Geen grote woorden, maar kleine verhalen: volwassenheid vanuit spiritueel perspectief
26 september 2017
Wat bedoelen we met een spiritueel perspectief? Binnen NIVOZ is er flink over gesproken, toen we na de zomervakantie in 2017 ons onderzoek zijn gestart naar het begrip Volwassenheid en de betekenis ervan voor onderwijs. Grote termen als verbondenheid, ontvankelijkheid en aandachtigheid werden gebezigd. Maar wat het verhaal van Désanne van Brederode - spreekster op de eerste NIVOZ-onderwijsavond op 6 september 2017 - ons misschien wel het meest heeft geleerd, is dat we bescheiden mogen zijn in onze taal. Dat wil zeggen, in het definiëren van het spirituele. We kunnen er hooguit wakker voor zijn, en aan het licht laten komen in verhalen. Desanne's verhaal leerde ons dat het spirituele niet groots en meeslepend hoeft te zijn, maar zich toont in kleine, alledaagse momenten. Een duiding van de onderwijsavond door Maartje Janssens.
“We sjouwen onze ziel overal heen, en sommigen merken hooguit dat we onze armen een beetje wonderlijk om iets heen geslagen hebben. Om lucht, om niets, om de nieuwe sieraden van de keizer. Terwijl anderen aan het tedere gebaar al aflezen dat we iets bijzonders bij ons dragen, iets wat pas kan stralen wanneer het met rust wordt gelaten en tegelijk wordt opgemerkt.” (Van Brederode, 2013)
Willen we een gevoeligheid voor die spirituele dimensie ontwikkelen, dan vraagt dat om een wakkere houding. Dat begint al met aandacht voor de kwaliteit van woorden. In haar lezing spoort Van Brederode ons aan om na te denken over wat we eigenlijk bedoelen als we iets zeggen. Vaak gebruiken we een woord, ervan uitgaande dat we allemaal wel ongeveer weten wat we ermee bedoelen. Spiritualiteit is zo’n snel uitgesproken begrip. Maar als we woorden gebruiken zonder dat we hun betekenis goed onderzocht hebben, dan kan er een soort woord-inflatie optreden. Zoals bij het ‘liefde & passie brood’ dat je tegenwoordig bij de supermarkt koopt, vertelde Van Brederode. En geldt niet hetzelfde voor ons eigen en andermans ‘subject-zijn’? Als we daarnaar kijken vanuit een soort vanzelfsprekendheid, als iets lineairs, worden we dan zelf niet langzaam maar zeker zo’n liefde & passie brood?
De ziel, persoonskern, en subjectiviteit
Voor die diepere lagen gebruikt Van Brederode de metafoor van de adventskalender: het feest van het onderzoeken van en teruggaan in verschillende leeftijdsfases. Volgens haar zijn we ‘transgender met betrekking tot leeftijd’ en ze moedigt aan om in dat ‘fluïde ik’ op zoek te gaan naar het wezen in jezelf en de ander. Maar wat is dat ‘wezen’ dan eigenlijk? Volgens Van Brederode gaat het over een kern die niet gebonden is aan leeftijd, geslacht of afkomst. In haar boek De ziel onder de arm. Over aandachtig leven spreekt ze in dat opzicht over een ‘ziel’. Luc Stevens – wetenschappelijk directeur van NIVOZ – knoopte in zijn slotbeschouwing van de onderwijsavond instemmend aan bij dit veronderstelde ‘wezen van de mens’. Hij bracht het in verbinding met het begrip ‘persoonskern’ van de pedagoog Martinus J. Langeveld. Waar Van Brederode de invulling van het begrip ‘ziel’ nog openlaat, geeft Langeveld er duidelijk inhoud aan: de persoonskern is een ethische kern.
“Verantwoordelijkheid op zich nemen en de bereidheid ter verantwoording geroepen te worden (aansprakelijkheid), zijn samen één. Ze vormen de kwintessens van het persoon-zijn.” (Langeveld, 1968).
De kwintessens, ofwel: het wezenlijke, de kern van de zaak. Verantwoordelijkheid als grondstructuur van de persoon – hier lijken we dicht bij het denken van onderwijspedagoog Gert Biesta te komen. In Het leren voorbij schrijft hij dat de fundamentele structuur van onze subjectiviteit door en door sociaal is. In verwijzing naar de Franse filosoof Emmanuel Levinas schrijft hij: “Wat ons tot unieke, singuliere wezens maakt is precies gelokaliseerd in de manier waarop we de ander antwoorden.” (Biesta, 2016).
Hoewel Van Brederode ‘het wezen’ of ‘de ziel’ niet zo expliciet ethisch duidt, klonk deze morele dimensie beslist in haar verhalen door. Momenten die voor haar raken aan het wezenlijke zijn veelal momenten van ontmoeting. Momenten van wakkerheid voor de ander. Haar eigen wakkerheid bijvoorbeeld voor haar zoon, en voor de Syrische vluchtelingen die ze helpt. De wakkerheid die ze waarneemt bij anderen. Bij de juf die ongelooflijk snel contact kon maken met haar innerlijke meisje; zich kon verwonderen en durfde mee te dromen met de kinderen in de klas. Bij haar docent op de middelbare school die “een van de vroedvrouwen was die haar door een nieuwe fase van geboorte heen loodste.” Het zijn momenten waar verantwoordelijkheid wordt ervaren en genomen.
Verhalen, that’s the spirit!
Als we ervan uit gaan dat er zoiets als de ziel of persoonskern bestaat, en dat die kern moreel geladen is, dan rijst de vraag hoe we daarmee in contact kunnen komen. Het lijkt iets dat snel ontglipt bij pogingen het te vatten. Maar misschien moeten we dat ook niet willen.
Van Brederode deed het niet. Haar onderwijsavond had daardoor een heel eigen karakter. Het was geen filosofische verhandeling of een lezing waarbij ze theorie deelde met de praktijk. Haar lezing wás praktijk. Ze nam het perspectief van het handelen in, dat voorafgaat aan het onderscheid tussen theorie en praktijk. Ze koos voor een narratieve benadering en nam haar toehoorders mee in verhalen, aan de hand van eigen ervaringen. Met een dergelijke benadering bleef Van Brederode dicht bij haarzelf, en werd het tegelijkertijd mededeelbaar. Misschien konden we juist daardoor ‘het spirituele’ raken of beleven.
Ook Biesta benadrukt het primaat van het handelen, als het gaat om het vraagstuk van subject-zijn.
“Subject-ness is ultimately a matter for each of us individually to find out. While, as mentioned, theory might help, theory can never replace the existential question; theory can never replace the existential challenge and can sometimes actually become an excuse for not having to engage with it.” (Biesta 2017, p. 13)
Willen we met ons wezen in contact komen, dan lijkt theorie ontoereikend – het kan zelfs hinderlijk zijn. We moeten dieper gaan. Niet (alleen) diep in de theorie, maar (vooral) diep in onszelf, en de ander.
Met rust laten, en tegelijk opmerken
Maar hoe doen we dat? In haar boek De ziel onder de arm schrijft Van Brederode:
“Iets in ons slaapt, en iets in ons wacht op opwekking, maar zo uitgelegd is het weer alsof een sprookje niets meer is dan een raadselachtige verpakking voor een Jungiaanse levensles. Het verstand moet niet te veel willen weten wat zich eronder, in hart en ziel afspeelt, maar het geduld opbrengen om er zich überhaupt iets te kunnen laten afspelen.” (Van Brederode, 2013)
Ze schrijft hier over de waarde van sprookjes voor ‘het landschap van de ziel’, wat opnieuw wijst op het belang van verhalen. Maar we kunnen meer uit dit citaat halen.
Allereerst dat spiritualiteit geen zaak is van het ongeduldige verstand. Het verstand heeft onmiddellijk de neiging om zaken te be-grijpen. Deze schrijfwijze van het woord ‘begrijpen’ is niet willekeurig. Het komt uit een voetnoot van de vertalers van het werk Het menselijk gelaat van Levinas, voor wie dit ‘grijpen’ een vorm van geweldpleging is. Wie of wat ander(s) is wordt op deze manier namelijk gereduceerd tot het ‘denkende Ik’ (Levinas, 1969). We moeten de ziel ‘laten’.
Tegelijkertijd is er ook een ‘actief’ aspect: de opwekking. Iets raakt ons, waardoor dingen tot leven komen. Voor Biesta komt, in lijn met Levinas, die opwekking van buiten: “a world that addresses me, speaks to me, interrupts me, limits me, and de-centres me.” (Biesta, 2017). Dit leidt tot een verschuiving in vraagstelling: “the first question for the self to ask is not 'How can I understand?', but is perhaps closer to something like 'What is this asking from me?' (Biesta, 2017).
Van Brederode sprak ook over een dergelijke vraag van buiten: de vraag of we wakker willen zijn – een vraag die de werkelijkheid, onze kinderen, voortdurend stellen. Ze was geraakt door het blog dat VO-docent Anke Niessen ter introductie voordroeg op de Onderwijsavond. Wat haar raakte was niet zozeer het woordje ‘spiritualiteit’, maar “een ongelooflijke liefde, een vertrouwen in jezelf en in wat er daar gebeurde, wakker om het waar te nemen, en dat met grote eerbied laten zijn.”
Kijken in de ziel
Als het gaat over een spiritueel perspectief op volwassenheid dan gaat het voor Van Brederode vooral over hart, ziel en liefde. We kunnen daar alleen maar komen, als we de moed hebben om verantwoordelijkheid te nemen voor al die vakjes in de adventskalender die we zijn, of zijn geweest. En als we de ander daarin betrekken. Zoals haar docent op de middelbare school deed. Zij gaf Van Brederode een kijkje in haar ziel waardoor ze zich als 16-jarig meisje begrepen en verbonden voelde, zowel met haar docent als met zichzelf. Stevens sprak over ‘zielsverwantschap’: mensen herkennen elkaar als ‘van elkaar’. Raken we hier aan het spirituele?
Van Brederode eindige haar lezing met ‘de donkere aarde’: in contact komen en zijn met ons wezen is niet altijd even makkelijk. Maar dat lijkt niet voor niets…
"When we encounter resistance we could say that the world is trying to tell us something - and perhaps we could even say that the world is trying to teach us something." (Biesta, 2017)
Literatuur
- Biesta, G. (2016). Het leren voorbij, Culemborg: Uitgeverij Phronese / Adington: Taylor and Francis Group (Originele Engelstalige uitgave gepubliceerd in 2006)
- Biesta, G. (2017). The Rediscovery of Teaching, New York: Routledge
- Brederode, D. van (2013). De ziel onder de arm. Over aandachtig leven, Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij BV
- Langeveld, M.J. (1968). Beknopte theoretische pedagogiek, Groningen: Wolters-Noordhoff N.V.
- Levinas, E. (1987). Het menselijk gelaat. Essays van Emmanuel Levinas (herziene druk). (O. de Nobel & A. Peperzak, vert.), Uitgeverij Ambo b.v.
Reacties