorgen dat het onderwijs niet zelf het onderspit delft in alle goede bedoelingen. Dit is de kwestie van de integriteit van het onderwijs.’

J.F. Herbart, één van de grondleggers van de moderne pedagogiek en onderwijskundige denker, heeft al de zorg dat onderwijs wordt overgenomen door andere machten en krachten. Van hem is de uitdrukking dat het onderwijs een - Eroberte Provinz - zou kunnen worden. Habermas noemt dat kolonisering. Herbart probeert de begrippen en de taal die onderwijs eigen is onder woorden te brengen. Zijn eerste kenmerk is niet leren maar Bildsamkeit, door Wouter Pols vertaald met ‘vatbaar voor vorming’. Zijn tweede kenmerk is Unterricht, lesgeven.

Biesta: ‘Met taal kunnen we veel, maar taal is ook geduldig. We leven nu in een tijd van halve waarheden, waarin ook de kracht van taal verzwakt is.’

De Duitse pedagoog Klaus Pranger heeft in de ogen van Biesta een briljante insteek. Volgens hem begint de integriteit van het onderwijs bij de unieke vorm van het onderwijs. In een reactie op Herbart spreekt hij over ‘Eine Unheimische Operationen’ en hij zegt (de Nederlandse taal is hierin behulpzaam), ‘De meest fundamentele vorm van het onderwijs is het wijzen, das Zeigen. Dan volgt een krachtige bewering: ‘Als er niet gewezen wordt, dan wordt er niet onderwezen’. Ofwel: ‘Wenn es das zeigen nicht gibt, dann gibt es auch keine Erziehung’.

Het gebaar van het wijzen richt de aandacht ergens op, vat Biesta samen. ‘Onderwijzen’, zegt Dietrich Benner, ‘ist der Kunst der Umlenkung des Beachtung’, dus het richten en herrichten van de aandacht. Het klopt dat dat een kunst is en geen techniek, want het is iets risicovols. Ik kan wel zeggen: ’Hé, kijk daar.’ Maar een leerling kan denken: ‘Ik kijk liever daar’.

Zowel Pranger als Benner benadrukken dat het onderwijs niet iemands aandacht kan veroorzaken. ‘We kunnen leerlingen uitnodigen, aansporen en op allerlei mogelijke manieren kunnen we dat gebaar maken: ‘Kijk daar eens,’ omdat ik denk dat het goed voor jou zou zijn om er aandacht aan te besteden. ‘Maar daar stopt het dan ook,’ meent Gert Biesta.

Pranger zegt: ‘Wijzen is altijd een dubbel gebaar, want wij wijzen niet alleen naar iets, maar wij wijzen iemand op iets. Dus het onderwijs is niet: ‘Kijk daar eens’, maar het is: ‘Hey jij, kijk daar eens’. Daar komt het subjectiverende en het wereldgerichte onderwijs, dat altijd verwijst naar een daar. Het brengt de wereld in het geding zou je kunnen zeggen. Benner: ‘Wijzen is een zwak en risicovol gebaar is. Er is altijd een ruimte tussen waar de leraar op wijst en wat de leerling daar mee doet’. Pranger: ‘Wat de leerling daarmee doet is niet reactief, maar reflexief. Iemand kan zeggen “Ja, daar ga ik in mee” of “Daar gaat het mij echt te ver”.

Pranger vervolgt met ’Wij hebben de ethiek van buiten niet nodig om het onderwijs een morele lading te geven. Die moraliteit vinden we ook al in de vorm, in dat gebaar, omdat we weten dat de zwakte van dat gebaar betekent dat er ruimte is voor de vrijheid van de leerling. Dat is niet een probleem dat wij moeten oplossen. Het effectiviteitsonderzoek ziet het als een probleem en wil dat oplossen.' Biesta: ‘Die ruimte moeten we koesteren, want tussen het wijzen van de leraar en het reflexieve antwoord van de leerling bestaat de mogelijkheid dat de leerling als subject verschijnt. Als we die ruimte niet koesteren, zijn we voordat we het weten aan het objectiveren.’

Dit alles maakt onderwijs niet vrijblijvend. Juist als je ergens op gewezen wordt doemt de vraag op: Wat vraagt dit van mij? Het wereldgerichte is het subjectiverende, omdat het iets van mij wordt,’ aldus Gert Biesta.

‘Dat lijkt mij wel genoeg’, zo sluit Biesta af en hij bedoelt dat op een aantal verschillende manieren. In zijn laatste boek heeft hij een citaat van Berthold Brecht opgenomen: ‘Every teacher must learn how to stop teaching when time comes’. Op een gegeven moment moet een eind komen aan het werk, zodat de leerling de vrijheid heeft om zonder de leraar de wereld in te stappen. Berthold Brecht zegt: ‘That’s a difficult art’. Hoe lukt het ons om terug te stappen en afstand te creëren? ‘Only a few are able to, when the time is right, allow reality to take their place’.

‘Precies in die dynamiek zit het onderwijs’, overdenkt Biesta. ‘Uiteindelijk moeten we echt die band doorsnijden, zodat de wereld die plek kan overnemen. Het mooie is dat dit citaat komt uit The Book of Interventions in the Flow of Things, dat gaat over onderbreken van de gang van zaken. Dus dat komt allemaal mooier bij elkaar dan je ooit had kunnen bedenken.’

Rikie van Blijswijk (1954) is sinds 2010 verbonden aan stichting NIVOZ. Ze verbindt goede pedagogische onderwijspraktijk aan theorie. Daarnaast is Rikie oprichter van de Leerschool.

Meer artikelen en publicaties n.a.v. boek en symposium Biesta in de praktijk?

Zie www.biesta-in-de-praktijk.nl

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief