'Hoe gaat het? Z'n gangetje.' Wat betekent dat, in het leven van de leerling?
14 januari 2018
'Heb je een lieve vader?', vraagt Rob Bekker aan de leerling die terug gaat naar haar vaderland. 'Nee', antwoordt ze. 'Ik zie dat ze in een paar maanden van onrust thuis de kunde heeft verkregen om geen tranen meer te laten lopen bij verdriet', zo observeert Bekker. Hij staat stil, als leraar, als mens en constateert: 'We gaan aan dingen voorbij als we er niet bij stil staan. Waar staat een mens nog stil? Waar staat een leraar stil? Waar is het al stil?'
Z'n gangetje – vatten ex-collega’s die ik op een studiedag ontmoet vragend samen; of misschien zeiden ze het wel over hun eigen werk.
Ik weet nog steeds niet wat het betekent, ‘zijn gangetje’. Op het toetsenbord van mijn leven hapert de spatiebalk nogal eens. Het jaar schiet als een electro-bike door de tijd want ondertussen hebben mijn mentorleerlingen zichzelf aangemeld bij een vervolgopleiding. Een is al aangenomen, een dag later twee, tien hebben hun intakegesprek al gevoerd, ze reizen het lokaal uit om op het ROC te gaan toetsen. Het gemak waarmee ze alles zelf regelen betekent dat het veel meer dan alleen maar zijn gangetje gaat. Je zou er langs heen kijken als je er niet even bij stil gaat staan.
We gaan aan dingen voorbij als we er niet bij stil staan. Waar staat een mens nog stil? Waar staat een leraar stil? Waar is het al stil?
Ik zit op een treinstation op mijn vrije weekdag. Utrecht, onderweg naar Arnhem en verder, voor een wandeling met een vriend die ik in het eerste jaar van de lerarenopleiding leerde kennen. Er zijn weinig mensen op het perron maar het is niet stil. Elk omroepbericht klinkt tweemaal. 'Dames en heren', en dan komt het bericht direct gevolgd door het woord “Herhaling” en dan nog een keer het hele bericht woordelijk hetzelfde. Waarom zou je de eerste keer naar het bericht luisteren? Een nieuw bericht wordt aangekondigd met 'Dames en heren', dan het bericht, dan “Herhaling”, dan weer het bericht. Het lijkt wel of het niet stil mag zijn op het station. Behalve ik is er niemand die naar het bericht luistert. Dat maakt de zender ook niets uit. Die heeft haar werk gedaan, haar best gedaan, haar taak verricht, met de beste bedoelingen.
Zendingsdrang
Bij station Dieren waar ik mijn wandeling zal beginnen niets van deze elektronische zendingsdrang. Hier wordt de rust verstoord door een man die stopt bij het muurtje waarop ik zit om mij te waarschuwen dat ik daar beter mijn fiets niet kan neerzetten want die worden daar vaak in elkaar getrapt –ziet hij als hij van zijn werk naar huis rijdt. Ik antwoord dat de fiets niet van mij is maar zijn vader heeft hem geleerd dat voorkomen beter is dan genezen dus ik moet toch beter mijn fiets daar niet neerzetten. Pas als ik stop met antwoorden weet hij een einde aan zijn woordenstroom te maken en hij eindigt zijn monoloog met nog een keer de herhaling: 'Ik heb van mijn vader geleerd dat genezen beter is dan voorkomen.'
'En zwijgen is goud' – denk ik er bij.
Mijn wandelmaat arriveert per auto. Waar hij die parkeert, komt er een dame aan ons vragen of wij daar onze auto wel durven te parkeren. 'Jazeker wel', antwoord ik 'maar niet waar die van u nu staat want daar trappen ze er geregeld de zijspiegels vanaf.' Terwijl ik begin af te pellen of ik dit soort dingen van mijn vader heb geleerd, of dat ik even ongegeneerd wat voetbalhumor etaleer, gebaart de vrouw naar haar man en die rijdt zijn auto dichtbij die van ‘ons’.
Wat zijn dit voor gesprekken?
Hoe anders is onze walk (Dieren-Posbank-Rheden) and talk (over hoe wij beiden op onze eigen manier groepen mensen coachen). Geregeld weten we niet of en waar we nog op onze route zitten en dat lijkt er ook helemaal niet toe te doen. We lopen aantoonbaar buiten ons plan maar komen toch op een herkenningspunt verderop. Zon, zand en een verkenning van elkaars hoofd. Stap voor stap leeg raken.
Jongeren van A naar B
Wat hebben we medegemaakt, waar waren we bij? Hoe licht zijn woorden geworden? Zijn gangetje, hier in de buurt van de Onzalige Bossen wel. We werken met mensen die van hun plan A naar een plan B willen of kunnen, moeten. Hoe we in en om zo’n groep bewegen. Hoe belangrijk kijken daarbij is. Hoe lang kan je blijven kijken?
Mijn groep bestaat uit jongeren van 15 tot en met 20 jaar. De oudste zorgt al twee jaar voor zichzelf met horten en opstaan, met krampen en stoten, met een lach en oprispende boosheid en een moestuintje dat hij door de week zorgzaam water-druppelt en dat in het weekend verdort. Zijn ouders hebben nooit de vrachtwagen of de boot naar Europa genomen. Hij is de ene keer de koetsier van zijn leven, de andere keer het paard dat de slagen van de zweep te verduren krijgt.
De jonge jongen
De jongste twee zitten onder de knoet bij moeder. De jongen is een genieter van leven. Ik hoor hem schateren als hij ergens de humor van voelt of doorgrondt. Hij leeft binnen de grenzen van halal en blijft buiten die van haram. Hij verkent de ruimte die ik hem laat en houdt het contact open. Wekenlang blijft hij binnen onze pedagogische krijtlijnen en dan drie weken voordat ik een rapportage aan hem en zijn moeder doe, wordt het nodig om hem in te tomen. Hij heeft het lang zelfstandig volgehouden en nu heeft hij mijn begrenzing hard nodig. Hij pakt de taal die ik daarvoor gebruik niet in één keer op, we hebben die te lang niet samen gesproken?
Hij laat zich moeizaam beteugelen dus is dat ook onderwerp van het gesprek wanneer zijn moeder op school is. Wat een lieve vrouw. Ze vraagt hem om alsjeblieft goed te zijn op school, de traan is onderweg –ik hoor hem al. Er klinkt geen verwijt. Ik heb geschetst wat de zoon allemaal goed doet, moeder hoeft haar humeur niet te laten bepalen door de 20% waar het nog beter kan maar niemand verbiedt haar om dit zwaar te voelen. In het lichaam van mijn leerling zie ik dat zijn moeder hem raakt.
De volgende dag zit hij op een andere plaats in de klas. Ik complimenteer hem zachtjes met zijn initiatief. Niks zijn gangetje, wat een stormachtige ontwikkeling. Hij heeft de wens van zijn moeder gehoord, gewogen en op waarde geschat. Even stilstaan, dat is rapportage onder andere. Kijken, naar zichzelf. Die schaterlach komt zo weer terug. Nu is er ook rust bij gekomen. Hoe lang houdt hij na dit gesprek zijn aandacht bij wat belangrijk is? Dit komt goed, dit is goed zo. Hoe die twee bij mij aan tafel zaten, daar ging warmte van uit.
Het jonge meisje
De andere jongste is een meisje. Temperamentvol, zorgzaam, emotioneel, impulsief. Het verdriet van een ander doet ook haar verdriet, heb ik vanaf het begin van het schooljaar gezien. Toen we een aantal weken geleden samen voor het raam stonden, beetje naar niks kijken, kwam ze met haar eigen verdriet. Ze wist niet of ze kon blijven. Haar droom was wonen in Nederland en hier een opleiding doen, gaan werken als schoonheidsspecialiste, maar haar moeder die net zwanger is van haar stiefvader heeft een ander plan. Mijn leerlinge heeft veel strijd met de moeder die haar niet vertrouwt en die haar op alles controleert en die haar veel verbiedt.
Bij de eerste rapportage zei ze recht in het gezicht van haar dochter tegen ons dat het meisje liegt. Bij de tweede rapportage komt enkel stiefvader mee en het lijkt wel of hij met een opdracht van huis is gegaan. De empathie van de eerste ontmoeting is er niet meer. Ik verleg het onderwerp van gesprek na een paar neutrale minuten naar volgend jaar en dus de vervolgopleiding. Is het zinnig om het daar nog over te hebben, daar vanuit school in te investeren als ze toch vertrekt?
Stiefvader gaat niet in op mijn uitnodiging om mij in te lichten over de motivatie om het meisje naar het geboorteland terug te sturen maar dat zal waarschijnlijk pas in 2016 zijn, dus aanmelden op een ROC dat heeft zin. In de weken daarna gaat het te traag met de aanmelding en traag met het invullen van een doorstroomdossier. Er zijn vele verbale conflicten in het lokaal. Ze botst met vier, vijf klasgenoten en dus ook met mij. Ik hoor hoe vinnig ik haar toespreek en zie hoe ze dan gehoorzaamt, maar ik zie ook het vuur in haar ogen voordat ze haar hoofd afdraait. Ik ben bezig uit contact te raken, onbedoeld, maar ik doe het zelf. Ik weet dat dat in het eerste half jaar niet zo was. Ik spreek op een studiedag bij collega’s het voornemen uit om de relatie met de leerling te herstellen, ik wil weer kunnen vragen hoe het met haar gaat en dan kunnen blijven luisteren naar haar verhaal.
Hoe gaat het met jou?
Deze week zat ik met haar aan tafel buiten het lokaal en legde ik haar uit hoe ik naar onze contacten van de jongste weken keek. Dat ik dat anders wou gaan doen, dat ik wel degelijk last had van haar opvliegende gedrag maar dat ik zelf verantwoordelijk blijf voor hoe ik daarmee omga. Hoe gaat het met jou? Het ging niet goed. Ze was blij om op school te zijn, want daar had ze rust. Het goede van de school was mensen van haar leeftijd. Haar moeder had haar telefoon afgepakt en vond het niet goed dat ze een vriendje op school heeft (dat las ik in de ochtend op het te-laat-briefje waarop ik de blanco achterkant had laten beschrijven met een verhaaltje over de aanleiding van haar laatkomen. In de ochtend heb ik intuïtief besloten dat dit de dag was en dat ik niet meer tot morgen ging wachten met een gesprek). Ze heeft een plastic lach op haar gezicht, ze spreekt met een nasale, monotone stem. Ik zie dat ze in een paar maanden van onrust thuis de kunde heeft verkregen om geen tranen meer te laten lopen bij verdriet. Ik interpreteer dat ze de handdoek al in de ring heeft geworpen en vraag concreet naar dat doorstroomdossier dat ik nog niet in mijn mail heb getroffen. Haar moeder heeft gezegd dat dat niet meer hoeft want de retourvlucht zal in september zijn. Ik kijk, ik zwijg hardop, maar ben niet zonder gedachten.
Stiefvader had het over maanden later dan wat moeder nu gezegd heeft. Tegenstrijdige informatie en geen contact daarover met school – daar moet ik mijn leerlinge nu niet mee lastig vallen, dit feit is voor haar nu vervelender dan het voor mij ooit kan worden. Waar ga je dan heen in je geboorteland? Naar haar vader. Heb je een leuke vader? Ik slik bij haar antwoord: nee. Droge ogen. Berusting. Wat ga je doen? Niks, ze kan daar niks doen, daar is niks. Jouw moeder wil dat je gaat, en wat wil jij? Wat is jouw droom? In Nederland blijven, leren, met vrienden. En wat kan jij daar voor doen? Ze weet het niet. Ik kijk, ik luister, geef een volgende vraag. Praat je hier thuis over?
Hoe het gaat, niet zijn gangetje. Niet goed. Maar ze is graag op school. De dag erna is ze ziek. Maar ze is wel ziek op school want ze wil niet thuis zijn. Straks hebben we een week vakantie. Het is opmerkelijk stil om ons heen en in dit gesprek. We zijn verder gekomen samen maar ik weet niet hoe ver en waarheen. Ik zit in het gesprek heel rustig het niet te weten.
Rob H. Bekker is docent Nederlands op de Ithaka, Internationale Schakelklassen in Utrecht, een openbare school voor leerlingen die geen of weinig Nederlands spreken.
Reacties