Leerlinge Anne schrijft: 'Meneer Tom, zou u minder grapjes willen maken onder werktijd?'
25 maart 2017
Op woensdagmiddag treft leerkracht Tom Pellis een briefje in zijn la. Het gebeurt vaker dat een kind op die manier iets vraagt - en meestal kan hij die vragen makkelijk beantwoorden. Maar dit keer niet: Anne wil dat haar onderwijzer minder grappen maakt. En laat hij dat nou net zien als een van zijn sterke punten. Tom Pellis over 'het kind als antwoord', ook op vragen die je niet stelde.
“Meneer Tom. Ik vind dat er in de klas veel te veel gelachen word. Mede door uw grapjes. Soms zijn uw grapjes iritant. Bv. onder werktijd. Zou u minder grapjes willen maken onder werktijd. gr. Anne.”
Als ik op woensdagmiddag mijn lege lokaal inloop en mijn bureaulade open om een pen te pakken, vind ik een dichtgevouwen briefje. Zo’n briefje vind ik wel vaker. Toen een leerling een keer het voorstel deed voor deze la-briefjes, viel dat idee in goede aarde bij de meeste klasgenoten en nu is het een staande afspraak tussen de kinderen en mij: wanneer iemand iets kwijt wil, maar het niet meteen wil “zeggen”, mag het per mail of via een briefje in mijn la.
Vaak tref ik op de briefjes problemen of vragen, die voor een kind reusachtig lijken, maar die voor een volwassene gemakkelijk van een antwoord te voorzien zijn. Op die dagen ben ik blij dat ik een leerling een stapje verder kan helpen in het groter worden. Maar vandaag ligt er een verzoek waarover ik even mag nadenken.
Als ik het bericht van Anne gelezen heb, ervaar ik bijna gelijktijdig twee reacties. Het allereerste dat in me opwelt is verzet. Een heel primaire en lichamelijke respons: ik voel me in mijn kuif gepikt en wil me verdedigen. Meteen daarna komt een andere, wat bedachtzamere reactie, die me vraagt even stil te staan en te kijken vanuit het perspectief van de ander. Gaandeweg mijn jaren voor de klas ben ik dat tweede soort reactie eerder gaan herkennen, meer op waarde gaan schatten en lukt het me ook steeds vaker er direct naar te handelen. Als ik iets mijn pedagogische tact zou moeten noemen, is het dit: die door ervaring gegroeide en steeds luider geworden “tweede stem”, en hoe die stem me meteen influistert wat mijn volgende stap zou moeten zijn.
Dit keer is het een vrije woensdagmiddag en hoef ik niet meteen te reageren. Anne en de anderen zijn naar huis. Alsof iemand de pauzetoets van de dvd-speler heeft ingedrukt en vraagt: "leraar, wat zou jij nu doen?" Terwijl ik opruim en voorbereidingen tref voor morgen, laat ik mijn gedachten de vrije loop.
Mijn enthousiaste aanwezigheid en mijn grappen heb ik altijd gezien als kwaliteiten van mijn onderwijs. Iets waar ik trots op ben. Iets wat iedereen toch leuk vindt. Ik houd ervan een vrolijke sfeer in de klas neer te zetten. Met een extra dosis endorfine in het bloed werk je immers ontspannen en gaan je hersenen weer actief open voor nieuwe prikkels. Een goede sfeer is van vele zaken afhankelijk, maar humor hoort daar absoluut bij. Tegelijk wil ik uitgaan van ieder individu in de klas en weet ik dat ieder kind anders is. Ik hanteer graag sociocratische werkvormen, waarbij ik kinderen meer dan regelmatig laat meedenken over het samen vormgeven van ons klassenklimaat. De pijn zit hem erin dat Anne me aanspreekt op iets wat ik zie als een persoonlijke kwaliteit. En dat mijn waarheid blijkbaar niet altijd ieders waarheid is. Wat ik tenslotte ook voel is trots – trots dat we met elkaar een sfeer hebben, waarin Anne de vrijheid voelt dit tegen me te zeggen.
Wanneer de volgende ochtend iedereen aan het lezen is, spreek ik Anne aan, bedank haar voor haar briefje en zeg dat ik graag rekening met haar wil houden. “Als het werktijd is en we zijn allemaal bezig met onze zelfgeplande taken, zal ik minder grapjes maken. Ik weet niet of ik het helemaal kan laten, maar ik zal het enorm verminderen”, beloof ik. Anne is zichtbaar blij dat ik haar verzoek zo serieus genomen heb. Zij is aan zet: “Je mag wel grapjes maken, meneer. Jij kan toch niet stoppen. Maar het is voor mij dan moeilijker concentreren.” Tja, plan je werktijd met je klas, dan moet je de kinderen ook de kans geven te werken.
Een tijd later, tijdens een intervisie waarvan gefilmde interactie in de klas een belangrijk onderdeel uitmaakt, zie ik mezelf terug – druk pratend, aanwezig, soms de kalme momenten te veel invullend. Als pedagogisch arts heeft Anne een loepzuivere diagnose gesteld. Ik besef weer eens hoe je krachten ook je zwaktes zijn en hoe het kind écht zien niet stopt bij een sociocratische werkvorm: ik stelde niet eens een vraag en kreeg toch antwoord van een van mijn kinderen.
Tom Pellis
i.s.m. Geert Bors, redactie hetkind
Tom Pellis werkte ten tijde van deze column als leerkracht en directielid op basisschool De Stuifhoek in Made. Inmiddels is hij directeur van Nutsbasisschool Teteringen.
Reacties