Open aandacht, de derde weg: voorbij persoon en protocol
28 oktober 2024
“Kunnen we in de klas aanwezig zijn, zonder afgeleid te worden door onze drukke gedachten?” Er lijkt een tegenstelling te bestaan tussen het professionele en het persoonlijke, waarbij het risico bestaat dat protocollen of je eigen eigenaardige kanten met je op de loop gaan. Psycholoog Vincent Duindam beschrijft hoe je voorbij deze tegenstelling met aandacht aanwezig kunt zijn in het onderwijs, vrijuit puttend uit alles wat je zowel persoonlijk als professioneel ontwikkeld hebt.
In vrijwel alle onderwijsinstellingen is de ‘papierwinkel’ de afgelopen decennia enorm gegroeid. Docenten voelen zich soms overwoekerd door de protocollen, richtlijnen, volgsystemen, toetsmatrijzen, rubrics, etc. Dit zie je vanaf de basisschool tot en met de universiteiten, via alles wat daar tussenin zit. Er zijn natuurlijk redenen voor deze verregaande bureaucratisering, maar het lijkt inderdaad een doorgeslagen tendens te zijn.
Deze heeft te maken met de hang naar controle door management en overheden. Fraudeschandalen zijn hier belangrijk geweest (in het HBO zijn indertijd tentamenbriefjes gegeven aan studenten die deze niet hadden verdiend). En daarnaast wil men de kwaliteit van het onderwijs niet van personen af laten hangen, maar ‘borgen’ via allerlei protocollen en procedures.
Moeten we dan ‘de persoon’ van de docent weer meer naar voren halen? Authentiek zijn is in elk geval essentieel. Rutger, leraar Duits op een MTS/ROC, zegt:
“Het belangrijkste is dat je oprecht bent tegen de leerlingen. Wees gewoon altijd dezelfde persoon: thuis, op school, in de lerarenvergadering en tijdens uitstapjes met school, bijvoorbeeld de reis naar Berlijn. Als je rust bij jezelf hebt, ‘geaard’ bent, kun je authentiek zijn. Leerlingen voelen het aan wanneer dit uit elkaar gaat lopen, wanneer je je anders voordoet. En het zou toch pijnlijk zijn wanneer de leerlingen zeggen: “Hij is toch wel aardig, in Berlijn.” Dat moet je niet willen.”
En daar is geen speld tussen te krijgen. Het is belangrijk dat er een evenwicht is tussen ‘de persoon’ van de docent en haar of zijn ‘professionele’ identiteit. En dat mag allemaal een plek hebben: zowel je persoonlijke ‘make up’ als je professionele achtergrond. Tegelijkertijd is het belangrijk dat het persoonlijke niet met je op de loop gaat. Heb je inzicht in, misschien regie over, je eigenaardige kanten? Dit vertelt een leerling:
“Sommige docenten hebben lastige buien, of twee gezichten. Soms zijn ze aardig, soms niet. Als de verschillen tussen aardig en onaardig groot zijn kan het heel onvoorspelbaar zijn hoe ze reageren. En eigenlijk mag je ze misschien wel. Maar dan kan het dus heel erg tegenvallen. Of een docent doet vaak net alsof hij boos is, en opeens is hij het echt –maar hoe kun je dat weten?”
Maar ook je professionele identiteit kan je overnemen. Wanneer je jezelf onzichtbaar maakt achter regels, procedures, of zelfs kennis en inhoud. Je bent meer dan je professionele rol: dat is slechts een ‘rol’ die je speelt. Maar je bent ook meer dan je ‘persoon’. Het is goed om je te realiseren dat het woord ‘persoon’ slaat op een toneelmasker. ‘Per sonare’ is Latijn voor: ’doorheen klinken’.
Kunnen we dan authentiek zijn, voorbij de tegenstelling persoonlijk – professioneel? En hoe doe je dat? Is dat wel aan te leren? Of vraagt het heel veel ervaring? Misschien de 10.000 uren die ervoor zouden staan om ergens een meester in te worden?
In (gevechts)sporten zijn oefening, vasthoudendheid en discipline essentieel. In de dojo oefen je de kata, de rituele handelingen, eindeloos vaak, tienduizend keer, Totdat ze niet meer van buitenaf komen, maar van binnenuit. Er is wel gezegd: ik ben niet bang voor iemand die tienduizend worpen heeft geoefend, maar wel voor iemand die één worp tienduizend keer heeft geoefend. In dat leerproces zijn drie stadia. Eerst oefen je wat nog vreemd voor je is, vervolgens leer je de technieken beheersen, ten slotte ben je niet meer met techniek bezig. Je vecht/leeft spontaan, maar de technieken staan daarbij vrij tot je beschikking. Een heel mooi beeld daarbij, dat me ontroert, is dat grote meesters uiteindelijk soms hun zwarte band thuislaten en weer met een witte band de dojo betreden: spontaan, vrij en onbevangen.
Wat opgaat in de dojo, geldt dat ook voor de klas? Oefening baart kunst, dat staat vast. En ‘vaste vormen’ trainen heeft zeker zijn plek, in sport, bij muziek en ook bij ‘leren onderwijzen’. Maar er is één ding dat nog belangrijker is: open aandacht.
Kunnen we in de klas aanwezig zijn, zonder afgeleid te worden door onze drukke gedachten? En dat kunnen zowel ‘persoonlijke’ als ‘professionele’ gedachten zijn. Kunnen we onbevangen waarnemen wat zich afspeelt in de klas? Hoe een leerling kijkt, hoe ze erbij zit? Kunnen we de sfeer van de groep zonder enig oordeel ‘proeven’? En als iemand iets zegt, kunnen we dan ‘diep luisteren’? Zonder enige vooringenomenheid horen wat er gezegd wordt?
Van daaruit kan het onderwijs ter plekke en spontaan vorm krijgen. Wat je nodig hebt uit je professionele bagage of vanuit je persoonlijke ontwikkeling staat dan ‘vrij’ tot je beschikking.
Tenslotte rijst dan de vraag hoe we onze onbevangenheid kunnen opgraven en of dat dan te leren is. Kunnen we onze persoonlijke en professionele identiteit even aan de kapstok hangen en met een witte band ons lokaal betreden? Dus kun je ‘voorbij alle rollen’ met grote aandacht aanwezig zijn? En is dat te ‘leren? Ja.
De citaten zijn afkomstig uit:
Vincent Duindam, Thuiskomen in de klas, Spiritualiteit in het onderwijs, ten Have, Utrecht, 2011
Vincent Duindam, Spiritueel zakboekje voor Professionals, SWP, Amsterdam, 2021.
Reacties