Wie is hier eigenwijs?
24 oktober 2023
Als iemand je eigenwijs noemt, wat wordt daar dan mee bedoeld? De context doet ertoe: gaat het om een volwassene of een kind? In een schoolse situatie is het lang niet altijd bedoeld als compliment. Is er uberhaupt een probleem en van wie is dat probleem dan? Rian Visser onderzoekt de term als het over haarzelf en over leerlingen gaat.
Ik kreeg laatst van een leraar de kritiek dat ik soms eigenwijs ben. Dat vond ze niet heel erg, maar het zat wel mijn eigen ontwikkeling in de weg. Ik werd klaargestoomd voor een examen en door mijn eigenwijsheid bleef ik dezelfde fouten maken. Ze zei: ‘Dan doen wij iets voor en dan zeg jij: maar ík heb het zó geleerd. En dan denk ik: doe nou maar gewoon wat wij zeggen.’
Ik knikte, want zo ben ik inderdaad. Als ik denk dat iets anders moet, wil ik dat vertellen. Ik vind het leuk als de leraar daarvoor openstaat en dat meeneemt in zijn of haar instructie. Doe het nou maar, helpt niet altijd om mij te overtuigen. Is dat eigenwijs?
Ik vroeg het aan mijn man, die mij al ruim dertig jaar kent. ‘Jij bent niet eigenwijs, jij bent kritisch,’ antwoordde hij.
Wat is het verschil tussen eigenwijs zijn en kritisch zijn? Ik kwam tot deze beschrijving. Iemand die eigenwijs is, blijft haar eigen ding doen, blijft bij haar eigen mening en wil niets van een ander aannemen. Iemand die kritisch is, vergelijkt haar manier van doen en haar mening met die van een ander. Zij bekijkt de dingen van verschillende kanten. Misschien verandert zij, misschien niet.
Ik bleef erover nadenken. Vertraagt een eigenwijze of (te) kritische houding het leerproces en is deze leerling een probleem voor zichzelf? Maakt zo’n leerling het beroep van leraar onnodig zwaar of juist leuk en uitdagend?
Kort hierna gaf ik een poëzieles aan een plusklasje van twaalf leerlingen in het basisonderwijs. Ik wilde hen een vergelijking laten schrijven. Ze moesten zichzelf verplaatsen in een voorwerp en een paar zinnen schrijven vanuit dat perspectief. Ik verbood hen te rijmen, want wie per se wil rijmen, verliest soms de inhoud uit het oog.
Na het schrijven, mochten ze hun werk voorlezen. Eén meisje had alles op rijm geschreven. ‘Ik ben een iPad met een rode hoes. We hebben een poes.’
Die eerste zin was prima. Ze stelde zich voor dat ze een iPad was. De tweede zin had daar naar mijn mening niks mee te maken. Ik zei: ‘Een iPad heeft geen poes. En de opdracht was om niet te rijmen.’
Mijn kritiek stuitte zichtbaar op weerstand. Ik wilde haar niet ontmoedigen, dus ik zei: ‘Als je écht graag wilt rijmen, zou je kunnen schrijven: ‘Ik ben een iPad met een rode hoes. Op mijn scherm staat een plaatje van een poes. Dan klopt het beeld.’
Ze schudde haar hoofd. Het moest blijven zoals het was. Enthousiast las ze verder. Alles was op rijm geschreven en de zinnen hadden weinig samenhang. Ik besloot toch een compliment te geven en zei: ‘Dichters zijn vaak eigenwijs. Iedereen mag dichten op zijn eigen manier. Jij wil graag rijmen. Prima gedaan.’
Op de terugweg in de auto dacht ik erover na. Dit meisje had geen boodschap aan wat ik haar wilde bijbrengen. Ik vond haar eigenwijs, maar vanuit haar standpunt was ze waarschijnlijk gewoon kritisch. Zij had een idee over poëzie en dat ging ze niet zomaar overboord gooien omdat een wildvreemde dichter dat vroeg.
Was het erg dat ze niet geleerd had wat ik haar wilde bijbrengen? Misschien had ze een andere les uit de opdracht gehaald; je weet nooit wat wel of niet beklijft. Ik was blij dat ik niet doorgegaan was met corrigeren. Het laatste wat ik wilde bereiken, was haar plezier in schrijven vergallen.
Maar stel dat ik haar vaker les zou geven en ik zou echt willen dat ze leerde om een vergelijking te bedenken; hoe moest ik dat dan aanpakken? Waar zat het probleem?
Misschien nam ze niks van mij aan, omdat ze mij niet kende? Toevallig was dit meisje als eerste in het lokaal. We praatten voor de les. Ik vertelde wie ik was en vroeg haar naar hun groepje. Het was een leuk open meisje, dat me een beetje aan Pippi Langkous deed denken. De anderen kwamen later binnen. Met hen had ik minder contact, maar zij deden wél wat ik vroeg.
Waarschijnlijk paste mijn leerdoel niet bij wat haar bezighield. Zij wilde rijmen. Ik zou haar beter en origineler kunnen laten rijmen. Daarna stond ze misschien open voor een andere opdracht.
Of ik had de opdracht in twee delen kunnen splitsten: éérst maken we een vergelijking en dáárna maken met die vergelijking een gedicht dat mag rijmen. Had ze het rijmen dan nog even kunnen uitstellen?
Misschien zag ze het nut van mijn opdracht niet in? Eigenwijze of kritische leerlingen willen snappen waarom ze iets moeten leren.
Als ik echt wilde dat ze de opdracht goed deed, zou ik een cijfer kunnen geven. Zo werkt het onderwijs toch? Kinderen presteren voor cijfers of examens. Gelukkig zijn mijn opdrachten altijd vrijblijvend. Ik ben blij als kinderen intrinsiek gemotiveerd zijn om creatief te schrijven. Dat vind ik belangrijker dan een techniek aanleren.
Ik vroeg me vervolgens af eigenwijze leerlingen zichzelf in de weg zitten. Vertragen ze hun leerproces?
Het meisje uit mijn poëzieles heb ik niet direct iets kunnen leren. Misschien valt het kwartje jaren later als ze in een gedicht met een mooie vergelijking leest. Of misschien leert ze het zichzelf. Het zou ook kunnen dat ze iets van mij geleerd heeft wat ik zelf niet weet. Misschien zullen alle kinderen uit de klas mijn les vergeten en zal alleen zij het zich herinneren, juist omdat het een beetje schuurde tussen ons.
Dus, ja. Een eigenwijze leerling snel iets bijbrengen kan heel lastig zijn. Die leerling doet niet altijd wat jij zegt. Die leerling wil eerst nieuwe kennis toetsen aan wat ze al kan of weet. Die leerling vindt het soms leuker om dingen zelf uit te vinden dan om te gehoorzamen.
Ineens moest ik denken aan een ander voorval, kortgeleden. Ik trainde met een leraar en hij liet mij ervaren dat ik iets fout deed. Vervolgens liet hij mij zelf onderzoeken hoe ik dat kon aanpassen zodat het wel werkte. Dat duurde hooguit twee minuten en toen had ik het door. Mijn mond zakte open, want ik besefte dat ik deze aanwijzing al heel vaak van een andere leraar gehoord had. Maar nu begreep ik het en ik zou het niet meer vergeten.
Tot slot: Is eigenwijsheid een handicap voor de leerling of een uitdaging voor de leraar?
Aan het begin van dit stuk schreef ik: Iemand die eigenwijs is, blijft haar eigen ding doen. Dat geldt voor leerlingen, maar ook voor leraren. Ik moest hierbij denken aan de uitspraak: ‘Als je al honderd keer iets hebt uitgelegd en de leerling snapt het nog steeds niet, wie is dan de trage leerling?’ Wie is hier eigenwijs?
Rian Visser is kinderboekenschrijver, leesbevorderaar, schoolschrijver, grafisch vormgever en uitgever.
Reacties