Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Je ziet het pas als je er ook echt tegen vecht'

9 februari 2023

Eind januari was het weer zover: de NIVOZ-onderwijsavond. Buiten was het koud, maar binnen in het sfeervolle restaurant van het Verhalenhuis Belvédère op Katendrecht wachtte ons een warme lezing van lector Monique Leygraaf en promovendus Nina Hosseini. Het werd uiteindelijk een solo-voorstelling, want helaas was Nina Hosseini ziek. Renske Valk was er wel bij en schreef dit verslag.

Leygraaf werd ingeleid door NIVOZ-collega Leone de Voogd, die na een korte samenvatting van de eerdere onderwijsavonden van dit schooljaar het jaarthema ‘Kansengelijkheid’ en ‘Social justice’ op een mooie persoonlijke manier verbond. De eigen vraag, die ik nu even vertaal als ‘Op hoeveel heb ik eigenlijk recht in deze wereld en wat staat me te doen?’ werd in muziek omgezet, namelijk met het nummer Schone Handen van Wende Snijders. Wat een veelzeggend nummer (hier te zien en horen).

Toen was het podium aan Monique Leygraaf. Na een kleine lofzang op Rotterdam en Feyenoord, en een korte uitweiding over de iPabo – een kleine onafhankelijke hogeschool – bracht zij ons naar het thema van de avond: kritisch opleidingsonderwijs vanuit het perspectief van social justice.

Leygraaf is lector Kansengelijkheid aan de iPabo. Het lectoraat vraagt aandacht voor de structurele invloed van macht, marginalisatie en ongelijkheid op het (opleidings)onderwijs en wil uitdrukkelijk oog hebben voor het besef dat (opleidings)onderwijs vaak ongewild en onbewust structurele ongelijkheden in stand kan houden, maar deze ook kan bestrijden. En dat laatste wordt beoogd.

Drie benaderingen van kansengelijkheid
Nederland heeft misschien lang gedacht dat het grote vraagstuk van bevoorrechten en achtergestelden voorbij zou trekken aan de deur van ons zo egalitair geachte land. Niets is minder waar. Sinds enkele jaren wordt de discussie over kansenongelijkheid opnieuw gevoerd en neemt in uitdrukkelijkheid toe. Laten we ons tot het onderwijs beperken. De problematiek van gelijke kansen is al ingewikkeld genoeg, en al debatterend spreken we ook vanuit verschillende invalshoeken en denken we in verschillende oplossingsrichtingen. De kernvraag echter ligt op tafel: is ons onderwijs de grote gelijkmaker die het volgens velen van ons zou moeten zijn?

Leygraaf presenteert een – niet zaligmakende, soms wat overlappende maar toch behulpzame – driedeling, waarmee we beter grip krijgen op de verschillende invalshoeken:

Gelijke behandeling

Als je met de bril van gelijke behandeling kijkt, vind je dat er sprake is van gelijke kansen als alle kinderen evenveel aandacht, evenveel middelen en evenveel keuzemogelijkheden krijgen. Dat kinderen hier op verschillende manieren gebruik van (kunnen) maken en dat dat leidt tot verschillende onderwijsuitkomsten, is in deze gedachte een voortvloeisel van verschillen in intelligentie en inzet. Bedreigingen van kansengelijkheid zoekt men daarom vooral in aantasting van de onderwijskwaliteit en ongelijke toegankelijkheid tot goed onderwijs. Hiermee is bijvoorbeeld het lerarentekort of een ongelijke toegankelijkheid van het onderwijs een probleem.

Wil je dat leerlingen allemaal een gelijke kans krijgen, dan moet je leerlingen niet gelijk maar juist ongelijk behandelen

Ongelijk investeren voor gelijke kansen

Wil je dat leerlingen allemaal een gelijke kans krijgen, dan moet je leerlingen niet gelijk maar juist ongelijk behandelen. Immers, leerlingen hebben geen gelijke startpositie als ze zich op school melden. Dat heeft te maken met de thuissituatie, met de talige achtergrond of met andere zaken. Onderwijs moet die verschillen compenseren, het ene kind heeft nu eenmaal meer nodig dan het andere. De investering in ieder kind is dus ongelijk. Criticasters van deze benadering vinden dit deficit-denken: je kijkt naar een kind in termen van tekorten. Meertaligheid bijvoorbeeld is geen tekort maar een meerwaarde, zo vindt men. Waardeer dus liever de verschillen tussen kinderen en de kansen die die verschillen bieden. Maak van een struikelblok een springplank. 

Gelijke en ongelijke behandeling zijn twee benaderingen die van elkaar verschillen, maar ook iets gemeen hebben. In beide benaderingen ga je uit van verschillen tussen leerlingen en van onderwijs dat die verschillen kan verkleinen. Op de een of de andere manier. Wat niet bevraagd wordt is het onderwijs zelf, als systeem. Is het misschien ook niet zo dat ons onderwijssysteem juist ook verschillen kan veroorzaken en vergroten? Bijvoorbeeld door de vroege selectie, door stereotyperingen, door (onbewuste) lage of hoge verwachtingen bij leraren, door lesmateriaal dat veel beter aansluit bij leefwerelden van de gemiddelde witte leerling? Als we onderwijs blijven zien als grote gelijkmaker, maar we niet erkennen dat onderwijs zelf ook ongelijkheid kan creëren en voortzetten, dan is het heel gemakkelijk om de schuld neer te leggen bij die mensen die nadeel ondervinden van het systeem. Dan bieden we mensen die zichzelf in de marge van onze samenleving weten hoogstens de kans om een positieve uitzondering te worden, maar het systeem houden we uit de wind. Met andere woorden, we zetten wel kratjes op elkaar (zie afbeelding), maar het hek laten we staan. Waarom eigenlijk? Kunnen we dat hek niet weghalen?

Social justice perspectief

Dit perspectief zou je kunnen zien als een kritisch antwoord op bovenstaande benaderingen. Kritisch in die zin: het bevraagt de verdeling van macht, machtsverhoudingen en is alert op structuren die ongelijkheid teweegbrengen. Vanuit het social justice perspectief – we houden de Engelse term even aan – betekent werken aan gelijke kansen vooral het werken aan (opleidings)onderwijs en een samenleving op basis van gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. Structuren die die rechtvaardigheid bedreigen en groepen ongelijk bevoordelen moeten we afbouwen en afbreken. Vanuit het social justice perspectief zijn allerhande interventies vanuit gelijke of ongelijke behandeling niet per definitie af te wijzen. Ook in deze benadering is het lerarentekort een groot probleem, en niemand is tegen het stapelen van extra kratjes voor sommige leerlingen of het waarderen van verschillen tussen leerlingen. Echter: zie niet primair de leerlingen als het probleem, maar de muur. Zie niet per definitie meertaligheid als een probleem, maar het feit dat wij binnen ons onderwijs nauwelijks oog hebben voor meertaligheid als kans. Met andere woorden, vecht tegen die muur (en zolang die nog niet is neergehaald, werk natuurlijk vooral aan kansengelijkheid via welke benadering dan ook.)

Het social justice perspectief vraagt van de dominante groepen in de samenleving om kritisch te kijken naar hun plek, naar hun rol en naar hun verantwoordelijkheid in het licht van gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. En om in actie te komen. Zij wij die dominante groepen? Ja, velen van ons – aanwezig op de avond – wel. Leygraaf benoemt zichzelf in ieder geval uitdrukkelijk ook als zodanig, en stelt zich daarmee ook de vraag: wat kan ik doen? Wat moet ik doen? Het is een indringende vraag, gaat niet om niets, het gaat om groepen mensen in ‘mijn samenleving’ die daar niet het comfort van ervaren, maar systematische onderdrukking en trauma. Het is ook een vraag die we niet zomaar kunnen beantwoorden. Maar het is tenminste een begin om met elkaar hierover in gesprek te gaan, om onszelf aan het denken te zetten, om te bedenken hoe we in verzet kunnen komen, hoe we met onze praktijken en ideeën kunnen bijdragen, als opleiders, als leraren en als mens. Wat onze rol is en moet zijn als het gaat om het afbreken van de muur. Leygraaf doet de Cruijffiaanse uitspraak: “Je ziet het pas als je ertegen vecht.”

De achterstelling en bevoordeling die mensen ervaren zijn vaak niet aan een enkele maar aan meerdere kenmerken of factoren toe te wijzen

The master narrative
Een rode draad door de onderzoeksbiografie van Leygraaf is het concept van the master narrative, een term die is geïntroduceerd door de Amerikaanse professor in de Letteren en schrijfster Toni Morrison. The master narrative beschrijft het dominante verhaal van een samenleving, een verhaal dat niemand echt bezit of ontworpen heeft, maar waarnaar vrijwel iedereen zich bewust of onbewust richt. Het verhaal is een onzichtbare onderlegger als het gaat om vragen als: wie waarderen wij? Wat waarderen wij? Wat vinden we raar en wie moeten we minachten? Je zou het de onuitgesproken versie kunnen noemen van ons gemeenschappelijk subjectieve referentiekader, ons waardensysteem. Toni Morrison geeft het een politieke lading: the master narrative is het ideologische script dat door gezagsdragers aan iedereen wordt opgelegd. Het is een verborgen organiserend principe dat mensen een plek toewijst op basis van kleur, van gender, van sociaaleconomische status, en dat op die manier zorgt voor bevoordeling en marginalisering. De achterstelling en bevoordeling die mensen ervaren zijn vaak niet aan een enkele maar aan meerdere kenmerken of factoren toe te wijzen. Ter illustratie toont Monique boeken die dit adresseren: ‘The bluest eye’ van Toni Morisson, ‘Notes of an undocumented citizen’ van José Antonio Vargas (waar de film Documented op is gebaseerd) en ‘Ze hebben mijn vader vermoord’ van Edouard Louis.

Als je het hebt over the master narrative kun je niet heen om ons koloniale verleden. Bij kolonialisme gaat het altijd om de overheersing en vaak inlijving door veelal een westerse staat van andere gebieden en volken. Er is altijd economisch gewin in het spel en er is sprake van ongelijke machtsverhoudingen. Maar dat is lang geleden en dekolonisatie heeft toch al lang plaatsgevonden? Formeel wel, ja. Maar daarmee is niet het diepgewortelde koloniale denken zomaar verdwenen. Het is terug te vinden in boeken, in culturele patronen, in lesmethodes, en in het zelfbeeld van groepen mensen. Het koloniale denken is een belangrijke ‘provider’ geweest van the master narrative. Voor de dominante groep, voor ‘ons’, zijn onbewust Europese witte verhalen de leidende verhalen, die begrijpen we, die waarderen we, die geloven we. Van verhalen en stemmen van elders weten we weinig, er lijkt geen nieuwsgierigheid naar te zijn, we kennen ze niet en we waarderen ze niet.

Counter narratives en social justice in lerarenopleidingen
Er is een wapen tegen het monopolistische Eurocentrische denken: counternarratives. Counter narratives zijn verhalen die minder gehoord worden en die het dominante verhaal doorbreken, andere wendingen geven, die andere perspectieven laten zien. Leygraaf toont een dia met een keur aan kinderboeken waarin dat andere perspectief ingenomen wordt. Bijvoorbeeld het verhaal van een meisje dat al in Amerika woonde maar ineens door Columbus ‘ontdekt’ wordt. Columbus is op de kaft afgebeeld als een soort Shrek. Het zijn deze boeken, en de eerder genoemde uitgaven waarnaar we op zoek kunnen gaan, dat andere verhaal van mensen wiens stem niet zomaar gehoord wordt. Maar hoe word je daarop opmerkzaam gemaakt? Wel, bijvoorbeeld als je in je opleidingsonderwijs aankomende leraren bewust maakt van de problematiek en ze inwijdt in het bestaan van die andere verhalen. Veel lerarenopleidingen zijn nog altijd erg ‘wit’. Counter narratives introduceren in je opleidingsonderwijs doorbreekt de dominantie en versterkt de stemmen uit gemarginaliseerde groepen.

En zo zijn er meer voorbeelden. Bijvoorbeeld van de opleiding die een storytellingsproject is gestart waarbij men studenten laat nadenken over hun wit zijn en hoe dat hun ervaringen en posities heeft beïnvloed. Of de opleiding die studenten een filmpje laat maken over een moment, waarop zij ineens ervoeren dat er verschil gemaakt wordt tussen mensen. Of expliciet aan de orde laten komen hoe je als leraar in opleiding bewust of onbewust betrokken kan zijn bij het in stand houden van de dominante cultuur. Leren met de bril van social justice naar het curriculum te kijken. Het zijn allemaal activiteiten die zogenaamde ‘cognitieve dissonantie’ bij studenten kunnen veroorzaken en dat is dan weer een goede gelegenheid om een begin te maken met bewustwording. Opmerking in de kantlijn: het is een proces dat binnen de dominante groep doorgegaan moet worden, liefst zonder van de gemarginaliseerde groep te vragen nog eens uit te leggen wat zij dan aan achterstelling ervaren. Dat geeft bij hen steeds weer pijn.

Van ’no space’ naar ‘safe space’ naar ‘brave space’
We sluiten de avond af met vragen. Iedereen wil wel wat vragen, korte vragen, langere pleidooien. De aanwezigen wekken de indruk zich te kunnen verbinden met het verhaal van Leygraaf, maar delen tegelijkertijd het gevoel ‘Wat kan ik doen?’ en ‘Zal het ooit lukken?’ Leygraaf heeft tijdens haar lezing bepaald niet onder stoelen of banken gestoken dat zij zichzelf geprivilegieerd voelt, maar ook dat ze tegelijkertijd de verantwoordelijkheid voelt hier voluit mee bezig te zijn, soms tegen de stroom in. Ook op de iPabo. Stel vragen, zegt ze, dat is de eerste stap. Kijk als opleider vervolgens goed naar het curriculum, zet de bril op van social justice, wees ook alert op ‘micro-agressies’, kleine opmerkingen die groot leed kunnen veroorzaken. Die micro-agressie heeft misschien ook een ander effect. Leerlingen die op school zich nooit écht thuis hebben kunnen voelen  – een Syrisch meisje zei onlangs:  ‘Ik leerde al vroeg dat ik mijn Syrische kanten thuis moest laten’ – staan niet in de rij om leraar te worden. Terwijl we grote behoefte hebben aan een veel diverser lerarencorps. Maak dus van een opleidingsomgeving een ‘safe space’ waar iedereen zich thuis voelt. Maak duidelijk dat er altijd gesproken kan worden, dat we elkaar durven aanspreken, maak van de ‘safe space’ ook een ‘brave space’.

Kansengelijkheid is misschien een ongelukkig woord, maar we blijven het maar even gebruiken. Ik zou ook kunnen zeggen: ik strijd voor meer rechtvaardigheid in deze samenleving

Even wordt het moeilijk, namelijk na de vraag: geloof je in kansengelijkheid? En een latere opmerking: er is altijd kansenongelijkheid geweest, het is een onoplosbare tragiek. Leygraaf gaat graag in op deze vraag en wel met een zelfverkozen naïviteit. ‘Ik zie het onrecht en ik verzet me daartegen. Ik wek niet de indruk dat kansenongelijkheid een eenvoudig op te lossen probleem is. Maar ik beschouw ongelijkheid ook als míjn probleem, mij bevindende aan de goede kant van de streep. Kansengelijkheid is misschien een ongelukkig woord, maar we blijven het maar even gebruiken. Ik zou ook kunnen zeggen: ik strijd voor meer rechtvaardigheid in deze samenleving. En ik zoek medestrijders, mensen die niet op hun handen blijven zitten, maar doen wat ze kunnen doen. Ik weet dat het niet makkelijk is. Dat er tegenkrachten zijn, ook in de eigen werkomgeving. Mensen die niet meewillen, die afbreken wat je op wilt bouwen. Maar ik heb mijn eigen verantwoordelijkheid.’

Rondkijkend in de zaal komt die uitgesproken wens en hoop bij velen aan.

Renske Valk is hoofdredacteur van Van12tot18 en medewerker van NIVOZ.

Reacties

1
Login of vul uw e-mailadres in.


Ype Akkerman
1 jaar en 10 maanden geleden

Het Rotterdamse bestuurs- beleidsapparaat is systemisch vijandig jegens iedereen die zich in de praktijk van alledag inzet voor de vorming van de jeugd. Dat is het ergst op Feijenoord en Charlois die met elkaar het grootste achterstandengebied van Nederland vormen en het voorwerp van het NPRZ. Er is sprake van dom beleid wat onder meer tot een gierend lerarentekort geleid heeft. Nodeloos te zeggen dat zo de rechten van kinderen worden geschonden en ze in hun kansen tekort wordt gedaan.

www.pedeng.nl/vuur

www.pedeng.nl/rdom

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief