Het nut van verveling
6 februari 2019
'Ik verveel me.' Het zijn maar een paar woorden, maar ze kunnen ouders opzadelen met angst, irritatie en een schuldgevoel. Als een kind zich verveelt, is het niet gelukt om hem te interesseren of af te leiden. En hoe kan iemand (of het nu een kind is of een volwassene) zich nu vervelen als er nog zoveel gedaan kan en moet worden? En wel nu? Dit artikel is een bewerking van dit Engelstalige artikel uit de New York Times.
Maar verveling is iets om te ondergaan in plaats van snel weg te wuiven. En dat ondergaan hoeft niet als een soort wrede Victoriaanse conditionering, bedoeld om vreselijk te zijn en je harder te maken. Ondanks de les die de meeste jongvolwassenen leren als ze opgroeien (verveling is voor saaie mensen), is verveling nuttig. Het is goed voor je.
Als kinderen dit niet al vroeg leren, staat ze nog een vervelende verrassing te wachten. Want school, laten we eerlijk zijn, kan nogal saai zijn, en het is niet de taak van de leraar om de kinderen zowel te entertainen als te onderwijzen. Het leven is nooit bedoeld als een oneindige stroom van amusement. 'Dat klopt,' zegt een moeder tegen haar dochter in een boek van Maria Semple uit 2012, Waar is Bernadette. 'Je verveelt je. En ik zal je een klein geheimpje verklappen over het leven. Denk je dat het leven nu saai is? Nou, het wordt alleen nog maar saaier. Hoe eerder je leert dat het aan jezelf is om je leven boeiend te maken, hoe meer je daarvan zult profiteren.'
Vroeger accepteerden mensen dat het leven grotendeels saai was. In memoires van het leven voor de 21e eeuw is verveling aan de orde van de dag. Als ze niet aan het luieren waren in de salon, maakten leden van de rijke klasse die niet hoefden te werken lange wandelingen en staarden ze naar bomen. Ze reden wat rond en staarden naar nog meer bomen. Zij die moesten werken hadden het veel zwaarder. Werk in de landbouw en industrie was vaak geestdodend; maar weinig mensen waren op zoek naar vervulling in betaald werk. Kinderen konden zich voorbereiden op zo’n toekomst en ze raakten ook al jong aan dit idee gewend. Soms werden ze alleen gelaten met niet meer dan boekenplanken en boomtakken en wat later nog slechte televisieprogramma’s in de namiddag.
Nog maar een paar decennia geleden, tijdens het verloren tijdperk waarin kinderen nauwelijks opgevoed werden, vonden volwassenen dat een zekere mate van verveling heel goed was. En kinderen leerden hun lege agenda’s te waarderen. In een interview met GQ Magazine zegt Lin-Manuel Miranda dat de middagen waarop hij alleen was zijn inspiratie aanjoegen. 'Omdat er niets beters is om creativiteit aan te wakkeren dan een lege pagina of een lege slaapkamer,' zei hij.
Tegenwoordig wordt het onderwerpen van een kind aan dergelijke inactiviteit gezien als plichtsverzuim. In een veel gelezen verhaal in The Times, 'The Relentlessness of Modern Parenting', citeerde Claire Cain Miller een recente studie waaruit bleek dat ongeacht de klasse, het inkomen of de afkomst, ouders geloofden dat 'kinderen die zich na school vervelen opgegeven moeten worden voor extracurriculaire activiteiten, en dat ouders die druk aan het werk waren daarmee moesten stoppen om met hun kinderen, als die daarom vragen, te tekenen.'
Elk vrij moment moet worden geoptimaliseerd, gemaximaliseerd, naar een doel worden gedreven.
Als kinderen geen helikopterouders hebben, worden ze vandaag de dag aan hun lot overgelaten – of aan hun digitale apparaten, beter gezegd. Ouders die zich voorbereiden op een lange autorit of een vliegtuigreis zijn als legerofficieren die een gecompliceerde landmanoeuvre uitzetten. Welke films worden op de iPad geladen? Moeten we een nieuwe gezinsvriendelijke podcast starten? Is dit een goede tijd om de kinderen Fortnite te laten spelen tot hun hersens op de achterbank smelten? Wat deden ouders in de jaren '70 als kinderen zich verveelden op de terugweg? Niets! Ze lieten ze de benzinedampen inademen, hun broers en zussen martelen, en omdat je ze toen toch nog niet hoefde te dragen, met de kapotte veiligheidsriemen spelen.
Als je toen klaagde dat je je verveelde, vroeg je er echt om: 'Ga naar buiten', zou je te horen hebben gekregen, of erger, 'Maak je kamer schoon.' Was dit leuk? Nee. Was het nuttig? Ja.
Want er gebeuren dingen als je je verveelt. De saaiste banen die ik had, waren ook de creatiefste. Na schooltijd werkte ik in de fabriek van een importbedrijf, waar ik foto’s van lelijke Peruaanse truien op moest plakken. Op mijn handen de klonters van de lijm, net als op de truien, die verkreukelden door diezelfde lijm. Om een of andere reden rook alles naar suikerstroop. Mijn geest had geen andere keuze dan om af te dwalen in een uitgebreid fantasierijk. Als je je verveelt, ontstaan de verhalen. Als ik naar de boodschappen van mensen in de supermarkt aan het kijken was, verzon ik verhalen over de aankopen die mensen deden. De man die om 9 uur ’s avonds een aubergine en een sixpaxck bier kocht: wat was nou de aankoop die hij echt nodig had, en welke de impulsaankoop? Hoe zou het voor mijn voormalige leerkracht uit groep 5 geweest zijn toen ik aan het kijken was hoe ze haar wekelijkse voorraad pindakoekjes kocht?
Als je je eenmaal echt hebt verdiept in de verdovende effecten van verveling, ben je op weg naar ontdekking. Bij de gratie van eentonigheid beginnen kleine verschillen op te vallen, tussen die bomen, die truien. Dit is de reden waarom er zoveel nuttige ideeën onder de douche ontstaan, terwijl je gewoon bezig bent met een alledaagse activiteit. Je laat je gedachten dwalen en volgt ze waar ze naartoe gaan.
Natuurlijk is het niet echt de verveling zelf die belangrijk is; het is wat we ermee doen. Wanneer je je breekpunt bereikt, leert verveling je om constructief te reageren, om iets voor jezelf te laten gebeuren. Maar alleen als we worden geconfronteerd met een gestaag dieet van afstompende verveling, anders leren we het nooit.
Het idee is niet dat je lijdzaam die verveling doorstaat, het idee is dat je leert de verveling te overwinnen. Dit kan op verschillende manieren: je kunt je naar binnen keren en de tijd gebruiken om na te denken. Je zou een boek kunnen pakken. Na kunnen denken over de weg naar een betere baan. Verveling leidt tot fantasieën, maar uiteindelijk tot zelfdiscipline, tot vindingrijkheid.
Het vermogen om met verveling om te gaan houdt, niet verrassend, verband met het vermogen tot focus en zelfregulatie. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen met aandachtsstoornissen snel ten prooi vallen aan verveling. Het is logisch dat een hyperstimulerende wereld, iets wat aanvankelijk fascinerend lijkt te zijn, nu minder fijn aanvoelt; wat ooit misschien best een leuke afleiding was, is nu misschien gewoon saai.
Het is vooral belangrijk dat kinderen zich vervelen - en verveeld blijven - als ze jong zijn. Dat het niet als een "probleem" wordt beschouwd als de door oudere kinderen worden vermeden, maar dat dat iets is waar kinderen zelf mee mogen worstelen.
We zijn ermee gestopt om kinderen dit te leren. In plaats van ze te leren om materiaal op te nemen dat langzamer, saaier en beslist tweedimensionaal is, zoals veel waardevolle informatie, geven scholen toe aan wat ze denken dat kinderen verwachten: plezier. Leraren besteden meer tijd aan het bedenken van manieren om leerlingen te "engageren" door middel van visuals en "interactief leren" (lees: schermen, games), afgestemd op hun Candy Crushed-aandachtsgebieden. Kinderen luisteren niet naar lange lezingen, is het argument, dus het is aan ons om de stof aan te bieden in gemakkelijk te behappen porties.
Maar kinderen leren om om te gaan met verveling in plaats van ze nog meer te willen vermaken, zal hen voorbereiden op een meer realistische toekomst, een die geen valse verwachtingen wekt van wat werk of het leven zelf eigenlijk inhoudt. Op een dag, zelfs in een baan waar ze van houden, moeten onze kinderen misschien een hele dag besteden aan het beantwoorden van de onbeantwoorde e-mail van vrijdag. Misschien moeten ze spreadsheets controleren. Of robots in een enorm webshopmagazijn helpen.
Dit klinkt saai, zou je kunnen concluderen. Het klinkt als werk, en het klinkt als het leven. Misschien moeten we eraan wennen en het in ons voordeel gebruiken. Misschien kunnen we in een onophoudelijke, maximaliserende wereld, wel wat minder opwinding gebruiken.
Pamela Paul, editor bij The New York Times
Reacties