Lucht, gebakken lucht en protocollen
8 maart 2019
'Sommige PowerPoints beginnen met woorden achter bullet points: naambordjes en ze eindigen met dank voor jullie aandacht en tot ziens. Daarmee worden niet alleen studenten gecontroleerd en gedisciplineerd, maar docenten ook, zou Foucault zeggen.' Vincent Duindam loopt door een universiteitsgebouw en het woord afgescheidenheid komt in hem op. Waar draait onderwijs nou eigenlijk om?
Onze dochters hebben op de vrijeschool gezeten, ouderavonden werden daar begonnen soms met het oproepen van een beeld, een situatieschets. Laat ik dat hier ook eens doen.
Buiten is het donker. Als ik een gebouw van de Universiteit Utrecht binnenloop, zie ik hier en daar al docenten zitten. De studenten zijn er nog niet. Ik zie een jonge docente zitten achter de computer. Een wit gezicht in het blauwe licht. Donkere ramen daarachter. Dan druppelen er ook wat studenten binnen. De docente is bezig met haar PowerPoint. Ze kijkt intensief naar het scherm.
De paar studenten zitten er wat onwennig - en sommige ook slaperig - bij. Smartphones worden gecheckt.
Het woord afgescheidenheid ('separateness') komt in me op. Afzonderlijke werelden. Straks gaan ze wel contact maken. Via de PowerPoint. Sommige PP’s beginnen met woorden achter bullet points: ‘naambordjes’ en ze eindigen met ‘dank voor jullie aandacht' en 'tot ziens'.
Is dat om niet te vergeten naambordjes te maken? Zouden we vergeten elkaar gedag te zeggen?
Is er geen houvast zonder PowerPoint? Of moeten we er een stevige controle op houden dat alle studenten dezelfde 'inhoud toegediend krijgen'? Daarmee worden niet alleen studenten gecontroleerd en gedisciplineerd, maar docenten ook, zou Foucault zeggen.
En gaan alle docenten hier wel op dezelfde manier mee om? Heb je die controle echt? Nu zeg je: die controle streef ik niet eens na – en ze mógen er ook elk met hun eigen manier mee omgaan. Akkoord.
Dan komen er toetsen, papers en tentamens. Met matrixen, matrijzen en rubrics. Op die manier kunnen we onze werkwijze verantwoorden ‘naar de visitatiecommissie toe’. Er is al veel over gezegd. Ik vat het zo samen: de perfecte boekhouding is nog geen garantie voor goed onderwijs. Soms is er een vak gegeven dat heel goed liep, de studenten zijn enthousiast en hebben veel geleerd.
Het is dan natuurlijk realistisch om tentamens, papers, et cetera te bewaren. Met een globale antwoordsleutel, commentaar in de marges, enzovoorts. Maar moet er echt een ‘parallelle boekhouding’ zijn met protocollen en paperassen? Is zo’n strategie in wezen niet gebaseerd op angst, gebrek aan vertrouwen in zichzelf, de eigen staf?
Maar wat is dan eigenlijk goed onderwijs? Sommige mensen denken dat het makkelijker is om te zeggen wat (goed) onderwijs niet is. Ik hoor regelmatig iemand zeggen: ‘onderwijs is geen amusement’. Dat lijkt me een vergissing. Goed onderwijs is wel degelijk amusement.
Of het nu een college is of een werkgroep, je wilt de studenten toch op het puntje van hun stoel hebben. En er moet gelachen kunnen worden. Je wilt dat de stof ze raakt. Of het nu methodenonderwijs is, of een meer inhoudelijk vak. En als jij enthousiast bent, kun je dat heel vaak overbrengen. Het is aanstekelijk. Docent en leerling kunnen samen zelfs in ‘flow’ zijn. Een paar eerstejaars Algemene Sociale Wetenschappen hebben dat in hun eigen Leeronderzoek al kunnen laten zien.
Uiteindelijk gaat het om ruimte, openheid en ontmoeting. En de vraag is: wordt deze ontmoeting echt gestimuleerd door protocollen, PowerPoints, vaste ideeën, scoreformulieren, et cetera?
Of is dat eigenlijk een soort windhandel?
Vincent Duindam is psycholoog, publicist en docent op de Universiteit Utrecht.
Reacties