Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Leraar in ontwikkeling

17 januari 2018

Baltus van Laatum betrok collega’s, een coach én zijn leerlingen toen dingen stroef begonnen te lopen. Baltus vertelt over zijn zoektocht van de afgelopen jaren. ‘Ik was niet geduldig, luisterde niet goed naar de leerlingen en zorgde niet voldoende voor een goede sfeer in de les. Terwijl juist die competenties belangrijk voor mij zijn.’

Het is halverwege februari 2015 Mijn telefoon gaat. Het is een docent van het NIVOZ. Vorig schooljaar was hij mijn docent tijdens het traject Pedagogische Tact. Het is een tijd geleden dat we elkaar hebben gesproken en hij vraagt hoe het met mij gaat. Het gaat goed, heel goed. In het bijzonder met mij en de relatie met de leerlingen.

Dat was twee jaar eerder anders. De leerlingenenquête van kwaliteitsscholen gaf toen aan dat ik onder het landelijk gemiddelde scoorde op het gebied van pedagogisch- en interpersoonlijk competenties. Ik had weinig geduld, luisterde niet goed naar de leerlingen en zorgde niet voldoende voor een goede sfeer in de les. Terwijl juist die competenties belangrijk voor mij zijn. Was ik in 2003 niet het onderwijs in gegaan om leerlingen iets meer over zichzelf te laten leren? Juist op dat terrein leek ik te falen.

Tegenstelling

Nu had ik al een driedaagse workshop gevolgd bij de oprichters van ‘Over de Streep’.  Stelde ik me ook vaak kwetsbaar op door mijn levensverhaal met de leerlingen te delen en ze uit te nodigen hetzelfde te doen. Dit deed ik dan aan het begin van het schooljaar en dat leverde ook mooie momenten op waarbij er tussen de leerlingen een grote mate van verbondenheid ontstond. Veel leerlingen lieten weten dat ze dat in mij waardeerden.

Maar bij mijn reguliere lessen natuurkunde ging het anders, werd ik als het ware een ander persoon. Tijdens mijn lessen moest er vooral gewerkt worden. Daar was ik vooral sturend en weinig samen met de leerlingen, op zoek naar wat zij nodig hadden, om zich de stof eigen te maken.

Dat jaar kwam ik via de manifestatie Leraren met lef in Amsterdam en een korte zoektocht via internet uit bij het NIVOZ. Ik las op de website, onder meer over het boek Pedagogische tact. Dat draagt als ondertitel: op het goede moment het juiste doen, óók in de ogen van de leerling. Het boek inspireerde me. Het boek en het gelijknamige traject zetten aan ‘tot een grotere bewustwording van je denken en voelen, om daardoor beter in te kunnen leven en contact te maken met de leerling.’

Kan ik het wel?

Mijzelf vervolgens opgeven voor het traject Pedagogische Tact vond ik spannend. Wat als uit mijn deelname aan het traject zou blijken, dat ik niet geschikt ben om onderwijs te geven? Toch vroeg ik aan het begin van het schooljaar 2013-2014 mijn werkgever om toestemming voor deelname. De bijeenkomsten zijn overdag, maar gelukkig begeleidde ik een stagiair. Hij kon mijn lessen op deze trajectdagen overnemen.

Tijdens de eerste bijeenkomst werd een vraag gesteld: Wat voor docent wil ik zijn en wat weerhoudt mij die docent te zijn? Pedagogische tact vraagt een open houding, verantwoording nemen voor het eigen handelen, een kritische zelfreflectie, zelfvertrouwen en vertrouwen in de leerling. Ik leerde naar mezelf te kijken als een instrument en leerde vertrouwen te hebben in mijn eigen intuïtie en te accepteren het soms ook niet te weten. Vooral vertrouwen leren hebben dat er zich iets waardevols aandient, wanneer je de controle (deels) laat varen, vond ik spannend. Maar het levert veel op. Luc Stevens die optrad gastdocent - maakte een diepe indruk op mij. Hij zegt dat je hulp moet inroepen wanneer je je door je emoties laat leiden. Ten alle tijden moet je zorgen voor een open geest, open wil en open hart.

Coach

Ondanks dat ik meedeed aan het traject waren de resultaten van de leerlingenenquête die in januari 2014 werden afgenomen, ronduit slecht. De directie dringt bij mij aan een coach in de arm te nemen. In eerste instantie weiger ik en geef ik aan dat wanneer ik een coach moet nemen, ik iemand van het NIVOZ wil. De directie wil dat ik een coach neem die verbonden is aan de school. Ik stem uiteindelijk in en ga in gesprek.

De eerste gesprekken geven hoop en vertrouwen. Ik stel me open op en de coach geeft aan dat wat ik inbreng uit het traject pedagogische tact, mee te willen nemen in het coachingstraject. De coach geeft aan dat ze om de week een les bezoekt en de week daarop die nabespreekt. Ik mis de vraag of dat past in mijn manier van werken, maar ik benoem dit niet.

Hulp van de leerlingen

Ondertussen ga ik met een aantal klassen in gesprek over de leerlingenenquêtes. Ik vertel ze dat mijn leerlingenenquête slecht is en dat daaruit blijkt dat ik ongeduldig ben. Zij zeggen dat het wel meevalt en dat het ook te maken heeft met het feit dat het vak natuurkunde moeilijk is. Zij kennen docenten die nog veel ongeduldiger zijn. Ze vragen me of ik ontslagen wordt, want dan ‘willen ze dat wel even rechtzetten.’ Ik geef aan dat het nog lang niet zover is en bedank ze voor de aangeboden hulp.

Na een goede start met mijn coach ontstaat er langzaam toch een verwijdering. De feedback is vooral gericht op wat ik anders moet doen. Ik ben er klaar mee, merk ik, wanneer ze zegt dat ik de regel over mobiele telefoons beter moet handhaven. ‘Binnen school zijn er echter meerdere regels,’ geef ik aan, ‘die door verschillende docenten ook verschillend worden geïnterpreteerd. Ik ben juist een docent die al die regels strikt naleeft en dat is nu juist waarom ik vaak ongeduldig reageer.’

Moeten versus willen

Een essentiële vraag voor mij is veel meer waar ‘dat strikt naleven van regels’ vandaan komt, en hoe ik daar beter mee omga. Voor mij is het duidelijk dat ik niet wil doorgaan met deze coach, maar ik zeg niets. Ondertussen rond ik in juni 2014 het traject Pedagogische Tact af. Ik houd een presentatie waar ik meer van mezelf laat zien. Tijdens de presentatie ga ik stamelen en word ik emotioneel. De feedback op de presentatie geeft gelukkig vertrouwen.

Aan het eind van het schooljaar geeft de coach aan dat het verstandig is om begin volgend schooljaar de coaching nog enige tijd te continueren. Ik zeg dat ik daar nog even over moet nadenken, maar tegen mijn rector zeg ik dat ik er niet mee door wil gaan. Hij zegt dat ik ook een andere coach kan nemen. Bijvoorbeeld een coach die video-opnames maakt van mij en mijn lessen. Waarna aan de hand van de beelden de lessen en mijn gedrag worden nabesproken. Ik hoor het aan en heb er zo mijn eigen gedachten bij.

Rust en geduld

Ik heb dan al contact gehad met Roland Schut met de vraag of híj mij niet wil coachen. Na de grote vakantie bereid ik me mentaal voor op een andere aanpak. Ik besluit geen stagiair te begeleiden, zodat ik me volledig kan richten op mijn relatie met de leerlingen. Ik neem tijdens de lessen vervolgens meer de leiding, maar veel meer in samenspraak met de leerlingen en bespreek elke keer weer wat ik wil gaan doen en waarom. Mijn pedagogisch statement is dat ik  nooit meer ongeduldig en geïrriteerd reageer en dat dat belangrijker is dan het naleven van de regels.

Na een paar weken merk ik dat het werkt. Ik ervaar een innerlijke rust en een grotere verbondenheid met de leerlingen. Een moeilijke klas is 3G1. Veel docenten hebben moeite met deze klas, maar ik ben in staat een band met ze te creëren. Ik vertel ze over mijn slechte leerlingenenquête en wat mijn voornemens zijn.

Ik geef bij de rector aan dat het goed gaat. Hij zegt dat hij een gesprek met mij en de coach wil. Voor de herfstvakantie volgen twee gesprekken die moeilijk verlopen. Ik moet nu aangeven – bedenk ik me - waarom ik niet verder wil met deze coach en wat ik dan wil. Dit gaat me moeilijk af. Zeggen wat je te zeggen hebt en tegelijk de verbinding met de ander houden. In het gesprek word ik op sommige momenten emotioneel, voel me niet gesteund, wat ons contact op dat moment niet ten goede komt en onze relatie onder druk zet.

Trouw aan mezelf

Daarna word ik gevraagd een evaluatie te schrijven. In de evaluatie geef ik aan de hand van enkele concrete voorvallen aan het vertrouwen in de coach te hebben verloren en niet verder te kunnen. Het gesprek dat daarop volgt is de grootste uitdaging. Ik voel een enorme druk om wel door te gaan met wat de school voorstelt. Ik twijfel, maar voel ook dat ik nu moet staan voor wat ik denk, voel en geloof in dat wat het beste voor mij is. Dit raakt iets wezenlijks in mij, omdat ik geneigd ben te volgen en te denken dat zij het beter weten en het beste met me voor hebben. Nu moet ik mijn eigen gevoel en gedachten trouw blijven.

Wanneer ik thuis over de situatie op school praat, geef ik aan het niet te begrijpen. Tussen mij en de leerlingen gaat het goed en ondertussen heb ik het gevoel een strijd te voeren met de rector. Wat gaat hier mis? Waarom kom ik in de gesprekken met de rector in zo’n strijd? Ken ik zijn intenties eigenlijk wel? Is het mijn eigen angst om mezelf te verliezen? En moet ik niet eerder aan de bel trekken als zich iets voordoet?

Coachalternatief

Eenmaal in het gesprek zelf zeg ik een coachalternatief te hebben. Daar wil de rector alleen mee instemmen, wanneer ik een brief teken waarin staat dat ik ontslag zal nemen wanneer dat alternatief niet resulteert in een verbeterde leerlingenenquête. Ik vraag de rector niet de leerlingenenquête te gebruiken als referentie, maar in gesprek te gaan met de leerlingen zelf. Roland Schut breng ik op de hoogte van mijn vorderingen en hij brengt me in contact met zijn collega Martijn Galjé die de daadwerkelijke coaching gaat doen. Hij vraagt me mijn leervragen te formuleren.

We zitten nu eind oktober en ondertussen merk ik dat het tussen mij en de klassen steeds beter gaat. Klas 3G1 laat me weten dat ze mij bij hun mentor hebben genoemd als een docent die het wel goed met ze kan vinden. Ze noemen onder ander de vaste plattegrond waarmee we werken en de start van de lessen. Het geeft me veel vertrouwen. Ook in de andere klassen is er steeds meer sprake van gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor de lessen én het leren.

Ik krijg de indruk dat de rector dit soort goede berichten niet ontvangt. Dat blijkt – zo laat hij mij in een later stadium weten – echter wel zo te zijn. Maar ik krijg het niet direct van hem te horen.

Brief ondertekenen?

Ik zoek steun bij enkele collega’s en neem hen in vertrouwen. Nogmaals nodigt de rector me uit voor een gesprek om nog een keer de inhoud van de brief door te nemen. Ik adviseer hem eerst contact op te nemen met Martijn Galjé. Dat doet hij, hetgeen ik zeer waardeer. Martijn gaat op de uitnodiging in onder de voorwaarde dat ook ik bij het gesprek aanwezig ben. Dit gesprek vindt half december plaats. De rector wil in mij blijven investeren, zegt hij. Omdat ik veel vertrouwen heb in het coachingstraject en ernaar uit kijk daarmee te kunnen starten, teken ik.

De afspraak is dat in april 2015 een substantiële verbetering zichtbaar zal zijn, zowel interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk als didactisch. De beoordeling zal plaatsvinden door lesobservaties en op grond van een competentiewaardering door leerlingen. Als anders blijkt, zijn de rector en ik het erover eens dat het geen zin meer heeft het dienstverband voort te zetten.

Boven landelijk gemiddelde

Het eerste gesprek met Martijn is in januari. In diezelfde week worden de leerlingenenquêtes afgenomen. Die blijken een maand later veel beter te zijn dan iedereen om mij heen - en eigenlijk ook ik - had verwacht. Mijn gemiddelde score voor pedagogisch– en interpersoonlijk competentie ligt ver boven het landelijk gemiddelde - en dat terwijl het eigenlijke coachingstraject nog moet beginnen!

De rector feliciteert me met het behaalde resultaat. Wanneer ik de resultaten met de klassen bespreek en zeg dat ik nu mag blijven, gaat er in sommige klassen gejuich op. Ik bedank de leerlingen voor hun vertrouwen en steun. Na aanvankelijk een goed gevoel en tevredenheid merk ik dat het afgelopen half jaar me veel energie heeft gekost. Tijdens de voorjaarsvakantie word ik ziek en neem ik verschijnselen van oververmoeidheid waar.

Toch kijk ik niet met wrok om. Het was een leerzaam half jaar waar ik nog meer heb geleerd mijn relatie met de leerling boven alles te stellen. Door de gesprekken met Martijn ben ik nog meer open naar de leerlingen en ben ik in staat nog meer met ze te delen. Ik realiseer me dat ik daar scherp op moet blijven, juist nu.

Openheid en vragen

In de evaluatie met de rector geef ik aan het gewaardeerd te hebben dat hij duidelijk was welke norm gehaald moest worden. Dat hielp mij te focussen op dat wat ik wilde realiseren. Wat ik miste waren vragen. Vragen over waar ik was in mijn ontwikkeling en wat ik nodig had om die ontwikkeling op gang te houden. De rector geeft aan dergelijke vragen te hebben gesteld, maar waarom hoorde ik ze dan niet?

Ik kom tot de conclusie dat ik in oktober - tijdens de gesprekken - niet goed bij mezelf bleef, stress ervoer en niet meer open stond voor de ander. Maar ik ben ook trots. Op mezelf en de rector, op ons. Ondanks de moeilijke omstandigheden die we onbewust creëerden, zijn we met elkaar in contact gekomen en gebleven. Is er beweging ontstaan. Samen trekken we de conclusie dat dit proces misschien al eerder in gang gebracht had kunnen worden. Als de rector me misschien eerder voor het blok had gezet, als we dichter bij elkaar hadden gestaan.

Het is medio februari wanneer de telefoon gaat. Het is Roland Schut van het NIVOZ. Hij vraagt, hoe het met mij gaat. Het gaat goed, heel goed  in het bijzonder met mij en de relatie met de leerlingen. Hij zegt dat hij blij voor mij is dat het zo goed met me gaat. Hij vraagt me een artikeltje te schrijven over het afgelopen half jaar en wat ik daarin ben tegengekomen.

Het werkt, zijn positieve benadering en aandacht op juiste moment.

Baltus van Laatum is docent natuurkunde op Openschoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam Zuid-Oost. Ten tijde van dit verhaal werkte hij op een andere school.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief