Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Mijn inzicht uit Being in the World: ‘Wat laten we veel van ons menselijk potentieel, dat zo prachtig zichtbaar is in deze documentaire, liggen in het onderwijs!’

10 mei 2021

Hanke Drop bekeek de documentaire Being in the world niet één keer, maar wel vijf keer. En telkens was er weer iets nieuws. Haar bijdrage gaat over doorlaatbaarheid, ons vermogen om aangedaan, aangeraakt te worden. En mondt uit in een appel naar het onderwijs en de leraar voor de klas. ‘Want wat laten we veel van al ons menselijk potentieel, dat zo prachtig zichtbaar wordt gemaakt in de documentaire, liggen in het onderwijs! Als actoren in het leven staan, dat is wat we van heel jongs af aan kunnen en mogen en misschien ook echt als ‘mastery’ moeten ontwikkelen om te kunnen bijdragen aan deze wereld vol complexe vraagstukken.’

Alleen onder de trap van het Franse vakantiehuis was er een stukje witte muur waarop we de documentaire konden projecteren. Zodra mijn dochter in bed lag zetten we onze harde houten stoelen in bioscoopopstelling half onder die trap.

Het zal in de herfstvakantie van 2017 zijn geweest. Iko (Doeland) en ik hadden net onze eerste schreden gezet op het onderzoekspad naar het belang van belichaamde cognitie voor onderwijs. Iko had de documentaire Being in the world gevonden waarin allerlei aspecten van dit paradigma oplichten. Na deze voor mij (Iko bleek ‘m stiekem thuis al eens te hebben bekeken) eerste, meteen zeer indrukwekkende keer, volgden er zeker nog vier of vijf herhalingen. Want wat bleek: elke keer zag ik toch nog een nieuw gezicht en/of hoorde ik een toevoeging die nog niet eerder tot me was doorgedrongen. De enorme dichtheid en dynamiek van de documentaire maken dat je eigenlijk vaker móet kijken. En de mooie beelden en het plezier dat eruit spat, maken dat je dat ook wilt.

Van al het prachtigs over ‘in de wereld zijn’ dat in deze documentaire naar voren komt, springen er drie wezenlijke elementen voor mij uit. Ze zijn overigens ook sterk met elkaar verbonden. En ik zie allerlei aanknopingspunten erin voor onderwijs, daar zal ik kort iets over zeggen aan het einde van deze reflectie.

Het eerste belangrijke element dat uitgebreid aan de orde komt is het begrip responsiviteit. Responsiviteit is wat Gert Biesta in zijn boek “Door kunst onderwezen willen worden” (2017) ‘doorlaatbaarheid’ noemt: ons vermogen om aangedaan, aangeraakt te worden. Ik heb hier vaker over nagedacht en er weleens eerder iets over geschreven. Daarbij stelde ik me de vraag of responsiviteit nu juist voorafgaat, dan wel na nieuwsgierigheid komt, als opening naar de wereld en naar de Ander. Ik denk eigenlijk wel dat responsiviteit het fundament is, om dat waar je vervolgens nieuwsgierig naar kunt worden te kunnen waarnemen. “Om het leven zo betekenisvol te maken als maar mogelijk is, kun je leren om steeds beter responsief te zijn voor de betekenissen die onafhankelijk van jou in de wereld zijn”, betoogt filosoof Iain Thomson in de documentaire. Buiten jezelf liggen bijvoorbeeld natuurkrachten, ritmes, de weerstand van materie, uitreikingen van mensen of dieren – kortom allerlei ‘aanhaakbaarheden’ (om een term van Henk Oosterling te gebruiken) die in je nabije (sociale) omgeving zijn gelegen.

In de documentaire zie je dit heel precies in beeld gebracht: dat je steeds beter responsief kunt worden naarmate je meer en meer in iets opgaat. Dat gebeurt bij uitstek wanneer je zelf iets (jazz- of flamenco-muziek, een Japans huis, kostelijk eten, etc.) maakt. Je hoeft overigens echt geen kunstenaar of een ambachtelijke maker te zijn om ergens helemaal in op te gaan en op die manier je responsiviteit te cultiveren. Wij mensen kunnen dit allemaal.

In de documentaire wordt heel duidelijk dat wij onze menselijke lichamen en ons ‘belichaamd zijn’ nodig hebben om met onze zintuigen gewaar te worden en om tot maken te kunnen komen. Zelfs de gereedschappen of de instrumenten die we gebruiken om mee te maken, kunnen we zodanig incorporeren alsof zij verlengstukken zijn van ons lichaam. En wat ook heel duidelijk wordt in de documentaire is dat wij ons niet als individuen verhouden tot dat waar we in kunnen opgaan, maar dat we daarvoor steeds in relatie, in interactie treden: met andere mensen (in onze community), met het materiaal, met de voedingsmiddelen, etc. Wanneer onze responsiviteit groter wordt (in de documentaire wordt gesproken over ‘panoptic alertness’), dan betekent dat dat wij steeds meer raken afgestemd met die Ander(en) en met de materie, en dat ons in-de-wereld-zijn steeds rijker en betekenisvoller wordt.

Wanneer onze responsiviteit groter wordt, dan betekent dat dat wij steeds meer raken afgestemd met die Ander(en) en met de materie, en dat ons in-de-wereld-zijn steeds rijker en betekenisvoller wordt.''

Het diepgaand kunnen opgaan in iets, gebeurt vanzelf wanneer we het mooi en goed willen doen of maken. Wanneer “things matter to us”, of “when we give a damn”. In de documentaire wordt dit als typisch menselijk aangemerkt: de mens engageert zich (gaat in iets op) vanwege dat iemand of iets hem/haar aan het hart gaat.

Mensen zijn voelende wezens. Onze emoties (geraakt worden en dat gewaarworden) doen ertoe. Dat wat ons mensen drijft om iets te gaan doen, komt voort uit dat wat ons raakt. Ook om te komen tot wat ons drijft is ons lichaam (de zintuigelijke waarneming en het in beweging komen) dus heel erg van belang. Ook dit is niet zozeer een individualistische aangelegenheid. Iets wat jou raakt, raakt meestal meerdere en soms vele mensen. Zij komen hiervoor in beweging, “they step in as actors”, en willen op hun eigen, beste manier (mooi en goed) bijdragen. In de documentaire wordt dit een ‘collective act’ genoemd: the collective act of sustaining life bijvoorbeeld. 

Het menselijke ontwikkelingspad van in-de-wereld-zijn gaat dus volgens de docu om het enerzijds steeds verder cultiveren van responsiviteit en anderzijds om het steeds beter worden in het opgaan in iets wat ertoe doet en je daar steeds meer in bekwamen. Daar is ‘mastery’ van specifieke skills voor nodig (skillful coping geheten). Ook hierbij hebben we onze lichamen hard nodig. Naarmate je meer ‘mastery’ ontwikkelt, kun je steeds beter improviseren.

Deze documentaire is een enorme pleitbezorger van het ontwikkelen van dit vermogen tot improviseren, juist door te experimenteren en te ontdekken. Je ‘mastery’ ontwikkel je niet door regels en protocollen op te volgen. Leah, de kokkin uit de docu, haalt een prachtig citaat aan: “cooking is like religion: rules don’t no more make a cook, than sermons make a saint!” De regels op een gegeven moment achter je laten, dat geeft je het plezier! Door te gaan experimenteren en nieuwe dingen te ontdekken in de wereld, en nieuw gedrag te ontplooien, cultiveren we weer onze responsiviteit. En dat werkt, dat zagen we al, beide kanten op: we kunnen geen nieuwe dingen ontdekken als we onszelf niet kunnen openstellen voor dat nieuwe, onbekende. En daarmee zie je dat het een voortdurend voortrollende bal is, het ‘in de wereld zijn’.

Deze documentaire is een enorme pleitbezorger van het ontwikkelen van dit vermogen tot improviseren, juist door te experimenteren en te ontdekken. Je ‘mastery’ ontwikkel je niet door regels en protocollen op te volgen.''

Tijdens de intermezzo’s van de docu zie je een jonge vrouw jong-leren. Haar bewegingen zijn vloeiend en ze is volkomen afgestemd op de ballen, de kegels of de brandende fakkels. En ook op de kijker, het publiek! Ze lacht, ze speelt, ze geeft een voorstelling. In haar spel zie je misschien wel het beste mijn drie hier kort uitgewerkte punten terug: haar responsiviteit, the things that matter to her (ze gaat er helemaal in op; ze wil het goed en gracieus doen en houdt contact met haar publiek) en haar in hoge mate improviserende vermogen.

Wat laten we veel van al dit belichaamd-cognitieve potentieel, dat zo prachtig zichtbaar wordt in deze documentaire, liggen in onderwijs! Veel van onze menselijke skills blijven on(der)benut in het huidige standaard cognitieparadigma dat onder onderwijs ligt. Dat geldt voor vakmanschapsonderwijs, dat niet alleen in een vakmanschapsroute voor vmbo-leerlingen thuishoort, maar in alle onderwijssectoren, zo zou ik willen betogen. Het gaat namelijk om diep menselijke skills van iedereen! En ook los van de connotatie vanvakmanschap.

“Niet volgers, maar makers” schreven we ooit als motto boven een RAAK-subsidie-aanvraag die over (opleidings)onderwijs voor docenten ging. Als actoren (voor mij sterk Arendtiaans, én creërend en inventief bedoeld) in het leven en in je werk staan, dat is wat we van heel jongs af aan kunnen en mogen en misschien ook echt als ‘mastery’ moeten ontwikkelen om te kunnen bijdragen aan deze wereld vol zeer complexe vraagstukken. Daarvoor is het doorlaatbaar kunnen zijn om ‘af te kunnen stemmen’ en ‘in te kunnen stappen’ een wel heel erg cruciale kwaliteit. Een menselijke kwaliteit die we niet zozeer als individu ontwikkelen, en ook niet met rationele afstand over hoofden en materie heen, maar in de nabijheid die we hebben met onze omgeving en met onze communities.

Om te beginnen in onze, aan vele mogelijkheden rijke onderwijsomgevingen!

Hanke Drop is verbonden aan de Hogeschool Utrecht als docente en onderzoekster. En werkt daar in het lectoraat Organiseren van Waardig Werk en het lectoraat Normatieve Professionalisering. Ook is ze betrokken bij het HKU-lectoraat Kunst en professionalisering.

Being in the world, hoe is dat voor jou?

Op donderdagavond 20 mei biedt Hanke Drop met Rob van der Poel een online onderzoeksbijeenkomst aan n.a.v. de documentaire Being in the world. Deze activiteit is onderdeel van het Musework Live-festival van de HKU, dat van 17 t/m 21 mei plaatsvindt en waarvoor je nog steeds voor sessies kan aanmelden via deze link. Daar vind je ook meer informatie.

 

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief