Portret: Mentoren op Zuid helpen brugklassers bij hun ontwikkeling
21 juni 2018
Zeventien studenten zijn elke vrijdag in het Vreewijk Lyceum op Rotterdam Zuid om brugklassers te ondersteunen. Dit project, Mentoren op Zuid, blijkt niet alleen impact te hebben op de leerlingen, maar ook op de mentoren zelf. Op uitnodiging van begeleider Britt van Mensvoort loopt Rikie van Blijswijk een ochtend mee. ‘Mijn bijdrage aan de ontwikkeling van de brugklasser is dat het belangrijkste in zijn leven meer is dan cijfers’, zegt een mentor.
Mentoren op Zuid is een samenwerkingsverband tussen Stichting De Verre Bergen, de partnerscholen op Zuid, Hogeschool Rotterdam en het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie(EMI). Veel opleidingen binnen de Hogeschool Rotterdam doen mee; vanuit het instituut Gezondheidszorg participeren drie groepen studenten.
In het tweede jaar van hun studie zijn er drie keuzethema’s waarvoor de studenten zich kunnen inschrijven. Deze studenten logopedie, ergotherapie, fysiotherapie of verpleegkunde aan de Hogeschool Rotterdam kiezen ervoor om een half jaar mentor te zijn voor leerlingen in de brugklas havo/vwo op Zuid. Er zijn meer brugklassers dan mentoren, waardoor een aantal mentoren twee leerlingen begeleidt. Ze hebben bewust voor dit thema gekozen, want ‘een leerling kan iets bereiken mede door jouw hulp en inzet’ en ‘je ziet een leerling groeien’. Ook zeggen studenten het aantrekkelijk te vinden dat deze inzet ‘echt uit jezelf komt. Daar kan geen hoorcollege tegenop’. Er is een buddysysteem opgezet om een mentor te vervangen als deze verhinderd is. Aan het eind ontvangt elke student een certificaat.
Een leerling begeleiden in zijn ontwikkeling
Mentor Anouschka schrijft in haar reflectie ‘Tijdens het Mentoren op Zuid-project heb ik samen met mijn mentorleerling O. specifieke leerdoelen uitgewerkt. Mijn eerste idee was dat je als mentor huiswerkbegeleider bent om betere cijfers te halen. Nu weet ik wat het werkelijk betekent. ‘Mentoren op Zuid is een project waarin je een brugklasser begeleidt in zijn ontwikkeling. Je kijkt wat jouw leerling wil, maar nog belangrijker wat hij kan!’
Eerst het kind en dan de leerling
Op een vrijdag begin juni ben ik ook in de aula van het Vreewijk Lyceum en loop mee met Maaike die aan het werk gaat met mentorleerling I., die graag naar de havo wil. Als ze elkaar gevonden hebben, zie ik vertrouwdheid tussen die twee. ‘Waar ben je de afgelopen week trots op?’, vraagt ze. ‘Dat ik in de brugklas havo/vwo zit en bij techniek een 3D-print gemaakt heb’. Buiten school is hij blij dat hij met zijn voetbalteam de beker heeft gewonnen en meedoet aan de Ramadan.
Leren vertrouwen
Vandaag kan I. hulp gebruiken bij de Nederlandse toets. Zijn cijfers zijn goed, maar cijfers voor de toets Engels en de opdracht Geschiedenis zijn er nog niet. Vorige week spraken ze af dat hij een gesprek zou hebben met de docent Frans om te snappen waarom hij zoveel spellingsfouten maakt. ‘Dyslexie’ was het antwoord, maar bij Engels gebeurt dat niet. Hij en wij snappen niet helemaal hoe dat kan. Maaike en haar mentee duiken in het taalkundig en redekundig ontleden. Het werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend en meewerkend voorwerp… ze komen allemaal voorbij. En I. geeft de goede definities, evenals van lidwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels. Dan komen meervouden aan de orde: waarom wordt een druif druiven, een rund runderen en een datum data? Daar is geen regel voor. Tenslotte legt I. duidelijk uit wat de persoonsvorm is en hoe die te vinden en het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden. Voor deze toets is kennis niet het probleem, maar zijn zenuwen. ‘Vertrouw erop dat het niet mis kan gaan’, steekt Maaike hem een hart onder de riem, ‘want je kent alles goed. Denk alleen maar: ik kan het. Dat ging ook goed met Engels en toe haalde je een 8½’. Hij snapt het en hopelijk lukt dat vandaag. Hij heeft hard geleerd.
Oordelen op basis van cijfers
In de overgebleven tijd spelen I. en zijn mentor een spel waarin in 30 seconden een omschrijving of een synoniem bedacht wordt van een woord. Zijn woordenschat is groot, maar hij kan de woorden moeilijk in een context plaatsen. De mentor van de brugklas heeft verteld dat zijn cijferlijst, hoewel verbeterd, toch onvoldoende is om zijn ambitie van havo waar te maken. ‘Het andere gebouw’ is de mavo en daar wil hij niet naar toe, maar dat is de enige optie die resteert. ‘Misschien is dat toch een beter idee, want havo is té moeilijk voor mij en ik hoef dan minder hard te werken, zegt mijn mentor’. ‘Goed dat je er zo over denkt’, zegt Maaike. I. gaat daarna op weg naar zijn toets Nederlands. Dit oordeel over hem is gebaseerd op zijn cijferlijst. ‘Maar reflecteert die ook het harde werken en de ambitie van deze leerling en kunnen we, willen we en durven we hem die kans te gunnen?’ denk ik in stilte.
Leerlingen worden gezien door mentoren
Na het mentoruur volgt elke vrijdag een plenaire bijeenkomst waarin een presentatie over een leervraag (‘out of the box denken’) aan de orde komt en tijd wordt genomen voor intervisievragen (‘hoe kan ik ervoor zorgen dat mijn brugklasser mijn adviezen opvolgt’).
Om de mentoren elkaar beter te leren kennen en ervaringen uit te wisselen, stelt Britt drie vragen: Wie ben je in kernwoorden? Wat zeggen mensen over jou wanneer ze over jou praten? Welke bijdrage lever je aan de ontwikkeling van jouw leerling?
In het gesprek wordt intensief naar elkaar geluisterd en er worden goede vragen gesteld. De bijdragen die worden geleverd zijn behulpzaam naar hun leerlingen op korte termijn (hogere cijfers), maar vooral op langere termijn. Dan gaat het er om dat de brugklasser zichzelf beter leert kennen, dat hij zijn talenten laat zien, dat hij zelf zijn toekomst in de hand heeft, problemen kan oppakken, dat hij doorzet en zich niet laat afschrikken als iets niet lukt en dat het belangrijkste in zijn leven meer is dan cijfers.
Ieder mens is anders, ook in zijn leren
‘Ik heb veel geleerd van dit project over coaching en psychologische theorieën’, schrijft Anouschka in haar reflectie. ‘Maar het belangrijkste wat ik heb geleerd is dat ieder mens uniek is. Dit kwam ik tegen tijdens het mentoruur én de gesprekken in de kring. Omdat ik al lang studeer heb ik mijn eigen manieren daarin gevonden. Ik probeerde in het begin mijn eigen strategieën aan O. te leren en uit te laten proberen. Uiteindelijk ben ik erachter gekomen dat iedereen anders is, ook in zijn manier van leren. Iets dat voor mij werkt, hoeft voor een ander niet te werken.
Ik ben uit mijn comfortzone gestapt om andere manieren van leren en plannen uit te vinden. Ik heb gemerkt dat leren een proces is dat pas tot stand komt als je het anders gaat doen. Dit zie ik ook bij O. Hij probeert ook nieuwe dingen uit en merkt dat sommige dingen beter voor hem werken. Daarbij ben ik er echt achter gekomen dat een vertrouwensband opbouwen erg belangrijk is. Als iemand zich niet comfortabel voelt, is het moeilijker voor diegene om zichzelf open te stellen. In het begin is de kennismaking kort en krachtig geweest. In de latere bijeenkomsten heb ik meer hieraan gedaan en merkte dat O. zich meer openstelde. Ik had niet verwacht dat ik zoveel zou leren van dit project over coaching en over mezelf. Volgend jaar wil ik stagelopen in Vluchtelingenwerk en neem ik de dingen die ik heb geleerd mee. Ik ga dan veel energie steken in de kennismaking en niet vanuit mezelf redeneren. Ik denk dat dit een grote bijdrage gaat leveren aan een mooie samenwerking’.
Meer informatie over Mentoren op Zuid en dit samenwerkingsverband vind je op de website van het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie
Rikie van Blijswijk is verbonden aan NIVOZ-opleidingen. Ze is initiator en begeleider van de NIVOZ-coalitie voor opleidingsdocenten.
Reacties