‘Loslaten is spelen met ruimte en verantwoordelijkheid, de verbinding blijft!’
25 mei 2018
In de NIVOZ-opleidingen baseren we ons begeleidende werk onder meer op Theorie U. Daarin is het loslaten van je eigen overtuigingen en oordelen een belangrijke sleutel. Loslaten vraagt moed: een open hart, een open wil, een open mind, zoals Otto Scharmer het zegt. Maar het is vooral zaak om cynisme en eigen angsten te overstijgen. Anniek Verhagen – docent bij NIVOZ - schreef er een blog over. Na verschillende ervaringen in het traject.
‘Loslaten?
Nee, dat kan niet!
Ik word betaald om hem verder te helpen en ervoor te zorgen dat hij het haalt, dat is mijn werk!’
Ik luister naar de reactie van een leraar in het traject Pedagogische Tact. Ze werkt in het vso en we hebben het over een leerling die niets doet en wil. Als het zo doorgaat, kan hij geen vervolgopleiding doen. Dus is ze keihard aan het werk om hem in beweging te krijgen. Deze leerling gaat alleen aan het werk als zij letterlijk naast hem gaat zitten, meent ze. ‘Dus dat doe ik zo vaak mogelijk. Twee keer per week heb ik gesprekken met hem over zijn voortgang. Soms is zijn moeder erbij. Maar ja, moeder krijgt thuis ook niets voor elkaar met hem.’
Ze gunt het deze jongen, zij gaat ervoor zorgen dat hij het gaat halen! De suggestie in het traject om hem los te laten, hem zijn eigen pad te laten kiezen, wordt met afschuw ontvangen. Het roept direct bezwaren op: ‘Iedereen doet zijn best voor hem. Hoe leg ik het uit, aan collega’s, aan zijn moeder? Zij verwachten ook van mij dat ik dit doe.’
Terugkerend thema
De suggestie om ruimte te creëren, ‘los te laten’, roept weerstand op, het roept vragen op, en vooral onzekerheid: want je weet niet wat er dan gebeurt. Daarmee is loslaten een terugkerend thema in een traject PT. Daar waar het spannend wordt met leerlingen - waar de neiging is om de situatie ‘onder controle’ te houden - wordt vaak gezocht naar oplossingen om het (nog) meer ‘vast te houden’. Dit leidt regelmatig tot frustratie en spanning. Bij de leraar zelf en in de relatie tussen leerling en leraar.
Loslaten gaat niet over het loslaten van de jongen, over het verbreken van het contact of de verbinding. Het gaat over loslaten van het patroon om deze jongen steeds achter zijn broek aan te zitten, hem aan het werk te zetten, ernaast gaan zitten en te blijven ‘motiveren’. Loslaten van patronen die beide spelers ‘vastzetten’ in de omgang met elkaar. Loslaten gaat zelden over de leerlingen en hun gedrag. Het gaat vaak over de leraar en zijn ideeën en verwachtingen over de ander en zichzelf; over hoe ‘het hoort.
Doodmoe
Een leraar van een ‘drukke’ groep 7 vertelt dat ze continu alles in de gaten moet houden in de klas. De hele dag zorgen dat iedereen erbij is, dat er niks geks gebeurt. Ze is doodmoe na een week werken. Ze geeft een voorbeeld. ‘Ik ga een keer verven met de klas. Dat werd een chaos: bekertjes water over de grond, verf op de tafels, en ook nog een jongen die zijn handen beschilderde. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?! Dat was dus de laatste keer. Het gevolg? Alle ‘leuke’ activiteiten waar het mis kan gaan, komen steeds minder aan bod in deze klas.
Na een ervaringsreconstructie (intervisie in traject Pedagogische Tact) wordt de vraag gesteld: wat is er op zulke momenten echt belangrijk? Hoe erg is het als die jongen zijn handen beschildert? Ze trekt een conclusie: ‘Dit gaat meer over mij dan over hen. Ik kan echt keuzes gaan maken in waar ik wel en waar ik niet op in ga. In wat ik echt belangrijk vind. Bij al die andere dingen kan ik mijn verwachtingen bijstellen.’
Niet één kind hetzelfde
Loslaten gaat ook niet over één leerling helemaal zijn eigen gang laten gaan. Het gaat wel over het onderzoek waar deze leerling net wat meer ruimte nodig heeft dan een ander. In een klas waar iedereen anders is, kan het niet zo zijn dat iedereen hetzelfde behandeld wordt. Kinderen begrijpen dat heel goed als je dit zichtbaar en bespreekbaar maakt.
Leerlingen zitten op school om te leren, rekenen en taal, maar ook om te leren hoe ze dit moeten doen, hoe ze zich kunnen gedragen in een klas vol leeftijdgenoten. Soms lijkt het wel of leerlingen wel met de stof mogen oefenen, maar niet met al die andere vaardigheden.
Eigenaarschap
Op een van de scholen die ik begeleid, zijn ze aan het experimenteren met meer ruimte en eigenaarschap voor leerlingen zelf. Steeds vaker werken leerlingen in groepjes zelfstandig op de gang. Een spannende ervaring voor de leraren, hoewel het eigenlijk heel goed gaat. Een leraar vertelt dat ze met haar drukke groep de stap ook wil zetten, maar alleen met leerlingen die het aankunnen. Maar wie bepaalt dat? Waar is de oefenruimte voor de leerlingen die het nog niet kunnen? Bijvoorbeeld voor dat ene jongetje waar zij het zo moeilijk mee heeft? Na een mooi gesprek is ze er voor zichzelf uit: ‘Dan loop ik elke 5 minuten wel even langs, om te kijken of het nog goed gaat.’
Het gesprek is dus nog niet klaar, wat heeft deze leraar nodig om vertrouwen en verantwoordelijkheid te geven, ook aan deze jongen? Hoe kan ze daadwerkelijk oefenruimte creëren voor hem, en samen met hem bepalen wat ‘goed gaan’ is. En als het dan niet goed is gegaan, mag hij het dan nog een keer proberen? Dit vraagt loslaten op een manier die voor haar spannend is, maar nog wel goed voelt, bijstellen waar nodig (welke verantwoordelijkheid kan het kind al dragen?) en genieten van de momenten dat het hem wel lukt.
Ouders
Soms gebeurt het ook dat leraren een leerling loslaten, omdat ouders andere inzichten en gewoonten hebben dan de school. Wat moet je met een leerling die thuis te horen krijgt dat hij ‘mag terugslaan’ en dit dus ook op school doet? Of wat doe je als ouders thuis zeggen dat ze het op school helemaal verkeerd doen en de leerling in de klas totaal zijn eigen gang gaat en niets doet?
Hoe lastig ook, dit zijn situaties waar loslaten niet tot iets nieuws leidt, maar tot verwijdering. De boodschap van ouders kun je niet veranderen, je kunt er wel wat naast zetten. Daar ligt dus de opdracht en de uitdaging. Daardoor kan de leerling uiteindelijk zelf kiezen. Misschien nog niet in de periode dat hij op school zit, maar wel daarna.
Een voorbeeld: tijdens een ouderavond vertelt een vader dat zijn zoon terug mag slaan als er gepest wordt. ‘En dat is ook wel eens nodig hier op school.’ Ik zie een aantal leerkrachten zuchten en denken: moeten we ouders nu ook nog opvoeden!? Maar een ander reageert en neemt het woord: ‘Dit is uw opvatting, de school wil hier graag anders mee omgaan. We hopen uw kind te leren dat hij uiteindelijk een keuze heeft, dat terugslaan niet de enige manier is. Dus willen we hem als school wat anders meegeven.’ De moeder van deze jongen veert vervolgens op: ‘Grappig dat jullie dit zeggen, want eigenlijk heeft hij dit laatst al gedaan. Er was iets vervelends gebeurd op het schoolplein en mijn man zei dat hij de volgende keer iets terug mocht doen. Hij zei toen: nee hoor, we hebben het al anders opgelost, er is over gepraat in de klas, dus ik denk niet dat het zo snel nog een keer gebeurd. Hij durfde dankzij de ervaringen die hij op school had opgedaan, aan te geven dat hij het ook anders wilde doen.’
Anniek Verhagen is docent bij stichting NIVOZ, waar zij het traject Pedagogische Tact begeleidt.
Meer over Theorie U en het werk van Otto Scharmer:
Lees dit artikel: Otto Scharmer, Theorie U en een dieper bewustzijn: 'Open geest, open hart, open wil'
Reacties