Vraag maar raak – vragenkaartjes om bewustzijn te kweken
13 mei 2019
‘Kinderen die vragen, worden overgeslagen’, het is een uitspraak die velen van ons als kind gehoord hebben. Leerkracht Bo Vervoordeldonk in elk geval wel. Gelukkig was daar ook haar moeder, die juist zei: ‘Als je iets wilt, moet je het vragen. Als je niks vraagt, dán word je overgeslagen.’ En dan krijgt Bo Amira in de klas. Een meisje dat het graag goed wil doen en vanuit die wens te veel en te vaak vragen stelt en een beroep doet op anderen. Daar moet wat veranderen, maar hoe dan?
‘Kinderen die vragen, worden overgeslagen’, een uitspraak die ik veel hoorde toen ik zelf acht jaar oud was.
Op school, van ouders of in de supermarkt. Een moeder op een feestje, toen ik 8 jaar oud was, deelde van alles uit aan kinderen. Ik stond niet vooraan, was geen harde schreeuwer; ik werd niet gezien en dus overgeslagen. Ik vroeg aan de moeder of ik ook het speelgoed mocht hebben, waarop zij antwoordde: ‘Wie vraagt, wordt overgeslagen..’ Mijn moeder stond erbij en sprak me toe: ‘Bo, als je iets wilt, moet je het vragen. Als je niks vraagt, dán word je overgeslagen.’ Haar boodschap was duidelijk.
In mijn groep 5 zit Amira. Een enthousiaste, sterke, pittige meid met een thuissituatie waarin van alles speelt. Amira is een behulpzaam meisje, wil het heel graag goed doen. De hele dag door helpt ze andere kinderen en mij. Meestal ongevraagd. De andere kinderen worden er moe van: ‘Juf, Amira gaat nu de boeken uitdelen, maar het is mijn beurt!’ ‘Juf, ik mag toch mee helpen met de spullen klaar zetten, nu doet Amira het ineens zelf!’. Keer op keer wordt Amira er op aangesproken.
Als ik per ongeluk iets laat vallen springt ze van haar stoel, rent ze naar me toe en raapt het voor me op. Dan kijk ze me met grote ogen aan: ‘Alsjeblieft juf!’ De andere kinderen zuchten. Ze wil het zo graag goed doen. Uit gesprekjes die we samen hebben, of die zij samen met andere kinderen heeft na een escalatie, blijkt dat ze het zelf niet in de gaten heeft.
Ze is de balans kwijt. Ik concludeer, na het zoveelste gesprekje, dat praten geen zin meer heeft.
In overleg met collega’s komen de vragenkaartjes ter sprake. Ik ken ze. Kaartjes die aangeven hoeveel vragen je per dag mag stellen. Ik ben er in bijna iedere situatie op tegen: kinderen zouden wat mij betreft al hun vragen moeten kunnen stellen. Maar nu gaat de situatie een grens over: als ik niet ingrijp valt ze straks buiten de groep, ben ik bang.
De volgende ochtend roep ik Amira meteen om 8.30 uur bij me. Ik leg de situatie uit. Ik stel voor te gaan werken met de vragenkaartjes. Ze hebben als doel dat Amira zich bewust wordt van de vragen die ze stelt; zijn ze wel allemaal nodig en op welk moment? Amira’s ogen glimmen als ik haar de kaartjes laat zien. Ja, ze wil de kaartjes graag gebruiken. We spreken af dat ze vragen over de les altijd mag stellen, maar nadenkt of andere vragen wel nodig zijn. Ze begint met vijf kaartjes per dag, we zouden later bekijken of het minder zou kunnen worden. Amira wil die dag direct beginnen met de kaartjes. Het is 9.30 uur, ik heb nog geen vraag van haar gekregen. 12.00 uur, nog steeds niet.
Aan het einde van de dag heeft Amira nog vier kaartjes over. Dit geldt ook voor de volgende vier dagen in de week. Op vrijdag zegt ze: ‘Juf, moet je kijken! Ik hoef eigenlijk maar één kaartje per dag te hebben!’. Ze is zo enthousiast en trots. De week erna heeft Amira op de meeste dagen alle vijf haar kaartjes nog. Op vrijdag bespreken we de week in de Sociokring met de hele klas. Het doel van de Sociokring, vanuit Groepsdynamisch onderwijs, is leerlingen verantwoordelijk te maken om op een prettige manier met elkaar om te gaan. Kinderen geven elkaar aan het einde van de kring complimenten Kinderen geven elkaar aan het einde van de kring complimenten. Waar de Sociokring eerder voor Amira onveilig voelde, zit ze tijdens deze Sociokring voor het eerst in het schooljaar niet naast mij. Ze heeft zelf haar plek gekozen tussen de andere kinderen en niet snel haar stoel naast de mijne neergezet.
Amira krijgt het ene compliment na het andere.
Aan het einde van de dag roep ik Amira bij me voor een gesprekje. ‘Hoe gaat het met je? Weet je nog, het doel wat we hadden met de vragenkaartjes?’ Ik hoef het doel niet eens toe te lichten. ‘Ja, ik stel de vragen niet meer hé juf, over het helpen enzo, ik stelde die vragen wel heel veel hé?’.
‘Hoe komt het dat je dat nu niet meer doet?’. Amira heeft geen bedenktijd nodig, ze antwoordt meteen: ‘Ik denk nu even snel na voor ik iets wil vragen’. Ze lacht erbij. Het raakt me, hoe snel ze geleerd heeft en bewust is geworden van haar eigen gedrag.
Ik denk weer terug aan het moment op dat feestje, jaren geleden. Wat is dat toch, dat volwassenen dat stukje nieuwsgierigheid niet altijd om kunnen buigen naar iets moois? Wanneer in ons leven raken we dat kwijt? Heeft het te maken met degene, het kind, die de vraag aan je stelt? Of zegt het eerder iets over jezelf?
De nieuwsgierigheid en de vragen van een kind, is dat juist niet iets waar wij als volwassenen een beetje jaloers op (zouden moeten) zijn?
Ik glimlach naar haar. ‘Weet je Amira, dat je mij ook iets geleerd hebt?’ Haar ogen worden nog groter. ‘Jij hebt mij geleerd dat ik juist wat meer mag vragen’. Amira lacht, haar ogen stralen: ‘Ja, misschien kun jij nu de vragenkaartjes gebruiken juf, maar dan anders’.
Bo Vervoordeldonk is leerkracht op BBS De Vuurvogel in Helmond
Reacties