We voelen onmacht, ook in het onderwijs. Wat hebben we nu te doen?
21 januari 2025
De onmacht als emotie lijkt zich in deze tijdgeest meester te maken van jongeren én volwassenen. Oorlog, klimaatcrisis, vluchtelingen, discriminatie, armoede, het is voor de moderne mens nauwelijks meer te ‘verteren’. Saar Frieling ziet dat steeds meer kinderen, jongeren en studenten nodeloos in de problemen komen als in het onderwijs niet meer ruimte komt voor deze onmacht. Wat betekent dit voor de opdracht van ons onderwijs? En welke rol kan makerschap en kunst hierbij spelen? ‘De gespletenheid ligt in het ijzige voortbestaan van klaslokalen met stoeltjes waarin leraren grammaticalessen geven, terwijl er zich op de aarde een drama voltrekt.’
Dit artikel verscheen eerder in het magazine Waardenwerk, winter 2024.
Op dit moment komen veel jongeren in de knel. Maar steeds blijft de focus liggen op de labiliteit van jongeren en op de wachtlijsten die in de wereld van de (jeugd)zorg ontstaan. Wat als we die focus verleggen en kijken naar het onderwijs? Als de jongeren massaal ziek en ongelukkig zijn, wat hebben we dan te doen? En wat heeft dat te maken met de opkomst van kunst binnen het onderwijs?
Onlangs sprak ik een vriend van wie de zoon vanwege een burn-out een tijd stopte met de studie. Ik had deze zoon al eerder aan de telefoon gehad. Hij vertelde dat hij op het University College heel wat te verhapstukken kreeg: teksten, films en discussie over oorlog, klimaatcrisis, vluchtelingen, discriminatie, armoede. En dat hij dat niet goed ‘verteren’ kon. Dat hij had aangegeven dat hij na een heftige film niet meteen in discussie kon. Maar dat niemand, ook hijzelf niet helemaal, begreep waarom niet. En dat hij het ook ingewikkeld vond om steeds cijfers te moeten halen en daar hard voor te werken, terwijl hij intussen nog bezig was alle thema’s die op hem af kwamen te verteren. En dat hij zich vaak somber voelde. En dat de psycholoog had gezegd dat hij misschien manisch depressief was.
Lang geleden, toen ik nog studeerde, kwam ik tijdens het schrijven van een paper voor een Amerikaanse universiteit, terecht in moedeloze vertwijfeling. Ik zat vast en kon niet voor- of achteruit. In een vlaag van wanhoop stapte ik de spreekkamer binnen van mijn docent. Ik zei: ‘Mister Goodnight, you have to help me, I am angry and desperate’. De docent keek op van zijn werk en zei rustig ‘Aren’t we all?’ Wij moesten beiden lachen, maar in de ruimte was de herkenning van de onmacht duidelijk voelbaar en ik voelde mij serieus genomen. Ik leerde op dat moment veel tegelijk en de docent keek naar mijn vraagstuk en gaf me instrumentarium om mijn in de knel gekomen studie weer vlot te trekken.
Ik zei: ‘Mister Goodnight, you have to help me, I am angry and desperate’. De docent keek op van zijn werk en zei rustig ‘Aren’t we all?’
Hiermee wil ik zeker niet zeggen dat alle psychische problemen met een rake opmerking zijn op te lossen. Maar wel dat heel veel kinderen, jongeren en studenten nodeloos vereenzamen als de problemen die zij ontmoeten niet met herkenning tegemoet worden getreden, maar met angst en zorg.
Als ik zou moeten zeggen wat in de kern de bedoeling is van onderwijs, dan is het dat je op school leert om onderdeel te worden van de wereld, en van de gemeenschap met (bekende en onbekende) anderen. Thuis is een privésituatie, maar op school word je opgenomen in een groter geheel. Je krijgt kennis over allerlei onderwerpen die met de wereld van doen hebben. Je leert met anderen van gedachten te wisselen over die onderwerpen. Je ontwikkelt vaardigheden om je met de wereld uiteen te zetten. De uitnodiging is om na je schooltijd in te stappen in de wereld en met je eigen talenten en mogelijkheden bij te dragen aan het geheel.
Als ik zou moeten zeggen wat in de kern de bedoeling is van onderwijs, dan is het dat je op school leert om onderdeel te worden van de wereld, en van de gemeenschap met (bekende en onbekende) anderen.
Bijdragen aan een groter geheel vraagt vertrouwen. In jezelf, in de ander en in de wereld. Zonder vertrouwen stap je niet in. Als je jezelf niet vertrouwt zul je geen plek durven innemen, zelfs al zou je het willen. En als je de ander of de wereld niet vertrouwt, dan wil je het misschien niet eens.
Er is in deze tijd iets aan de hand met het vertrouwen van jongeren. En dat is niet zo vreemd. In natuurfilms zien zij walrussen van de rotsen storten vanwege klimaatverandering, op school leren zij over oorlogen die zij zich vervolgens in het nieuws zien herhalen en verdiepen, zij zijn onderdeel van een wereld waarin miljoenen mensen onder barre omstandigheden op de vlucht zijn, en er een asielcrisis
wordt uitgeroepen in hun eigen land met het argument dat jongeren zoals zijzelf straks nergens meer kunnen wonen.
Deze combinatie van feiten en factoren kan – zonder onderwijs dat daarin een handelingsperspectief schept – in een gevoelige ziel leiden tot kortsluiting in hoofd en hart. Als jongeren vervolgens om biografische of psychosomatische redenen kwetsbaar zijn, krijgen ze stress, slapen ze slecht, stoppen ze met eten, raken depressief of verslaafd, gaan rottigheid uithalen, raken de weg kwijt. En als dat gebeurt, worden ze door volwassenen naar coaches, leerplichtambtenaren, therapeuten en klinieken gebracht. Alsof er met hen iets mis is.
Deze combinatie van feiten en factoren kan – zonder onderwijs dat daarin een handelingsperspectief schept – in een gevoelige ziel leiden tot kortsluiting in hoofd en hart.
Terwijl de werkelijke gespletenheid ligt in het ijzige voortbestaan van klaslokalen met stoeltjes waarin leraren grammaticalessen geven, terwijl er zich op de aarde een drama voltrekt. Er zijn zeker meer dramatische fases en tijden geweest in de wereldgeschiedenis, maar er is wel iets veranderd in de mate waarin jongeren toegang hebben tot beelden en informatie over wat er gaande is. En terwijl ze met verbijstering proberen te verteren van welke wereld ze onderdeel blijken te zijn, is de vraag die hen vanuit school gesteld wordt om onder grote prestatiedruk vanuit lesmethodes leerstof tot zich te nemen.
En hiermee wil ik niet de leraren beschimpen. Je zou maar de verantwoordelijkheid voelen om jongeren vertrouwen te leren hebben in zichzelf en in de wereld, terwijl je zelf niet eens weet waar je dat vertrouwen vandaan zou moeten halen. En terwijl je zelf nooit op enige opleiding, en ook niet van je ouders, of van het leven zelf, geleerd hebt hoe je ruimte zou moeten maken voor woede en onmacht van jezelf en van de ander.
In het onderwijs zoals dat doorgaans vorm krijgt, wordt de realiteit van de onmacht - en de potentie van de onmacht - consequent genegeerd. Onmacht is iets om te overwinnen, het mag er eigenlijk niet zijn. Waardoor de illusie regeert dat als je goed je best doet, als je hard werkt en goede cijfers haalt, de onmacht overwonnen kan worden. Terwijl de realiteit van alledag is – in ieders eigen leven en ook overal in de wereld om ons heen – dat de onmacht overal is, en dat het nog maar de vraag is of het verlangen die te ‘overwinnen’ het juiste verlangen is. De onmacht is wellicht eerder iets om te delen dan om uit de weg te ruimen. Maar zo is de stemming niet. Er heersen schaamte en paniek als de onmacht zich niet overwinnen laat. Wie onmacht ervaart is ziek en moet naar de dokter.
Er heersen schaamte en paniek als de onmacht zich niet overwinnen laat. Wie onmacht ervaart, is ziek en moet naar de dokter.
En zo groeien de wachtlijsten van de zorg. Wat mister Goodnight deed, was ruimte maken voor de onmacht. Hij gaf mij de onmacht en het onvermogen als gegeven, als condition humaine. En daarmee kon ik mijn eigen onvermogen herkennen als iets menselijks, en werd ik, juist door dat onvermogen, welkom geheten in de wereld van de volwassenen. Wanhoop bleek hand in hand te kunnen gaan met eruditie en humor, met succes en vriendelijkheid.
Nu was mister Goodnight een uitzonderlijk mens, die in zijn leven duidelijk grote vragen te verhapstukken had gekregen en geleerd had zich daartoe te verhouden. Niet iedere leraar heeft een dergelijk gewicht. Toch is de vraag die – door de groei van psychische problematiek onder jongeren – wat mij betreft aan het onderwijs gesteld wordt om ruimte te maken voor gevoelens van onmacht en frustratie, om voor te leven hoe daar mee om te gaan. En nog een stap verder, de vraag van boze studenten is niet alleen hoe zich tot de onmacht in de wereld te verhouden, maar hoe erin te hándelen.
Nu zijn natuurlijk niet alle studenten boos, en niet alle jongeren depressief. Hoewel de percentages aan onrust en uitval groeien, lijkt de meerderheid nog steeds ok. Maar de vraag is of het onderwijs door kan gaan met zich op die schijnbaar of werkelijk onaangedane middenmoot te richten, als steeds grotere groepen leerlingen en studenten uitvallen, en boos zijn, of ongelukkig.
Het is tijd om in het onderwijs ruimte te maken voor een hele wereld in plaats van een halve, een ronde in plaats van een platte. In de platte wereld is er vooral aandacht voor oplossingen. De problemen zelf hebben daardoor iets schaamtevols, alsof ze er eigenlijk (als iemand beter zijn best had gedaan) niet hadden mogen zijn. In de ronde wereld hebben de problemen bestaansrecht zoals ze zich voordoen, inclusief verdriet, pijn en onmacht. En als verdriet, pijn en onmacht deel mogen uitmaken van het geheel, dan is er de mogelijkheid van warmte, van compassie. En in die ruimte, waarin onmacht een onderdeel mag zijn, kunnen jongeren in de knel ineens wél ademhalen. En dan zal kunnen blijken, dat zij die aan verdriet en onmacht lijden dat vaak doen omdat ze van de wereld en de mensen houden, en het niet kunnen verdragen dat mensen elkaar en de wereld steeds opnieuw geweld aandoen. Met het opnemen van de gevoeligen in het onderwijs ontstaat er ruimte om de liefde voor de wereld en de pijn over de sterfte van kinderen, hele volkeren of de biosfeer te delen als onderdeel van onze existentiële ervaring.
Met het opnemen van de gevoeligen in het onderwijs ontstaat er ruimte om de liefde voor de wereld en de pijn over de sterfte van kinderen, hele volkeren of de biosfeer te delen als onderdeel van onze existentiële ervaring.
Waar in het onderwijs bevindt zich een ingang om ruimte te maken voor onmacht en pijn?
(hier komt de kunst het toneel oplopen)
De kunst is van oudsher een veld dat zich tot de wereld van vreugde én pijn, leven én dood, macht én onmacht verhoudt. Juist in de verbeelding is voldoende ruimte om de realiteit te kunnen omvatten.
Onlangs zag ik op een middelbare school in Amsterdam een opera waarvan de teksten geschreven waren door leerlingen, het orkest was gevuld met leerlingen, het toneelbeeld was gemaakt door leerlingen en de opera werd gezongen door leerlingen, alles onder leiding van kunstdocenten en professionals.
Wat de leerlingen met elkaar hadden gecreëerd was een angstaanjagend beeld van eenzaamheid en leegte. Een verhaal over een gebrek aan water, over een drooggevallen rivier, over een dood meisje dat in het slib was aangetroffen. De vragen: Wie was zij? Waarom kennen wij haar niet? Was zij een van ons? Worden wij zelf wel door iemand gekend? Liederen over eenzaamheid, anonimiteit en stress gelardeerd met dansende mobieltjes en ingesproken voicemails van drukbezette en wanhopige ouders.
De aangrijpende teksten en beelden in combinatie met de muziek, de humor, de moed van de leerlingen om in hun eentje voor een volle zaal te zingen en de trotste saamhorigheid bij het ontvangen van het applaus, zorgden voor een adembenemende ervaring.
De wereld kunnen tonen zoals ze is, inclusief tragiek, dat is wat kunst mogelijk maakt. Doordat er vorm aan is gegeven kunnen we ook het ondraaglijke bekijken, erbij blijven en er zelfs van houden. Eenzaamheid, vertwijfeling en angst zijn in de kunst net zo normaal als levenslust, veelkleurigheid en liefde. Kunst is daarin net als het leven.
In het bovenstaande heb ik proberen duidelijk te maken wat kunst kan betekenen voor het verhouden tot de onmacht als emotie. Een ander aspect van de kunst is dat het een handelingsperspectief geeft, omdat het gaat over makerschap.
Ik versta de studentenprotesten als een oproep die gaat over hándelen. Waar men op de middelbare school wellicht vooral moet leren zich emotioneel te verhouden tot de wereld en de onmacht die daarin bestaat, zijn studenten volwassenen die in de wereld kunnen handelen. Zij hebben geen idee hoe ze dat zouden moeten doen. Ze hebben een hoofd vol kennis en bewustzijn, maar in hun handelen ervaren zij vooral onmacht.
Opnieuw die onmacht.
Ik versta de studentenprotesten als een oproep die gaat over hándelen. Ze hebben een hoofd vol kennis en bewustzijn, maar in hun handelen ervaren zij vooral onmacht.
In alle media en op alle scholen wordt gesproken over een overdaad aan informatie en prikkels. En overal lijken kinderen en jongeren (en ook volwassenen) te bezwijken onder die overdaad. Men is overvraagd, overprikkeld, overspannen.
Wat het beoefenen van kunst en het verwerven van vaardigheid in makerschap met zich meebrengt, is een beweging van binnen naar buiten. Daarmee kan de wereld die van buiten op je af komt tegemoet worden getreden. Zonder die beweging is er alleen een schrap zetten tegenover een teveel, in combinatie met handelingsverlegenheid. Je kunt je van dat te veel op allerlei manieren afsluiten; verslavingen, games, sociale bubbels, sociale media. Je kunt de beweging van binnen naar buiten ook vormgeven als aanval: activisme, polarisatie, demonstraties. Maar om je als wakker en gevoelig mens te kunnen verhouden tot de wereld, dat vraagt om makerschap. Makerschap waarmee je niet vanuit machteloosheid, maar vanuit vermogen handelt om de wereld zo goed en zo kwaad als je kunt actief mee vorm te geven in plaats van dat de wereld vormgeeft aan jou.
Greta Thunberg vertelt dat haar verhouding tot de onmacht is veranderd sinds ze vorm heeft weten te geven aan de onmacht die ze ervoer. Hoewel de leiders die ze toesprak doorgingen met hun omslachtige en onmachtige constructies rondom de klimaatverandering, en hoewel ze de wereld in dat opzicht niet heeft kunnen ‘redden’, heeft ze wel uitdrukking kunnen onmisbaar geven aan wat er eerst als depressie in haar aanwezig was. En doordat ze uitdrukking gaf, verdween haar depressie en werd ze onderdeel van een mede door haarzelf gecreëerd netwerk van medestanders en initiatieven.
Eenzelfde verhaal hoorde ik over de zoon van een vriendin die eerst te kampen had met vormen van ‘klimaatdepressie’, maar die zijn onmacht leerde vormgeven in activisme en daarmee een netwerk vond en een handelingsperspectief voor zijn eigen zorg voor de wereld.
Kunstenaarschap gaat niet zozeer over mu-ziek maken of beelden. Joseph Beuys stelde dat ieder mens een kunstenaar is. Hij rekte de kunst op naar het domein van – opnieuw - de condition humaine. Kunstenaarschap gaat volgens hem over verbondenheid met de wereld en het makerschap daarbinnen, over het scheppend vermogen van mensen, over het vorm geven aan de samenleving.
Kunstenaarschap gaat volgens Joseph Beuys over verbondenheid met de wereld en het makerschap daarbinnen, over het scheppend vermogen van mensen, over het vorm geven aan de samenleving.
Deze twee dingen, het je verhouden tot existentiële vraagstukken en makerschap, zijn een houding en een vaardigheid die jongeren (en volwassenen!) vaak niet vanzelf kunnen. Die moeten ze leren. Op school, want het zijn collectieve aangelegenheden, die collectief nodig zijn. Kunst en kunstenaarschap vormen daarvoor een onmisbaar instrumentarium.
Dit betekent niet dat alle leraren moeten worden omgeschoold tot schilders of musici. Een beroemd citaat van Joseph Beuys is: ‘Being a teacher is my greatest work of art!’. Het leraarschap zelf kan een vorm van makerschap zijn. Waar het om gaat is dat het werk gedaan wordt vanuit een zich verhouden tot de wereld en alles wat daarin tot uitdrukking komt. Dat is nog een hele klus, want er is op dit moment in de wereld veel gaande. Je daartoe verhouden is dus inclusief verdriet, pijn en onmacht. Maar zolang wij ons daartoe niet verhouden, krijgen gevoelige jongeren geen ruimte in het onderwijs. En blijven de wachtlijsten van de jeugdzorg stijgen.
Saar Frieling werkt als docent- onderzoeker bij Hogeschool Leiden en is betrokken bij het programma Breedvormend Onderwijs van o.a. stichting NIVOZ. Daarnaast werkt ze samen met Bart van Rosmalen, Hanke Drop, Patrick van der Bogt, Pieter Baay en Gert Biesta aan een boek over ‘teacher artistry’ en met Lotte van den Berg via het Atelier van de Onmacht aan een ‘didactiek van de sterfelijkheid’.
Reacties