Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Omgaan met suïcidale jongeren in de klas

20 februari 2019

In iedere middelbare-schoolklas zitten gemiddeld drie leerlingen die weleens denken over zelfdoding. Scholen moeten zich meer bewust worden van hun soms onzichtbare leed, vinden schoolleider Gert van den Heuvel en gz-psycholoog Daan Creemers. Een artikel van Annemarie van Dijk, afkomstig uit Augeo Magazine.

Het gebeurde toen Gert van den Heuvel nog docent was. Een stille jongen uit havo 4 maakte een eind aan zijn leven. hij was die dag nog gewoon op school geweest. ‘Een collega had hem ’s middags verweten dat zijn huiswerk niet af was. Zij zat er behoorlijk mee, maar uiteraard trof haar geen blaam: niemand had deze daad zien aankomen, ook de ouders van deze jongen niet. Wat hebben we gemist – die gedachte bekruipt je dan.’

Niet vanzelfsprekend
In iedere schoolklas van het voortgezet onderwijs zitten gemiddeld drie leerlingen die weleens met de gedachte spelen, en heeft één weleens een suïcidepoging gedaan. Scholen moeten zich meer bewust worden van dit soms onzichtbare leed, vindt Van den Heuvel. Toch staat dat bewustzijn niet bij alle scholen hoog op de agenda, weet hij. Jammer, want scholen hebben een signaleringsfunctie. Zelfdoding moet bespreekbaar zijn in de klas, zodat het taboe eraf gaat. ‘Een leerling kan al snel denken: ik ben de enige die het niet meer ziet zitten. Door erover in gesprek te gaan, beseft hij of zij er niet alleen voor te staan.’ Nadat Van den Heuvel zijn zwager verloor aan zelfdoding, kreeg het onderwerp nog meer zijn belangstelling. Met zijn vrouw kwam hij in contact met Stichting 113 Zelfmoordpreventie en samen maakten ze een korte voorlichtingsfilm voor scholen [113.nl/onderwijs]. Verder gaf hij op een landelijke onderwijsdag workshops over het onderwerp. ‘Daar stelde ik vast dat een zelfmoordpreventie-protocol op veel scholen nog niet vanzelfsprekend is.’

Op tijd signaleren
Goed als scholen meer doen aan zelfmoordpreventie, vindt ook gz-psycholoog Daan Creemers van GGZ Oost Brabant. Hij is een van de initiatiefnemers van STORM (Strong Teens and Resilient Minds), een groot project onder jongeren in Brabant, dat startte in 2012 en inmiddels op alle middelbare scholen in Noordoost-Brabant loopt. Het doel is depressieve klachten op tijd signaleren en aanpakken om depressie en zelfdoding onder jongeren te voorkomen. Want de bestaande zorg voor deze groep is te versnipperd en er worden interventies aangeboden, waarvan niet duidelijk is of ze werken. Het project stimuleert de ontwikkeling van veerkracht, een positief zelfbeeld en weerbaarheid. Er zijn verschillende partijen betrokken: GGZ Oost Brabant, GGD GHOR, het Trimbos-instituut, scholen voor voortgezet onderwijs, gemeenten en regionale ketenpartners.

Creemers: ‘Uit onze onderzoeksgegevens blijkt dat jongeren meestal pas bij de ggz terechtkomen als ze langer dan acht maanden depressief zijn. Als zij tijdig kortstondige hulp krijgen, is verwijzing naar de ggz vaak niet eens nodig. Daarom willen we depressie eerder opsporen.’ Creemers vindt dat jongeren eigenlijk systematisch gevolgd moeten worden als het gaat om welbevinden, stemming, veerkracht en suïcidaliteit. ‘Zo haal je de hoog-risicogroep eruit en voorkom je dat sombere klachten uitmonden in een depressie of erger.’

Veerkrachtiger
Creemers promoveerde op een onderzoek waaruit blijkt dat een interventie als cognitieve gedragstherapie goed werkt bij meisjes met beginnende depressieve klachten. Deze meisjes kwamen in beeld door een screening in het tweede jaar van het voorgezet onderwijs. De helft van hen kreeg cognitieve gedragstherapie en voelde zich na een half jaar veel minder depressief dan de andere helft, die geen therapie kreeg.

STORM screent leerlingen in het tweede jaar van het voortgezet onderwijs en in het eerste jaar van het mbo met behulp van vragenlijsten, en biedt daarnaast verschillende interventies aan op scholen in de regio. Creemers: ‘Bij elke screeningsronde vinden we weer een paar leerlingen die ernstig suïcidaal zijn en niet in beeld waren; het gaat daarbij om 1 tot 3 procent. Die krijgen meteen een ggz-traject met therapie. Jongeren met beginnende depressieve klachten – zo’n 10 tot 15 procent – kunnen we prima op school helpen. Met het programma Op volle kracht – een bestaand weerbaarheidsprogramma van zes tot acht sessies cognitieve gedragstherapie op school, gegeven door de schoolpsycholoog en iemand uit het wijkteam – leren we hen omgaan met stress en spanning, zodat ze veerkrachtiger worden. Helpt dat onvoldoende, dan behandelen we hen alsnog in de ggz. Door de korte lijnen in het project is een crisissituatie met een leerling snel onder controle.’

Alarmsignalen
Een van de grootste problemen is dat jongeren door schaamte vaak geen hulp zoeken. Om het stigma van depressie af te halen, organiseert STORM gastlessen in de klas met ervaringsdeskundigen. Voorafgaand aan zo’n les spelen leerlingen een digitaal spel, waarin de klas een week lang een virtueel depressief nichtje probeert te ondersteunen. Zo leren ze hoe je wel en niet moet omgaan met een depressieve jongere. Aandacht schenken en een vertrouwensband opbouwen worden in het spel beloond, bij het negeren van de ander volgt puntenaftrek. Ook biedt STORM een gatekeeper-training aan voor mentoren, die daarin leren depressie sneller te signaleren.

Nuttig, vindt Gert van den Heuvel, die behalve directeur van adviesbureau Go4People Onderwijs, inmiddels ook schoolleider is op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer, een school voor vmbo, havo en vwo. Tijdens een teamvergadering op zijn vorige school zei hij eens: ‘Neem een willekeurige leerling in gedachten. Vertel dan eens wat zijn thuissituatie is, zijn passie en waarmee hij worstelt.’ Veel mentoren vielen toen stil. Terwijl gesprekken voeren met leerlingen een vast onderdeel moet zijn van het mentoraat, meent Van den Heuvel.

Vraag stellen
‘Je kunt letten op alarmsignalen als verzuim, slechte resultaten, iemand die ineens uit de band springt’, zegt hij. ‘Het hoeft niet altijd een zwaar of lang gesprek te zijn. Maar als een jongere gescheiden ouders heeft, kun je daar best over praten. Natuurlijk is het, zeker als je net docent bent, moeilijk om te vragen: ben je weleens bezig met de dood? Of: denk je soms aan zelfdoding? Toch is het belangrijk en kan het voor de leerling juist een opluchting zijn als je die vraag wél stelt. Vermoed je dat het niet goed gaat met deze leerling, dan schakel je de zorgcoördinator in die met de leerling en vaak ook met de ouders praat. Met hulp kan zo’n depressieve jongere zoeken naar een andere oplossing dan de dood.’

‘Zeker als je net docent bent, is het moeilijk om te vragen of een leerling aan zelfdoding denkt. Toch kan het voor de leerling juist een opluchting zijn als je dat wél doet’

Uitgebreid netwerk
Als een leerling geen band heeft met de mentor, werkt het niet, zegt Van den Heuvel. ‘Het blijft mensenwerk. Raad de leerling dan aan om iemand te zoeken op school die hij of zij vertrouwt en met wie hij fijn kan praten. Dat kan een andere docent zijn of de decaan.’ Omdat de scholengemeenschap waar Van den Heuvel werkzaam is in een probleemwijk staat, beschikt het team Zorgcoördinatie over een uitgebreid netwerk. ‘Laatst nog ging het helemaal niet goed met een leerling. Hij uitte suïcidegedachten en was fysiek enorm gespannen: stond steeds op en ging weer zitten, zat te trillen, was verbaal opgefokt, liep midden in de les weg en liet weten dat hij al dagen niet had gegeten of geslapen. We waren bang dat hij gekke dingen ging doen. Zijn mentor bracht hem naar de zorgcoördinator, die de crisisdienst van de ggd inschakelde.’

De zorgcoördinator organiseert elk jaar een studiemiddag over onderwerpen als zelfdoding onder jongeren. ‘Zo sijpelt het besef door in de hele organisatie, tot en met de conciërge aan toe.’

‘Hij uitte suïcidegedachten en was fysiek enorm gespannen: stond steeds op en ging weer zitten, zat te trillen, was verbaal opgefokt, liep midden in de les weg’

Andere regio’s
STORM wordt gefinancierd door ZonMw en gemeenten en is gekoppeld aan wetenschappelijk onderzoek. De Storm-werkwijze is vooralsnog uniek in Nederland, omdat preventie van depressie onder jongeren zelden zo structureel en breed wordt aangepakt. Over een paar jaar moet er antwoord zijn op dringende vragen als: welke preventieve interventie werkt het beste? Wat is het meest kosteneffectief? Hebben depressieve jongens een andere aanpak nodig dan depressieve meisjes? Creemers: ‘Als STORM een succes wordt, willen we in de hele regio dezelfde professionele aanpak van depressieve klachten bij jongeren. Daarna kunnen we de methode ook overdragen naar andere regio’s.’

---

Stappenplan voor scholen
Het stappenplan voor scholen (https://www.113.nl/sites/default/files/113/preventie/113%20zelfmoordpreventie%20Handreiking%20scholen%20en%20universiteiten.pdf) van Stichting 113 bevat een protocol voor het herkennen en bespreekbaar maken van zelfmoordgedachten bij leerlingen.  Het stappenplan gaat in op signalen herkennen, vermoedens bespreekbaar maken, de weg naar hulp wijzen en het gesprek met de leerling evalueren. Ook gaat het in op de vraag wat te doen als een leerling suïcide pleegt. Daarnaast staan er tips in voor het opstellen van een zelfmoordpreventieprotocol.

Signalen herkennen
Hoe herken je mogelijke zelfmoordgedachten bij een leerling? De leerling:

  • is langere tijd down, depressief. trekt zich terug, is stiller dan normaal.
  • is juist luidruchtiger aanwezig dan normaal.
  • verzuimt geregeld zonder duidelijke reden.
  • presteert al langere tijd minder goed.
  • laat een plotselinge emotionele - en/of gedragsverandering zien.
  • doet uitspraken, vaag of concreet, als ‘van mij hoeft het allemaal niet meer’ tot ‘ik ga vandaag een eind aan mijn leven maken.’
  • laat een opmerkelijke verbetering van stemming zien, die mogelijk samenhangt met de beslissing zelfmoord te plegen.
  • geeft persoonlijke spullen weg, wat erop kan duiden dat hij/zij afscheid aan het nemen is.
  • zorgt slecht voor zichzelf: eet niet goed en besteedt weinig aandacht aan uiterlijke verzorging.

Bron: Stappenplan voor scholen

Vragen naar zelfmoordgedachten?
Veel leerkrachten en zorgcoördinatoren deinzen ervoor terug om jongeren waarvan ze vermoeden dat deze zelfmoorgedachten hebben, daarnaar te vragen. Ze zijn bang dat het praten over suïcide de jongeren op een idee zouden kunnen brengen. Die angst is ongegrond. Praten kan juist helpen bij het vinden van een andere oplossing dan de dood. Bovendien verlaagt praten vaak de spanning.

Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.

----
Dit artikel is afkomstig uit Augeo Magazine, een online tijdschrift over veilig opgroeien. Via opiniërende bijdragen, ervaringsverhalen, interviews en columns stimuleren se de discussie over en maatschappelijke betrokkenheid bij kindermishandeling. Augeo magazine verschijnt minimaal vijf keer per jaar, is gratis en volledig online te lezen.

Dit artikel is eerder verschenen in Augeo Magazine, Suïcide onder jongeren

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief