Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Kawama in Purmerend: De kracht van contact

26 februari 2014

‘Je mag overal binnenlopen, ze weten er van’, zegt directeur Herre van de Waerdt. Hierdoor aangemoedigd loop ik even later een willekeurige groep 1/2 binnen en word ontvangen als een lang verwachte gast. ‘Kijk’, roept de juf enthousiast tegen de leerlingen in de kring ‘dát is nou Merlijn, die komt kijken vandaag’. Er gaan meteen een paar vingers de lucht in: ‘wat gaat u schrijven, maakt u ook foto’s, waar kunnen wij die bekijken?’. Het blijkt typerend voor oecumenische basisschool Kawama in Purmerend: er is contact en er is interesse.

De leerlingen van Kawama zijn opvallend open en voelen zich vrij mij aan te spreken. Ik loop groep 7 binnen. Een stuk of vijftien leerlingen zitten te werken, te kletsen en achter de computer. Met mijn ogen zoek ik de juf om mij voor te stellen en tegelijkertijd vraag ik me af wat voor les er bezig is. En weer nemen de leerlingen het initiatief. ‘Bent u die mevrouw die komt kijken? We hebben nu pauze maar vanwege het weer mochten we kiezen of we binnen wilden blijven of naar buiten. Om 11 uur beginnen we weer’. Ik denk terug aan die keren dat ik een school binnenkwam en de eerste drie volwassenen mij voorbij liepen zonder te vragen voor wie ik kwam. Hier nemen zelfs de leerlingen de verantwoordelijkheid om mij te ontvangen.

Na de pauze merk ik dat de leerlingen zich net zo vrij voelen ten opzichte van hun leraar. Ze komen met informatie en ideeën, ook als hen niets gevraagd wordt. ‘Juf krijgen we nu onze taaltoets dan hebben we dat tenminste gehad’, roept een jongen als ze binnenkomen van het buitenspelen. Deze leerlingen rekenen er op dat hun leerkracht hun suggesties en vragen serieus nemen. Annemiek Franse (onderbouwmanager) noemt het ‘de bereidheid van leraren om zich in te leven in wat een kind beweegt’.

Zoals in elke EGO-school nemen welbevinden en betrokkenheid een belangrijke plaats in. Regelmatig worden deze voor alle kinderen gescoord met een instrument. Maar wezenlijker nog is de hele dag door met deze ogen naar de kinderen te kijken. Om de zoveel tijd moet je van elke leerling weten hoe hij of zij er voor staat. Maakt de leerling het goed, is hij of zij nog betrokken en gemotiveerd, zijn er nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden? Is dat niet het geval dan wordt er gezocht naar een manier om dat te veranderen.

Een voorbeeld. De leerkracht van groep 3/4 voelde zich niet goed bij het projectwerk. Er was gebrek aan betrokkenheid bij de leerlingen, zij deden in haar ogen maar wat. In overleg besloot ze daarom het ‘sporen beleid’ toe te passen, maar dan aangestuurd door de leerlingen. Werken met sporen houdt in dat leerlingen worden ingedeeld naar de mate waarin zij behoefte hebben aan sturing en hulp bij het werk. In groep 3/4 mogen de kinderen tijdens projectwerk nu zelf bepalen welk spoor ze willen. De betrokkenheid keerde al snel terug bij zowel de leerlingen als de leerkracht. Dat daarvoor bestaande structuren en afspraken doorbroken moesten worden, vindt niemand erg.

Een andere belangrijke pijler van het EGO onderwijs is het ingaan op initiatieven van leerlingen. Komen kinderen met een idee dan is de standaard reactie ‘ja’. De consequenties en uitvoering worden vervolgens gezien als gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zo kwamen dit schooljaar twee leerlingen uit groep 7 met het idee om een leerlingenraad op te richten. Jan Meirmans (bovenbouwmanager) had de vorige leerlingenraad net opgeheven, omdat die niet goed liep en stond niet te springen om meteen weer opnieuw te beginnen. Toch stuurde hij de leerlingen niet weg met de mededeling ‘dat hebben we al gedaan’, maar hij vroeg door wat de leerlingen van plan waren. Uiteindelijk hebben de meiden een ‘e-mail ideeënbus’ in het leven geroepen. Zij stuurden alle leerlingen een brief waarna de ideeën binnenstroomden: bijvoorbeeld dat de wc’s schoner moeten en er waren enkele leerlingen die een voedselbank wilden oprichten. De leerlingen van de ideeënbus beoordelen en begeleiden vervolgen in overleg met de directie de binnengekomen ideeën.

Naast de open communicatie valt bij Kawama de motivatie en betrokkenheid van leerlingen op, met name bij het projectwerk.

Ik word uitgenodigd een presentatie bij te wonen over een project van twee meisjes uit groep 5 over de tandarts. Ik moet toegeven, niet mijn meest favoriete onderwerp. Ik krijg doorgaans al een onbestemd gevoel in mijn buik bij het horen van een boor in de verte. Ik zit dus met gemengde gevoelens klaar voor de Powerpoint waarin natuurlijk volop plaatjes gebruikt zijn. Het blijkt dat de meisjes zich met ongehinderde nieuwsgierigheid en fascinatie in het onderwerp hebben gestort. Ze bespreken de instrumenten, verschillende verdovingstechnieken, angstbehandeling en oorzaken van tandbederf. ‘Je hoeft niet bang te worden van dit project hoor, want er zijn juist allerlei manieren om te zorgen dat het niet pijn doet’, zeggen de meisjes. Die woorden zijn voor mij bedoeld. Maar ik merk dat de fascinatie van deze meisjes voor het onderwerp en het informatieve karakter van hun presentatie maken dat de spanning afneemt en ik het onderwerp als interessant kan zien. Ik wil dat bij de vragenronde tegen hen zeggen maar een klasgenoot is me voor: ‘Jullie hadden goede informatie en dat helpt voor kinderen die de tandarts spannend vinden’.


De presentatie, de vragenronde en de evaluatie duren ruim een half uur. Al die tijd zijn alle 25 leerlingen betrokken en komt de leerkracht er nauwelijks aan te pas. Herre zegt dat de leerkrachten hierdoor niet bang hoeven zijn dat de leerlingen de kerndoelen niet halen. Doordat de beleving intens is, leren de leerlingen veel in een korte tijd. En zij steken ook veel op van elkaars presentaties. Wel houden de leerkrachten in de gaten of alle domeinen door de jaren heen evenredig aan bod komen.

Herre legt uit dat zij en de leerkrachten van het team het belangrijk vinden dat leerlingen hun eigen interesses volgen. De keuze van de leerling staat voorop, de leerkracht volgt en observeert en bepaalt of een interventie behulpzaam kan zijn. Bij het projectwerk bijvoorbeeld kiezen de leerlingen zelf een onderwerp waarin ze zich willen verdiepen. Soms binnen een klassenthema, soms helemaal open. Er wordt bewust niet gewerkt met vaste schoolthema’s om zowel de flexibiliteit als de mogelijkheden om in te spelen op beleving en actualiteit niet te beperken. Als er iets leeft in de klas moet je dat kunnen oppakken zonder gehinderd te worden door een vooraf vastgesteld thema. Als de leerlingen een onderwerp hebben gekozen worden ze door de leerkracht begeleid bij het formuleren van een leervraag. Een meisje uit groep 3 vertelde me dat ze de leervraag had ‘waarom luisteren pony’s niet?’.  Een vraag gesteld uit werkelijke interesse, dat kan niet anders, maar ze had het antwoord niet gevonden.

In groep 7 loop ik binnen als de leerlingen elkaars projectposters en werkstukken beoordelen. De kritiek die ze hebben is niet mals: ‘dit is niet te lezen!’, roept iemand en ‘dit zijn drie regels, dat kun je nauwelijks een hoofdstuk noemen’. Wat ze uiteindelijk opschrijven is milder geformuleerd: goede informatie en het ziet er mooi uit maar er zitten nog wel een paar spelfouten in. Ook hier valt op de interesse in elkaars werk. Aandachtig lezen en bekijken ze elkaars posters.

Voortdurend zijn de leerkrachten bezig de leerlingen zelf te laten verwoorden hoe het gaat en wat er volgens hen nodig is. Daarop stemmen zij hun werk vervolgens af, ook als ze daarvoor het eigen programma even opzij moet zetten. Een klein maar betekenisvol voorbeeld daarvan zag ik in de kleutergroep. De juf loopt met een aftekenlijstje naar een jongen toe om hem aan te sporen zijn schilderwerk af te maken. Als ze ziet dat hij met zijn de tong uit de mond aan het bouwen is met Clicks bedenkt ze zich en vraagt hem: ‘Ben je druk bezig?’. ‘Ja, heel erg druk,’ zegt de leerling. ‘Zonde als je daar nu mee moet stoppen,’ zegt de leerkracht ‘ga maar lekker verder’.

Het deed me denken aan een tekst van Marcel van Herpen: ‘zegt de ene kleuter tegen de ander; pas op dat je niet betrokken raakt, voor je het weet moeten we weer een fruithapje’.

Dat zal de leerlingen op deze school niet zo snel gebeuren denk ik.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief