Weerstand omzetten in ontmoeting: 'Kinderen in onze klas doen nu eenmaal niet altijd wat wij van ze verlangen'
14 oktober 2017
Docente Liesbeth Breek gaat in op de verschillende facetten van het begrip ‘weerstand’. Ze beschrijft - geïnspireerd door het werk van de filosoof Philippe Meirieu - hoe de ervaring van weerstand kan leiden tot ontmoeting en dus tot een dialoog tussen leraar en leerling, hetgeen essentieel is voor het leerproces. 'Want via deze dialoog komt de vorming van het kind op gang en krijgt het kind toegang tot de wereld. De liefde voor je leerlingen - zegt Meirieu - gaat altijd hand in hand met de liefde voor de wereld. Het gaat dus om het kind én de wereld.' Liesbeth begint met een gedicht - De Domkop - waarin alle componenten van onderwijs aanwezig zijn. Een mooi startpunt.
Misschien herinnert u zich dit bekende gedicht van de middelbare school: Le cancre, ofwel De domkop van Jacques Prévert (Vertaling: Leo Mesman).
Alle componenten van onderwijs zijn in dit gedicht aanwezig. We zien hier een leerling, een leraar en lesstof: de cijfers, de woorden, de jaartallen en de namen. De Fransen noemen dit le triangle pédagogique. In vakliteratuur spreekt men ook wel van een triadische relatie: iemand onderwijst, iemand wordt onderwezen en er wordt iets onderwezen.
We willen veel in het onderwijs: staatssecretaris, inspecteurs, opleiders, docenten, ouders, pedagogische onderwijsinstituten kunnen van alles willen én bedenken, maar het plezier van leren - wat de Fransen zo mooi ‘la joie d’apprendre’ noemen - kun je niet afdwingen. Degene die onderwezen wordt, moet wel willen. ‘Le plaisir d’apprendre’ moet wel ontstaan.
Een kind zoals in dit gedicht dat de slappe lach krijgt, een kind dat liever naar buiten kijkt tijdens je les, een kind dat liever what’s appberichten bekijkt... Het is niet alleen de realiteit van iedere dag, maar het is tegelijkertijd ook de uitdaging van iedere dag. Kinderen in onze klas doen nu eenmaal niet altijd wat wij van ze verlangen.
Hoe geven we ons onderwijs zo vorm dat een kind deze ‘joie d’apprendre’ ervaart en het liefst ook nog wil delen met anderen? Wiskundesommen maken of rijtjes onregelmatige werkwoorden stampen is niet altijd enthousiasmerend.
Weerstand omzetten in ontmoeting
Volgens Meirieu draait alles in het onderwijs om de dialoog tussen docent en leerling. Deze dialoog is het voertuig van de vorming. Via de relatie die een onderwijzer onderhoudt met zijn leerling biedt hij/zij toegang tot de lesstof.
Is de onderwijzer uit dit gedicht in dialoog met zijn leerling?
Heeft de leerling uit dit gedicht toegang tot de lesstof? Hij veegt immers alles uit: de namen, de jaartallen, de zinnen en ook de strikvragen.
Geeft deze leraar om dit kind? Zien we hier niet de onmacht, de verschrikkelijke machteloosheid van de onderwijzer die zijn toevlucht neemt tot disciplinerend handelen? Deze leraar blijft dreigen en hij stelt ook nog strikvragen. Heeft deze leraar de smaak van overdracht: le goût de la transmission?
Meirieu zegt terecht dat je je vak als leraar alleen kunt uitoefenen als je geeft om je leerlingen. En die liefde voor je leerlingen zegt Meirieu gaat altijd hand in hand met de liefde voor de wereld. Het gaat om het kind én de wereld.
Wij, leraren zijn essentieel. Wij zijn het hart van het onderwijs. Via deze dialoog komt de vorming van het kind op gang en krijgt het kind toegang tot de wereld.
Dit gedicht gaat ook over weerstand: de weerstand van een kind tegen de manoeuvres van een onderwijzer. Onderwijs gaat in principe altijd over weerstand, over frustratie over discontinuïteit. De vraag is hier dan: hoe ga je met die weerstand om? Je kunt je afvragen of onderwijs ook niet bedoeld is om kinderen vast de wereldse weerstand te doen ervaren. Die zullen ze later vaker tegenkomen. Zaak is dan wel om die weerstand positief te duiden en om te zetten in een ontmoeting.
Onderwijs is een interactioneel proces. Deze weg van overdracht heeft altijd iets magisch; daar ontstaat ‘la joie d’apprendre’.
In hoofdstuk 1 van De plicht om weerstand te bieden spreekt Meirieu over Socrates als de belichaming van de perfectie van overdracht. We zien een Socrates die tegen zijn leerling roept: ‘Zonder jouw inzet, jouw aandacht, jouw bereidwilligheid, kan ik niets voor je doen. Als jij je niet inzet, stranden wij samen.’ Maar hoe hen te onderwijzen die niet willen, die geen belangstelling hebben?
De dialoog tussen leraar en kind is de crux van goed onderwijs. Deze dialoog, dit pact is bepalend voor wat er gaat komen. Door een dialoog waar er iets van de leerling gevraagd wordt, waar kansen geboden worden om lesstof te doordenken, waar ervaringen gedeeld worden, worden het kind en de wereld bij elkaar gebracht. Heeft deze dialoog de vorm van een gezamenlijke intellectuele onderneming, van een verbond dan zal het de leerlingen helpen om als subjecten te verschijnen zegt Meirieu. Meirieu spreekt dan van leerling-subject.
Goed onderwijs is dus onderwijs waarbij de leerlingen als subject kunnen verschijnen.
Wat bedoelt Meirieu hiermee?
Laten we het woord subject nader bekijken. We weten dat subject het onderwerp betekent maar als je het woord etymologisch bestudeert zie je:
Sub = sous / onder
Jacere = jeter / werpen
Dan betekent subject dus ook zoiets als geworpen zijn/onderworpen zijn. Er gebeurt dus iets met ons dat deels buiten onszelf ligt. Je wordt geworpen.
Ik ben ook op zoek gegaan naar de etymologie van éduquer; het Franse woord voor vormen, opvoeden. Zou ik daar ook deze essentie terugvinden van goed onderwijs? Het Franse woord éduquer komt ook uit het Latijn van educare (voeden,vormen) en ex ducere. Dat betekent guider, conduire hors de: leiden buiten, gidsen buiten, en met name dus hors de soi-même dus buiten jezelf en in de wereld getrokken zijn. Dat is de essentie van onderwijs.
Het vermogen weerstand te breken
Terug naar het kind in het gedicht. Er is geen sprake van een socratische pedagogiek: de wil tot onderwijzen en het verlangen om te leren komen niet samen. Wat ontbreekt is de liefde voor het kind, het vertrouwen in het kind en daardoor het vermogen om de weerstand te breken. Er is sprake van een geblokkeerde dialoog waardoor het kind niet als subject kan verschijnen.
Hier duikt een paradox op die Meirieu als volgt verwoordt: ‘ce qui l’intéresse n’est pas toujours dans son intérêt et ce qui est dans son intérêt ne l’intéresse pas vraiment.’
Vrij vertaald betekent dat: wat een leerling interesseert is niet altijd in zijn belang en dat wat in zijn belang is, interesseert hem niet echt. ‘Dienen we ons te baseren op datgene wat leerlingen interesseert, met het risico dat essentiële kennis vergeten wordt’ vraagt Meirieu ‘of moeten we hen taken opleggen die voor hen betekenisloos lijken, met het risico dat alleen de happy few er ooit het belang van inzien?’
Meirieu verheldert dit. ’Het zal voor ieder helder zijn dat datgene waar het kind ‘spontaan belangstelling voor heeft’ niet altijd ‘in zijn belang is’, en vice versa. De onmiddellijke belangstelling van veel leerlingen is vaak pover, oppervlakkig en stereotiep. Bovendien verschilt zij sterk naar gelang eerdere sociale en culturele ervaringen. Deze belangstelling staat ver af van datgene wat de onderwijzer nodig heeft om de groei te stimuleren en bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind.’
In De plicht om weerstand te bieden schetst Meirieu ons huidige tijdperk als een tijd waarin de hegemonie van de marketing onze jeugd in een wurggreep heeft van directe behoeftebevrediging die gepaard gaat met een versnippering in focus. Welke pedagogiek kan hier weerstand bieden, welke pedagogiek helpt om een leerling niet alleen object te laten zijn en dingen te laten ondergaan, maar leerlingen als subject te laten verschijnen als actoren van hun eigen worden? Onderwijs moet onze leerlingen de kans geven om in de wereld te komen. Maar onze wereld is veranderd, schrijft Meirieu.
In zijn boek staan tien manieren hoe je als docent kunt bijdragen aan dit verschijnen van je leerlingen als leerling-subject. Je kunt het het beste zien als tien facetten van een onderwijskundig en opvoedkundig project. Hoe deze handreikingen aansluiten bij de onderwijspraktijk, wil ik laten zien aan de hand van een voorbeeld.
Een ander perspectief op de wereld
De aanslagen in januari 2015 op Charlie Hebdo kwamen keihard aan. Maar daar was nog iets te bedenken zoals wraak op het plaatsen van de karikaturen. Met de aanslagen van 13 november werd onze jeugd definitief geconfronteerd met wat je in het Frans ‘le mal absolu’ noemt. Tot die dag was het absolute kwaad iets waarover je alleen gehoord had tijdens de geschiedenislessen: de Holocaust. Vanaf die avond van de 13e november kwam het kwaad als een kanonschot het leven van al onze kinderen binnen. Vanaf nu was opeens iedereen slachtoffer.
Het is een afgrijselijke constatering dat de daders van de aanslagen van Charlie Hebdo en die van 13 november afkomstig zijn uit ons onderwijssysteem. Hebben zij geen leraren gekend die hen hebben onderwezen dat de wereld als één grote tafel is waaraan iedereen een plek heeft en waarin iedereen een ander perspectief op die wereld kan en mag hebben? Dit zijn de woorden van Hannah Arendt.
Eens te meer besef ik als leraar dat juist nu goed onderwijs primordiaal is.
Uit de tien handreikingen van Meirieu deel ik er graag twee, die helpen om zicht te krijgen op wat leraren kunnen doen, om de leerling te helpen zich tot dergelijke gebeurtenissen te verhouden.
Voor mij als docent ligt hier een taak. Laten we leerlingen leren om perspectief te nemen, om zich te verplaatsen in een ander.
Ik citeer uit Meirieu uit De plicht om weerstand te bieden:
‘Hiervoor moet de leerling in toenemende mate zelfstandig kunnen bestaan en ‘voor zichzelf leren denken’. Volwassenen moeten hem, als overdragers van de vrijheid, toestaan verschillend te durven zijn. Opvoeders moeten een partnerschap met hem sluiten om hem te helpen weerstand te bieden aan alle vormen van druk om aan de norm te voldoen, of deze nu familiaal, tribaal, commercieel of ideologisch zijn. Concreet genomen moeten we de assimilatie en de vernedering verbannen en de leerling verschillende culturele werelden laten ontdekken.’
School is de plek waar we deze dialoog met de plurale wereld aangaan.
Diep geraakt ben ik door het slot van het boek van Meirieu waarin hij een pleidooi houdt voor de tien noodzakelijke hervormingen om een democratische school te bouwen en zo het hoofd te bieden tegen de uitdagingen van de toekomst. Ik onderschrijf alle tien de genoemde middelen met heel mijn hart, maar wil er één met u delen, waarin hij betoogt dat we moeten overstappen van een tunnelvisie-logica naar een logica van uitwisselingen en ontmoetingen.
‘Een leerling moet niet alleen toebehoren aan een klas, een bepaald profiel of vak, maar moet ook de mogelijkheid hebben om leerlingen uit andere klassen, niveaus, profielen of vakken te ontmoeten. Hij moet tijdens zijn schooltijd het anders-zijn van anderen kunnen ontdekken, met oog voor de specifieke behoeften en vragen van de ander op dat moment.
Naar mijn idee bieden wij leerlingen veel te weinig ontmoetingen die gebaseerd zijn op diversiteit.
Hoop en moed
Ik hoop dat ons onderwijs onze leerlingen leert om perspectief te nemen, om zich te verplaatsen in deze ander, dat het hen in aanraking brengt met dat wat buiten henzelf ligt, dat ons onderwijs hen helpt om verantwoordelijkheid te kunnen en willen dragen voor wat zij straks de wereld in gaan brengen.
Als leerkrachten bewegen we voortdurend tussen theorie en praktijk, tussen nieuwsgierigheid, verrassing, bemoediging en vertrouwen. Ik ben ervan overtuigd dat door vertrouwen en bemoediging veel gelukkige ontmoetingen tussen kennis en leerling tot stand komen. Onlangs citeerde Meirieu op Twitter mijn lievelingsdichter Paul Eluard: ‘Toute caresse, toute confiance se survivent.’ Een liefkozend gebaar en vertrouwen zullen altijd overleven. Ik voeg daarbij zelf altijd de glimlach als bemoediging: le sourire.
Maar helaas lukt het niet altijd, zoals in dit gedicht, om een kind tot leerling-subject te brengen. De dialoog komt niet altijd tot stand. ‘We weten het als geen ander als leerkracht. Er zijn fouten die je steeds weer zult maken want je bent een mens en geen machine’ zei de pedagoog Janusz Korczak. Hij maakt deel uit van de lijst van ruim 60 pedagogen die weerstand hebben geboden. U vindt dit schitterende overzicht van pedagogen achterin het vertaalde boek.
Volgens Meirieu ontbreken er twee dingen aan het onderwijs vandaag de dag: hoop die gedragen wordt door moed:
‘Deux choses qui manquent cruellement à l’éducation aujourd’hui: de l’espoir porté par du courage.’
Daar waar ik begon met een gedicht, wil ik ook eindigen met een gedicht. Een gedicht van hoop en vertrouwen dat ik altijd deel met mijn examenleerlingen voor ik ze loslaat als docent en ze letterlijk de wereld in laat gaan.
Reacties
Eva Roelandt
Bedankt Liesbeth! Ik kende Meirieu niet. In feite botste ik op deze post in mijn zoektocht naar een gedicht van Jacques Prévert. Serendipiteit of niet, ik vond mogelijks een deel van het antwoord op een andere vraag die in mij leeft: Hoe kan je als leerkracht ruimte maken voor de persoonsvorming van de leerling. Biesta ken ik een beetje, en hij spreekt over de pedagogie van de onderbreking...Misschien lijkt deze wel steekt op de pedagogie van de weerstand.