Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Over volwassen worden, helden en helpers: ‘Wat zou er gebeuren als ik als schrijver uit mijn ivoren toren kruip en accepteer dat deze thema’s me niet voor niets interesseren?’

8 november 2017

Martijn Niemeijer schreef een jeugdroman, Otis. Een boek dat je ook als volwassene in één adem uitleest. Otis raakt immers alle thema’s aan die te maken hebben met ‘volwassen worden’. Waarom lukt het de één wel om zijn weg in het leven te vinden, ongeacht tegenslag en omstandigheden, daar waar anderen (blijven) worstelen en soms onderuitgaan? Een blog van Martijn over hoe de literaire werkelijkheid de reële werkelijkheid – in onderwijs, opvoeding en zorg – iets te bieden kan hebben. ‘Wat zou er gebeuren als ik als schrijver uit mijn ivoren toren kruip en accepteer dat deze thema’s me niet voor niets interesseren?’

Hoeveel van de 577.000 Nederlandse kinderen die opgroeien bij een ouder met een psychische aandoening en/of verslaving zouden soms zin hebben deze ouder te laten verdwijnen?
Hoe vroeg volwassen word je, wanneer je een van de 691.331 kinderen bent die opgroeien in één-oudergezinnen?
En hoe is dat als je ook nog eens tot de 2,9 miljoen mensen behoort die te maken hebben met schulden?
Vind maar eens de kracht om met zo’n uitgangspositie je weg in je leven te vinden!
Is er hulp? Ben je in staat die aan te nemen?

Ik houd van verhalen, vooral van de verhalen van familie en vrienden die in het onderwijs en de jeugdzorg werken. Over hoe jongeren hun eigenheid op het spoor komen en wat je als begeleider in dat proces wel en niet kunt bijdragen. Ik houd ook van de verhalen die ik hoor als ik help bij de communicatie van De Binnenvest, een daklozenstichting in Leiden, of van migranten over hoe ze hun weg in Nederland vinden en allerlei tegenstanden moeten overwinnen. Ik schrijf ze nooit op, maar bij de ontwikkeling van een boek komen ze ineens weer tevoorschijn. Dan verrast het me hoeveel ik kennelijk heb onthouden, al gebruik ik de verhalen zelden letterlijk.

Probleemverhalen en innerlijke kracht
Zo ging het ook met Otis. Ik bedacht een boek, gebruikte wat ik had gehoord en verdiepte alles door onderzoek te doen. Ik wilde een stoer, vlot boek maken waar een spannend plot en jongensachtige humor tegenwicht bieden aan Otis’ beroerde uitgangssituatie. Het boek lukte. Maar gaandeweg vroeg ik me meer en meer af: waarom interesseren juist deze verhalen me zo?

In Otis laat een zeventienjarige jongen zijn gekke moeder verdwijnen. Alleen zo kan hij uitzoeken wie zijn Antilliaanse vader is en de ouders vinden van de driejarige Nuru, die op oudjaarsavond werd achtergelaten in een flat met 1200 mensen en 90 nationaliteiten. Daarbij doet Otis verrassende ontdekkingen over zijn moeder, zijn vader en zichzelf.

In de lessen die ik op basisscholen geef naar aanleiding van mijn eerste boek Wat niemand ziet, leg ik graag uit dat ik geraakt word door mensen die het moeilijk hebben en in zichzelf een innerlijke kracht weten aan te boren. Dan vraag ik de groep 8-ers of ze iemand kennen voor wie zij wellicht ook zo’n bewondering voelen. Vaak zitten we dan al snel met z’n dertigen met kippenvel in de klas. Je stelt een vraag aan een gezellige klas en vlak onder de oppervlakte blijken al de meest intense verhalen te liggen die kinderen openhartig delen zodra je ernaar vraagt. ‘Ik bewonder mijn moeder heel erg,’ zegt een mollige jongen in trainingspak die tot dan toe onderuit gezakt op zijn stoel heeft gezeten. Alleen zijn ogen verraadden dat hij actief betrokken was bij het verhaal. ‘Ik vind het zo knap hoe ze het uithoudt. Mijn vader zit al vijf jaar in de gevangenis in Turkije en we weten niet wanneer hij er uit komt.’

Een tot nu toe springerige jongen, die bij binnenkomst meteen de zachte bal uit mijn handen rukte die ik in de les gebruik, kijkt me ineens ernstig aan: ‘Een paar dagen na haar geboorte overleed mijn zusje. Toen hebben we afgesproken: als iemand van ons gezin zich verdrietig voelt, moet hij het gewoon kunnen zeggen. Dat lucht op, het is fijn om het met elkaar te delen, samen voelen we ons sterker.’

En een leerkracht die het gevoel lijkt te hebben dat haar klas mijn vraag misschien niet aankan, steekt zelf haar vinger op: ‘Mijn moeder overleed op mijn vierde. Toen stond mijn vader er met zijn vijf kinderen alleen voor. Ik bewonder enorm hoe hij bewust zowel de vader- als moederrol invulde. Waar haalde hij de kracht vandaan?’

Fantaseren en lenen van de werkelijkheid
Tijdens het schrijven zocht ik dus soms op internet, met name naar achtergrondinformatie over (verborgen) armoede, één-oudergezinnen, schaduwsamenleving c.q. parallelle samenleving, vage handeltjes en culturele diversiteit. Vaak verloor ik al lezend de tijd uit het oog. Ik noteerde uiteindelijk wat me in het verhaal van pas kwam en sloeg de webpagina’s op als bladwijzers. Ver nadat het manuscript was geschreven bekeek ik de opgeslagen pagina’s uit de mappen opnieuw en daaruit doemde een nog indringender werkelijkheid op dan die ik in Otis schilderde

Denk aan de kille cijfers uit het intro van dit artikel en zie ook het uitgebreidere lijstje met bronvermeldingen onderaan. Dit zijn getallen waar een groep docenten Nederlands in opleiding aan de HvA, waar ik in oktober een les mocht geven, zwaar van onder de indruk was. ‘Is dit Nederland?’ riep een twintigjarige studente geschokt. ‘Dat komt omdat je uit het Gooi komt,’ riep een klasgenoot plagerig. ‘Daar hebben jullie geen idee hoe Nederland in elkaar zit.’ Maar hij gaf direct toe dat hijzelf ook niet had vermoed dat de getallen zo hoog waren.

Al teruglezend in de documentatie doemden er steeds nadrukkelijker twee vragen op:

  • Kan ik het eigenlijk wel maken om een harde ruwe werkelijkheid alleen te gebruiken om er een spannend en humoristisch boek van te maken? Het boek is klaar, maar hoe gaat het verder met de werkelijkheid van al die duizenden mensen?
  • Wat zou er gebeuren als ik als schrijver uit mijn ivoren toren kruip en accepteer dat deze thema’s me niet voor niets interesseren? Ze gaan me tenslotte aan het hart. Verlies ik mijn artistieke geloofwaardigheid als ik probeer de gecreëerde verhaalwerkelijkheid weer te verbinden met de reële werkelijkheid?

Terugbrengen in de werkelijkheid
Ik besloot mijn intuïtie te volgen. Voorafgaand aan de publicatie benaderde ik mensen die ik bewonder om wat ze doen op het gebied van onderwijs, zorg en welzijn. Ik vroeg of ze het manuscript wilden lezen. Al snel voelde ik me ondersteund in het idee dat ik niet per se activistisch hoefde te zijn als ik via mijn verhaalwerkelijkheid weer aandacht vroeg voor de reële werkelijkheid waar ik mijn verhaal deels aan te danken had.

Meester Bart, leraar OS Bijlmer en columnist Trouw: ‘Je hebt van die verhalen die je het liefst in één adem zou willen uitlezen. Otis is zo’n meeslepend verhaal over het leven van een jongen die het allesbehalve makkelijk heeft. Ik heb er veel in herkend en menig tiener zal zich erin weten te vinden.’

Oprichter van het Jeugdsportfonds, Harrie Postma, dat jaarlijks 49.000 arme kinderen helpt om te kunnen sporten: ‘Otis geeft een bijzondere ongepolijste inkijk in een wereld die veel witte mensen niet kennen. Ik las het soms als cases in de functie van hulpverlener. Het zou zeer goed zijn voor studenten die later in de jeugdzorg gaan werken om het te lezen.’

Kennelijk zien mijn voorbeelden in onderwijs, sociale hulpverlening en armoedezorg ook dat de literaire werkelijkheid de reële werkelijkheid iets te bieden kan hebben.

Helden en helpers
Opnieuw besloot ik mijn intuïtie te volgen. Nog een keer verdiepte ik de thema’s. Nu niet door verder in te zoomen op armoede, jeugdzorg of migrantenproblematiek, maar door terug te keren naar waar de jonge Otis juist in zijn moeilijke omstandigheden voor staat: innerlijke kracht. Waardoor wordt hij een held? Wat kan zijn verhaal betekenen voor anderen?

Zo stuitte ik onder andere op sociaal-psycholoog Philip Zimbardo. Met zijn beroemde Stanford Prison Experiment was hij veertig jaar lang gefascineerd door de vraag hoe gewone mensen tot beulen konden worden (‘de banaliteit van het kwaad’). Toen was hij het helemaal zat en draaide de vraag om: wat maakt dat juist die paar andere mensen onder dezelfde moeilijke omstandigheden kiezen voor het goede (‘de banaliteit van het goede’)? Heldendom, zo meent hij sindsdien, is door iedereen te leren. Dit en veel meer bracht mijn zoektocht naar aanleiding van de thema’s in Otis me. En met dit materiaal en de wens inspirerende verhaalwerkelijkheden te verbinden aan inspirerende dagelijkse werkelijkheden ontwikkelde ik samen met vrienden het theatercollege Helden en helpers, speciaal voor mensen in onderwijs, zorg en welzijn die met jongeren werken en graag zien dat deze jongeren het beste uit zichzelf halen.
Want hoe kun je je invloed vergroten: als ontluikende held en zeker ook als helper van jonge opgroeiende helden?

Ben je erbij op 22 november in Huissen? Kijk op deze link voor exacte informatie.
Of heb je interessante tips over dit thema? Meld het me, ik leer graag bij! Ook ben ik zeer geïnteresseerd hoe je als leerkacht omgaat met kinderen waar sprake is van armoede of ouders met een psychishe aandoening/verslaving. Wat kun je wel en wat niet als leerkracht? [email protected]

Martijn Niemeijer is schrijver en zoveel meer.

--

 
Reële werkelijkheden in cijfers

Dit zijn enkele cijfers die ik tijdens het onderzoek voor het schrijven van Otis tegenkwam:

  • 691.331 (14 procent) kinderen en jongeren tot 25 jaar woont in een één-oudergezin, van de 17-jarigen is dat zelfs bijna 20 procent. (Bron: Nederlands Jeugd Instituut, 2014)
  • 421.000 minderjarige kinderen groeien op in een huishouden met een laag inkomen, ofwel 1 op de 8 kinderen. (Bron: CBS, 2014)
  • Van de niet-westerse minderjarige kinderen groeit een derde op in een gezin met een laag inkomen: vier keer zoveel als autochtone kinderen. (Bron: CBS, 2014)
  • Nederland telt op jaarbasis 405.000 mensen met een psychische aandoening en/of verslaving en met kinderen in de leeftijd tot 18 jaar. In totaal hebben deze ouders 577.000 kinderen onder de 18 jaar. (Bron: Trimbos Instituut)
  • In 2016 ontvingen 367.000 kinderen jeugdhulp, ofwel 11 procent. (Bron: CBS)
  • Ruim één op de zes huishoudens in Nederland heeft te maken met risicovolle schulden, problematische schulden of zit in een schuldhulpverleningstraject. Dat gaat naar schatting om 2,9 miljoen mensen. (Bron: Ministerie Sociale Zaken 2015)
  • Zelfs in rijke landen vindt 10 tot 20 procent van de economische activiteiten buiten het zicht van de overheid plaats; de zogenaamde informele economie, ook wel schaduweconomie of parallelle economie genoemd. (Bron: WODC, Ministerie van Justitie, 2010)

 

 

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief