Effecten van zittenblijven in het basis- en secundair onderwijs in kaart gebracht
12 maart 2014
Goos, Belfi, De Fraine, Van Damme, Onghena en Petry (2013) voerden een uitgebreide literatuurstudie uit naar de effecten van zittenblijven in het primair en voortgezet onderwijs. Dit deden zij naar aanleiding van de constatering dat de meeste studies hierover beperkt blijven tot effecten op schoolprestaties en dat psychosociaal functioneren hierbij niet meegenomen wordt. Verder waren bestaande studies veelal uitgevoerd naar aanleiding van data van leerlingen uit Amerika, wat de vertaling van de resultaten naar de Nederlandse en Vlaamse contexten bemoeilijkte. De mate tot slot waarin in eerdere studies gecorrigeerd werd voor andere factoren (bijvoorbeeld socio-economische status etc.) loopt sterk uiteen en vindt in de meeste gevallen niet plaats, wat van invloed kan zijn op de betrouwbaarheid van de gevonden resultaten. In dit artikel bespreken we de belangrijkste bevindingen naar aanleiding van hun literatuuronderzoek.
In de eerste plaats bespreken Goos en mede-auteurs de opvattingen van leraren die bijdragen aan het (relatief) veelvuldig voorkomen van zittenblijven binnen het Vlaamse en Nederlandse onderwijs. In de eerste plaats de opvatting dat ontwikkeling van leerlingen lineair en stapsgewijs verloopt, dat lesstof uit het ene jaar voorwaardelijk is voor het begrijpen van lesstof van het daaropvolgende leerjaar; en ten tweede de opvatting dat als zwakke(re) leerlingen blijven zitten de klassen homogener worden, waardoor leraren efficiënter instructie zouden kunnen geven, moeilijkere lesstof kunnen behandelen en beter tegemoet kunnen komen aan individuele leervragen van leerlingen; en in de derde plaats de opvatting dat leerlingen die ‘op hun tenen moeten lopen’ in het jaar dat zij blijven zitten een voorsprong hebben op hun medeleerlingen en daardoor meer ‘ademruimte’, waarvan vervolgens verwacht wordt dat dit een positief effect heeft op (academisch) zelfvertrouwen.
De onderzoekers stelden zichzelf vijf onderzoeksvragen, waarvan er vier betrekking hebben op de verschillen tussen leerlingen – met grotendeels dezelfde achtergronden en kenmerken – waarvan de ene groep is blijven zitten en de andere groep normaal bevorderd is. De verschillen waar naar werd gekeken waren: schoolprestaties, functioneren op psychosociaal vlak, verloop van verdere schoolloopbaan, en de arbeidsmarktpositie. Ook werd gekeken naar de effecten op klasgenoten bij zittenblijven versus doorstromen.
Na een grondig selectieproces zijn er van de bij aanvang 7.000 studies uiteindelijk 37 overgebleven die meegenomen zijn in de review. De resultaten van deze review zijn onderverdeeld voor het po en het vo.
Effecten in het primair onderwijs
Effecten op schoolprestaties van zittenblijvers
Over het algemeen levert zittenblijven voor de zwakste leerlingen niet meer voordelen op dan doorstromen. Op de korte termijn kan hierover echter een vertekend beeld optreden; in vier studies werd namelijk gerapporteerd dat zittenblijvers beter presteren dan vergelijkbare jongere jaargenoten. Op het moment dat deze leerlingen echter met nieuwe lesstof geconfronteerd worden vermindert deze voorsprong of verdwijnt zij zelfs geheel. De meest positieve effecten werden gevonden bij leerlingen die tijdens het zittenblijven extra steun ontvingen, bijvoorbeeld in de vorm van een summer-school, les van een goede leraar, dagelijks 90 minuten extra leesinstructie etc. Maar ook hiervoor geldt dat deze leerlingen hun ‘voorsprong’ na verloop van tijd (deels) verliezen. Deze maatregelen komen echter ook met een (extra) prijskaartje – bovenop het zittenblijven dat al extra kosten met zich meebrengt – en ook kan afgevraagd worden of het effect zit in het zittenblijven of de extra ondersteunende maatregelen. Onderzoek over deze vraag – het verschil tussen zittenblijven of doorstromen met of zonder extra ondersteuning – is er volgens de onderzoekers nog niet, maar kan wel van bijzondere interesse zijn voor beleid en praktijk.
Effecten op psychosociaal functioneren van zittenblijvers
Onderzoek naar het psychosociaal functioneren van leerlingen die zijn blijven zitten is schaars en uit de bevindingen komt een niet eenduidig beeld naar voren. In vijf studies worden er geen significante verschillen gerapporteerd, twee studies rapporteren significant positieve verschillen (indien leerlingen niet waren blijven zitten zouden zij een minder positief academisch zelfbeeld hebben gehad, zouden zij meer internaliserend en hyperactief gedrag hebben vertoond en zouden zij minder betrokken en minder sociaal aanvaard zijn geweest), en één studie rapporteert significant (deels) negatieve verschillen: meer ‘vertroebelde relaties’ met leeftijdsgenoten, meer hyperactief-afleidbaar gedrag, minder zelfstandig werken in de klas, meer asociaal gedrag, minder graag naar school willen gaan en minder zelfvertrouwen.
Effecten op de verdere schoolloopbaan van zittenblijvers
Het bepalen van effecten op de verdere schoolloopbaan veronderstelt longitudinaal onderzoek waarbij uiteenlopende gegevens over een langere periode verzameld worden. Dit onderzoek is volgens de onderzoekers momenteel nog schaars, maar begint in toenemende mate beschikbaar te komen.
Twee studies lieten zien dat leerlingen die zijn blijven zitten, in vergelijking met leerlingen met dezelfde achtergrondkenmerken, op de korte termijn minder snel nogmaals blijven zitten, maar een gelijke kans hebben op extra ondersteuning. Uit twee andere studies bleek dat zittenblijvers een kleinere kans hebben door te stromen naar een hogere richting in de eerste klas van het vo en dat zij ouder zijn als zij de bovenbouw van het vo bereiken.
Twee studies rapporteren negatieve effecten op de korte termijn: zittenblijvers zouden meer remediering en ondersteuning hebben ontvangen als zij zouden zijn doorgestroomd, en zij zouden een kleinere kans hebben gehad af te stromen naar bijzonder onderwijs.
Op de langere termijn worden wisselende effecten gerapporteerd. Zittenblijvers zouden: als zij waren doorgestroomd een grotere kans hebben alsnog te blijven zitten op een later moment, maar zouden zij ook evenveel extra ondersteuning hebben gekregen; zij zouden even veel afwezig zijn geweest; even vaak van school zijn veranderd; dezelfde resultaten hebben behaald; een iets kleinere of even grote kans hebben het onderwijs voortijdig te verlaten; en vaker zijn doorgestroomd naar het hoger onderwijs.
Effecten op de verdere arbeidsmarktpositie van zittenblijvers
De verdere arbeidsmarktpositie veronderstelt wederom longitudinaal onderzoek, maar dan van een nog complexere orde dan slechts de schoolresultaten. Als gevolg hiervan is het aantal studies dat hierover rapporteert nog schaarser. De onderzoekers hebben echter twee studies gevonden die hierover het volgende rapporteerden: zittenblijvers zouden een gelijkwaardig loon of even hoge uitkering hebben gekregen als zij toch doorgestroomd zouden zijn.
Effecten op schoolprestaties van klasgenoten
Ook voor deze onderzoeksvraag geldt dat onderzoek schaars is; er zijn in de review slechts twee studies gevonden die hierover wisselende bevindingen rapporteren. Eén studie wees uit dat een groot percentage po-zittenblijvers in het vo een negatief effect heeft op de schoolprestaties van normaalvorderende leerlingen, in het bijzonder zwakke normaalvorderende leerlingen. De schoolresultaten van sterkere leerlingen werden niet beïnvloed door dit percentage.
De andere studie vond geen significant negatief effect; de prestaties van normaalvorderende leerlingen zou niet beïnvloed zijn als de zittenblijvers waren overgegaan.
Effecten binnen het voortgezet onderwijs
Effecten op schoolprestaties van zittenblijvers
De onderzoekers rapporteren over vijf studies die inzicht geven in de praktijk van zittenblijven in het vo waar het gaat over de schoolprestaties. Ook deze studies laten een wisselend beeld zien. Eén studie geeft aan dat zittenblijvers na het doubleerjaar meer vooruitgang laten zien dan vergelijkbare leerlingen die verder normaal doorgestroomd zijn. Een andere studie laat echter zien dat zittenblijvers tijdens het laatste jaar juist zwakker presteren dan vergelijkbare, normaalgevorderde leerlingen. Uit drie andere studies kwam naar voren dat zittenblijvers gelijk of zelfs beter gepresteerd zouden hebben als zij normaal gevorderd zouden zijn, zowel wat betreft het doubleerjaar als het daaropvolgende jaar.
Effecten op psychosociaal functioneren van zittenblijvers
Ook in het vo is het onderzoek naar het psychosociaal functioneren van zittenblijvers schaars; de reviewstudie leverde slechts twee bruikbare studies op met ook hier weer gemengde bevindingen. Eén studie liet zien dat zittenblijvers, als zij waren doorgestroomd, evenveel zelfvertrouwen zouden hebben gehad wat betreft wiskundeinhouden en wiskundevaardigheden en ook een zelfde attitude zouden hebben gehad ten aanzien van de school, de leraar, de vakgebieden op school, de medeleerlingen, de lessen en het onderwijs in het algemeen. Volgens de andere studie zouden de zittenblijvers juist weer een lager zelfconcept voor wiskunde hebben gehad.
Effecten op de verdere schoolloopbaan van zittenblijvers
Eén studie liet zien dat zittenblijvers in het doubleerjaar minder afwezig zijn en vaker slagen in het daaropvolgende jaar in vergelijking met vergelijkbare en normaalgevorderde medeleerlingen. Op de langere termijn lieten drie studies zien dat zittenblijvers ouder instromen in de bovenbouw en een hogere kans hebben van school te wisselen of vroegtijdig de school te verlaten.
Vier andere studies laten daarentegen zien dat zittenblijvers als zij normaal zouden zijn gevorderd: even vaak van school zouden zijn veranderd; dezelfde of betere resultaten zouden hebben behaald; een lager of even groot risico hebben gehad vroegtijdig het onderwijs te verlaten; en een hogere kans hebben gehad op instroom in het hoger onderwijs.
Effecten op de verdere arbeidsmarktpositie van zittenblijvers
Ook het onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van zittenblijvers in het vo is schaars; slechts twee studies werden in deze review gevonden. Zittenblijvers zouden volgens deze twee studies een even hoog loon of uitkering hebben ontvangen als zij niet zouden zijn blijven zitten. Het zittenblijven had hierop dus geen tot gering effect.
Effecten op schoolprestaties van klasgenoten
Onderzoek naar de effecten van het aandeel van zittenblijvers in de klas op de resultaten van normaalgevorderde leerlingen is ook voor het vo schaars; slechts twee studies rapporteren hierover. Uit een studie bleek dat leerlingen, in het bijzonder zwakke leerlingen, (nog) zwakker presteerden als het percentage zittenblijvers hoger was. Een andere studie liet zien dat zittenblijvers geen effecten zouden hebben gehad op de prestaties van medeleerlingen als zij normaal gevorderd zouden zijn.
Conclusie
Hoewel het onderzoek over dit onderwerp over het algemeen schaars bleek te zijn toont deze review volgens de onderzoekers aan:
‘…dat zittenblijven in het algemeen minder gunstig blijkt voor zittenblijvers dan Vlaamse en Nederlandse leerkrachten en directies doorgaans denken. Vooral op langere termijn blijkt zittenblijven een negatief effect te hebben op de schoolse prestaties en de schoolloopbaan van zittenblijvers, tenzij zittenblijvers een ruim pakket aan extra ondersteuning krijgen en doorstromers niet. Verder blijkt dat zittenblijvers een negatieve invloed hebben op de schoolse prestaties van hun nieuwe, jongere, zwakst presterende klasgenoten, terwijl ze de schoolse prestaties van hun leeftijdsgenoten die in een hoger leerjaar zitten, blijkbaar niet (negatief) zouden beïnvloed hebben, mochten ze elk jaar samen met hen zijn overgegaan naar het volgende leerjaar.’ (p. 26)
Literatuur
Goos, M., Belfi, B., De Fraine, B., Van Damme, J., Onghena, P., & Petry, K. (2013). Effecten van zittenblijven in het basis- en secundair onderwijs in kaart gebracht: Een systematische literatuurstudie. Pedagogische studiën, 90(5), 17-30.
Reacties